In teken van de tekening

Katrien
Nijs

Toen ik afstudeerde als interieurarchitect mocht ik de Prijs voor Vormgeving van de provincie Limburg in ontvangst nemen. Ik kreeg daarvoor een geldsom die ik moest gebruiken om een nieuw ontwerp te bedenken en uit te voeren dat tentoongesteld zou worden in Z33, het kunstencentrum van Hasselt. Als begeleider mocht ik zelf op zoek gaan naar een peter of meter. Ik koos voor Kaat Tilley als grote fan van haar collecties. Het moment dat ik haar daarvoor opbelde viel middenin de voorbereidingen voor haar show van winter 2000. In ruil voor haar hulp bij mijn project zou ik haar assisteren om de ruimte boven haar shop in Parijs om te toveren tot een showroom à la Kaat Tilley.

Zo trokken we samen een tijdje op en leerde ik haar werk van dichtbij kennen. Door tussen die juweeltjes van schetsboeken te vertoeven ben ik helemaal gefascineerd geraakt door haar tekeningen en schilderijen. Het maakte zo’n grote indruk op mij dat ik mijn interesse voor het tekenkundige aspect in de modewereld nooit meer heb losgelaten. Alle vormen van modetekeningetjes, de kleinste krabbels en meest uitgewerkte illustraties die ik sindsdien op mijn pad tegenkwam heb ik uitgescheurd en sommige na een tijdje ook weer weggegooid. Ik kan mijn honger daarnaar moeilijk bedwingen, ik wil nog meer zien. Ik hoopte een beetje dwaas dat alle ontwerpers zo’n verdoken parels van tekenboeken kunnen voorleggen.

Maar niet iedereen kan dat talent hebben. Zijn modeontwerpers eigenlijk sowieso goede tekenaars en is dat ook wel nodig? Hoe bereiden andere, niet-tekentalenten, zich dan voor op een collectie? Is de tekening ook zo belangrijk in het ontwerpproces? Als er wel een tekening is, wat is dan de exacte functie ervan? Geeft het een beter resultaat als je denkt door middel van een tekening? Is de tekening weg te denken uit het modeontwerpen?

Er zijn in het modewereldje al zoveel artikels gepubliceerd in allerhande boeken en modebladen, maar dit tekenonderwerp is maar zelden aangehaald. Antwoorden op deze vragen die ik mezelf stel staan niet neergeschreven en zijn niet op het internet te vinden. Dat bepaalt ook mijn aanpak van dit onderzoek, ik wil teruggaan naar de meest oorspronkelijke bron: de ontwerper zelf, zo zal mijn informatie niet al geïnterpreteerd zijn door journalisten of recensenten. Iedereen heb ik dezelfde vragen voorgelegd. En als ik dan toch voor de ontwerper zat, wou ik ook wel graag weten waaraan ze écht belang hechten aan hun collectie en aan de job van modeontwerper in het algemeen. Het kan mij helpen om me in mijn ontwerptoekomst op de juiste focus te richten.

De lijst van de geïnterviewden heb ik erg vaak aangepast, het was niet alleen een kwestie van mensen te vinden die bereid waren om mee te werken aan dit onderzoek, maar bovendien was het ook belangrijk om een zo gevarieerd mogelijke groep ontwerpers te betrekken bij dit project. Ik heb gekozen voor de verscheidenheid en getracht om me niet vast te pinnen op lievelingsontwerpers, mensen die ik al ken of waarvan ik al iets over hun tekengewoonten afwist. Alleen zo zou het beeld dat komt bovendrijven, nadat ik alle antwoorden verwerkt heb, een bruikbare basis zijn om conclusies uit te trekken.

Als er iets is dat het maken van deze scriptie mij geleerd heeft is dat modeontwerpers erg moeilijk te benaderen zijn. Ik vond het internet vol met contactadressen en de meest glimmende websites. Maar als ik hen een mailtje stuurde, bleek dat een one way ticket te zijn. Ik had mezelf nochtans voorgenomen om niet teleurgesteld te worden als ik een nee zou terugkrijgen op de vraag of de ontwerper in kwestie aan mijn scriptie wou meewerken. Toch gooide ik na een tijdje mijn armen al juichend in de lucht als ik een nee-mail terugkreeg, het was tenminste een antwoord. Op sommige momenten voelde ik mijzelf een vervelende aandringer, een lichte vorm van stalking kon hier zeker de diagnose zijn. Het modevolkje is overbevraagd en hollend tegen een verschroeiend tempo, daarmee troostte ik mezelf als ik te horen kreeg: “we moeten selectief zijn in interviews”. Dat de wereld van mijn thesis er niet beter op zou worden werd me al snel duidelijk gemaakt. Soms kreeg ik zelfs bewondering voor de telefoniste die 10 keer op rij een andere reden kon bedenken waarom iemand net even weg was en zeker morgen terug zou zijn. Maar heel soms zegt een ontwerper al na een eerste mailtje: “ja, kom maar af”. Het is me 3 keer overkomen. Mijn mailbox liegt toch niet uit medelijden met mij? Zou het echt zo zijn dat hier “ja” staat? Misschien pas ik wel tussen de modemensen, koppig en vastberaden om door te gaan. En af en toe lukt het dan toch. Dankzij 19 ontwerpers heb ik een antwoord op mijn vraag gekregen en begrijp ik er toch iets meer van. Of mijn illusie dat alle modemensen ook tekengoden zouden zijn standgehouden heeft, zal je in mijn scriptie ontdekken.

Een erg opvallend item dat uit de interviews af te leiden was, is dat research zo’n belangrijk onderdeel van het ontwerpproces uitmaakt. Knipsels, tijdschriften, artikels en boeken doen het nog altijd goed als het om zoeken naar informatie gaat, maar dankzij het internet en de digitale fotografie kunnen ontwerpers veel input op alle mogelijke momenten opslaan op een minimale plaats. Er werd mij ook meermaals gezegd dat het leven in het algemeen een inspiratiebron is. Ontwerpers zijn mensen met voelsprieten die voor geen enkele prikkel onaangeroerd blijven, zij vangen op wat er leeft in de maatschappij. Daaruit distilleren zij wat ze willen vertellen met hun werk, vaak zijn dat emotionele beslissingen, wat hun ogen ervan gemaakt hebben. De waarde van een grondig onderzoek, een degelijke voorbereiding, werd vaak onderstreept door de ontwerpers. Zij zouden er de vruchten van plukken tot op de catwalk, tot op de scène.

Wanneer ik de interviews als kalken op elkaar zou leggen kan ik het aandeel van de tekening in de totale ontwerpfase zien doorschemeren. Deze grafische overzichtsoefening werpt een nuchtere calculus blik op de verwerkte informatie. Door middel van deze tekenkundige vereenvoudigde voorstelling tracht ik mijn journalistieke aanpak terug te koppelen in de synthese. Ik baseer mij voor de grafiekjes op geen enkel objectief gegeven, maar op verhalen die men mij vertelde en mijn eigen interpretatie daarvan. Deze taartdiagrammen geven ook geen statistische indeling, ze tonen louter de gemeten intensiteit van de tekenfase binnen de artistieke zoektocht naar een ontwerp en maken mijn vaststellingen duidelijk in één oogopslag.

Ik durf met zekerheid zeggen dat dit onderzoek erg interessante bevindingen inhoudt die voor studenten modeontwerpen en natuurlijk ook voor alle andere geïnteresseerden in de mode een heus tipje van de sluier oplicht.

Veel leesplezier,

Katrien

Download scriptie (9.43 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2011