Plea bargaining in het Belgische strafprocesrecht

Wouter
Maes

Plea bargaining in het Belgische strafprocesrecht

Strafprocedures kosten tijd en geld. Bovendien neemt het aantal strafprocedures ieder jaar toe. Nochtans blijven de middelen van het Openbaar Ministerie en de strafgerechten bijna onaangetast. Sterker nog, de laatste jaren moet de overheid en dus ook justitie besparen. Het gevolg hiervan is onoverkomelijk: een steeds toenemende gerechtelijke achterstand en een langere wachttijd voor de partijen omtrent de uitkomst van het proces. Dit heikele pijnpunt binnen het strafrechtelijke apparaat was alom bekend. Bijgevolg heeft de minister van Justitie Geens ingegrepen door een nieuw concept van de voorafgaande erkenning van schuld te integreren in ons strafprocesrecht.

 

De ontvangst van plea bargaining in het continentaal-Europese recht

De voorafgaande erkenning van schuld vertoont veel gelijkenissen met plea bargaining uit het common law. Van Dale omschrijft plea bargaining als “het bepleiten van strafvermindering in ruil voor een schuldbekentenis of guilty plea”. Hoewel aanvankelijk inherent aan strafprocedures met een adversair karakter, is er toch een tendens waar te nemen waarbij ook landen met (overwegend) inquisitoire strafprocedures, waaronder België en Frankrijk, plea bargaining opnemen in hun strafprocesrecht. Het element adversair doelt op de voet van gelijkheid tussen beide partijen en de relatief passieve rol omtrent de waarheidsvinding die aan de strafrechter is toebedeeld. Het inquisitoire karakter kenmerkt zich dan weer door een strafrechter die zich actief bezig houdt met het achterhalen van de waarheid en een Openbaar Ministerie dat namens de gemeenschap optreedt in strafzaken. Frankrijk diende met haar comparution sur reconnaissance préalable de culpabilité (CRPC) als bron van inspiratie voor de Belgische wetgever. Voor België trad op 29 februari 2016 het nieuwe artikel 216 van het Wetboek van strafvordering in werking. De ratio legis achter deze invoering is dezelfde voor nagenoeg alle landen die gebruik maken van plea bargaining, namelijk de werklast van de strafgerechten aanzienlijk verminderen en als dusdanig de efficiëntie verhogen.

 

Plea bargaining bekeken vanuit een proceseconomisch perspectief

De bakermat van plea bargaining is ongetwijfeld het adversaire Angelsaksische recht en in concreto Engeland en Wales. Onderzoek toont aan dat een klassiek strafproces gemiddeld 18 uur in beslag neemt, terwijl een vereenvoudigde afhandeling door middel van een guilty plea slechts 1.5 uur duurt. Daarnaast worden, afhankelijk van het soort misdrijf waarvoor de verdachte of beklaagde terechtstaat, tussen de 75-90% van de strafzaken afgehandeld bij wijze van guilty plea. Of zoals een Britse hoofdinspecteur het stelt:

“This may sound very shocking, but what’s more use to society: me tied down for a couple of weeks getting him a couple of months more on his sentence, or the whole thing over in a day, a happy informant, me out catching thieves and perhaps a string of arrests in the future”.

Uiteraard kan men de terechte opmerking maken dat plea bargaining al zodanig lang uitmaakt van dergelijke adversaire strafbestellen en met andere woorden geïntegreerd is binnen deze strafrechtstelsels. Hoe zien de empirische gegevens eruit voor strafbestellen die, zoals continentaal-Europese landen, voornamelijk een inquisitoir strafbestel hebben? Wel, zoals eerder aangehaald, heeft Frankrijk in 2003 de comparution sur reconnaissance préalable de culpibalité ingevoerd. Overdonderende resultaten zoals in Engeland en Wales behaalt Frankrijk niet. Toch mag de impact van de procedure geenszins onderschat worden. Zoals de grafiek weergeeft, werd de afgelopen 12 jaar gemiddeld 11% van het aantal effectieve vervolgingen door het parket, afgehandeld door middel van een CRPC-toepassing.

Afbeelding verwijderd.

Zo vormt de CRPC een maatregel met een geringe positieve impact op de werklast van het strafrechtelijk apparaat in Frankrijk.

 

De voorafgaande erkenning van schuld (VES) in België: enkele bevindingen.

Na Frankrijk en Engeland en Wales, rest mij enkel nog de gloednieuwe VES-procedure in het Belgisch strafprocesrecht toe te lichten. Potpourri II verrijkte het Belgisch strafprocesrecht met een nieuwe strafvervolgingswijze. Concreet houdt de VES-procedure in dat het Openbaar Ministerie wanneer het wanneer het van oordeel is dat de VES-toepassing wenselijk is én wanneer het meent dat het niet meer zou moeten vorderen dan een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar als hoofdstraf, een voorstel kan formuleren omtrent de straf(fen) in ruil voor een guilty plea of schuldbekentenis. Bovendien zijn enkele categorieën van specifieke misdrijven uitgesloten van de VES-toepassing opdat deze niet onttrokken worden aan de volledige beoordeling van de strafrechter. De verdachte of beklaagde kan na overleg met zijn of haar advocaat dit voorstel aanvaarden of weigeren, maar niet wijzigen. De VES-toepassing in hoofde van het Openbaar Ministerie is facultatief en eveneens de eventuele strafvermindering. Toch zal de strafvermindering vaak al gelegen zijn in feit dat het Openbaar Ministerie beslist om over te gaan tot de VES-toepassing.

Opvallend is de toch wel ruime rol die onder de VES-procedure wordt toebedeeld aan het Openbaar Ministerie in verhouding tot het klassieke procesverloop. De strafrechter manifesteert zich pas in het tweede luik van de VES-procedure, meer bepaald na de ondertekening van het akkