Renaissance van de sociale woningbouw in de strijd tegen typologische armoede

Emmelien
Van Rooy

Bijna 1 op 5 Gentenaren huurt een sociale woning of zou deze in de toekomst willen huren. Dat vraagt een stijging van minstens 7% van het Gentse sociale woonaanbod. Naast een aanzienlijk onderaanbod, is de kwaliteit van bijna een derde van het huidige sociale woningbestand in Gent ondermaats. Een treffend voorbeeld – en onderwerp van deze masterproef – is de sociale tuinwijk Sint-Bernadette, die heel wat stof deed opwaaien in de media sinds een Pano reportage de woningen in 2018 als ‘schimmelwoningen’ portretteerde. Niet alleen nieuwbouwprojecten, ook grootschalige renovaties en vervangprojecten van het huidige patrimonium staan dus hoog op de stedelijke agenda. Laten we daarbij dan ambiëren om te experimenteren met compacte, geschakelde en gestapelde woonvormen om de eindeloze Vlaamse verlinting aan banden te leggen en te streven naar een duurzame toekomst.

Deze masterproef kadert binnen het transdisciplinair platform de Stadsacademie, verbonden aan Universiteit Gent, en vormt een experiment in de vervangbouw van de Sint-Bernadette tuinwijk, het stedelijke verdichtingsvraagstuk en de tuinwijk van de 21ste-eeuw.

beeld scenario

figuur 1. beeld van een voorgesteld wijkscenario

Typologische armoede

Het huidige onderaanbod aan sociale woningen dwingt kwetsbare kandidaat-huurders richting de private huurmarkt die vaak 40% duurder is. De helft van de private en een kwart van de sociale huurders geeft dan ook aan meer dan 30% van het besteedbaar inkomen aan wonen te besteden. Dat is een erg dure realiteit, zeker gezien de gemiddelde wachttijd tot de toewijzing van een sociale woning in 2019 al 3,6 jaar bedroeg. Voor grote gezinnen kan deze wachttijd nog aanzienlijk oplopen. Dit volgt uit de typologische armoede in het sociale woningbestand, een term die slaat op een weinig divers aanbod aan woningtypes gezien vooral woningen met één of twee slaapkamers ruim in aanbod zijn. Daarbij komen de harde cijfers dat 17% van de kinderen geboren in Gent dakloos, thuisloos of in een kansarme woning opgroeit. Er is dus duidelijk sprake van een wooncrisis in Vlaanderen.

grafieken

figuur 2. grafieken 

Naast het tekort aan woningen, gaf 6% van de Vlaamse sociale huurders in 2018 aan gebrek te hebben aan woonruimte. Sociale huurders wonen dan ook te vaak over- of onderbezet. Wanneer jongvolwassenen het ouderlijk huis verlaten, zouden de ouders in een ideaal scenario doorschuiven naar een kleinere woning die aan de rationele bezettingsnorm van de sociale huisvesting voldoet. In realiteit gebeurt dit vaak niet omdat bewoners gehecht zijn aan de woning, kinderen nog regelmatig verblijven of bewoners de buurt niet willen verlaten. Met uitzondering van onderbezettingsvergoedingen, kent de sociale huisvesting echter nog geen instrumenten om huurders verplicht te laten verhuizen. Iets om over na te denken.

Deze masterproef introduceert hierbij het concept ‘woondichtheid-optimalisatie’, dat streeft naar een vlotte verhuismobiliteit binnen woonwijken en de verbreding van woningtypes binnen het woonaanbod zodat ieder huishouden een geschikte thuis kan vinden. Dan kan er gebouwd worden aan levensloopbestendige wijken, waar plaats is voor gezinswoningen, appartementen, starterswoningen, zorgwoningen tot zelfs tijdelijke verblijfruimtes.

 

Verdichting en de tuinwijk: tegengestelden?

De wooncrisis vormt niet de enige stedelijke uitdaging binnen onze samenleving. De naoorlogse suburbanisatie, waarbij iedere Vlaming koos voor zijn eigen huisje en tuintje, heeft een grote erfenis van versnipperde ruimtelijke structuren nagelaten in Vlaanderen. Wat ooit een woondroom vormde, oefent vandaag een grote druk uit op het milieu. Toch belooft de toekomst duurzamer te worden gezien de Vlaamse beleidsplanning sinds 2014 inzet op een ommekeer. Tegen 2040 mag geen nieuwe open ruimte aangesneden worden en wordt het verdichten van de bestaande bebouwde ruimte op strategische plekken aangemoedigd: intensiever bouwen nabij stedelijke knooppunten of het versterken van onze dorpskernen om zowel een sterke bebouwde ruimte als kwaliteitsvolle groene open ruimtes te realiseren.

Deze masterproef past verdichting toe binnen het tuinwijkmodel. En dat is geen evidentie. Het originele concept van de garden city ontstond eind 19e-eeuw als een leefbare woonoplossing voor de problematische, overbevolkte arbeiderswijken in industriële steden als Londen. Deze ideale combinatie tussen stad en platteland werd vooral gekenmerkt door een wel afgelijnde wijk met gezinswoningen in een groene omgeving. Niet meteen een sterk verdichte woonwijk dus.

In de combinatie van de strijd tegen de typologische armoede en de nood aan verdichting, zoekt deze masterproef naar mogelijke vervangscenario’s voor de Sint-Bernadette tuinwijk. Deze wijk zal na een omstreden besluitvorming volledig gesloopt en vervangen worden door een 21ste-eeuws tuinwijkmodel. Om doordachte wijkscenario’s te ontwerpen, haalde ik inspiratie bij reële ontwerpen waar reeds op zoek gegaan werd naar verdichting of een interessante stapeling/schakeling van woningen. Deze referenties kregen vervolgens een eigen vertaling naar typologieën voor de 21ste-eeuwse tuinwijk binnen nieuw voorgestelde thema’s als ‘de verdiepgebonden woning’ en ‘de individuele middelhoogbouw’. De drie ontworpen wijkscenario’s die uit deze typologische voorstudie volgden, tonen het effect van deze woningtypologieën op de verdichtingsgraad, zowel naar woning- als inwonersaantal, en het aandeel private of publieke buitenruimte binnen de wijk.

scenario

figuur 3. een voorgesteld wijkscenario met toelichting van de verschillende woningtypes

De masterproef als vrije denkruimte

De tuinwijk vormde begin 1900 een experiment in het realiseren van de ideale woonomgeving tussen de stad en het platteland. Dat dit model vandaag nog heruitgevonden kan worden tot een 21ste-eeuwse variant toont de kracht van experimenteren. Vernieuwing komt niet tot stand door binnen de lijntjes te kleuren.

Als studente heb ik daarin het voordeel dat een masterproef een vrije denkruimte vormt die toelaat om verschillende zaken uit te testen zonder de nodige verantwoording aan verschillende opdrachtgevers. Het ideale masterplan voor Sint-Bernadette ligt niet in één bepaald scenario, maar kan ontstaan uit een combinatie van de verschillende thema’s. Ze bieden stof tot discussie met diverse stedelijke en sociale actoren en participatie van huidige of toekomstige buurtbewoners. In het ontwerp van een wijk komen dan ook veel factoren samen. Een vrije denkruimte laat daarbij toe om te focussen op één aspect van het grotere verhaal om het daarna te combineren met andere studies.

De wooncrisis die zich in de sociale huisvesting stelt, daagt ook uit om verder te denken dan wat vandaag vanzelfsprekend is. Om andere typologieën dan de grondgebonden woning te ontwerpen en verdichte woonvormen in praktijk te brengen. Dan is het belangrijk om buiten de lijntjes te durven kleuren. Of zoals onze universiteit het zelf steeds aanmoedigt: durven denken.

Download scriptie (184.48 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
prof. dr. ir. arch. Luce Beeckmans, prof. ir.-arch. Peter Vanden Abeele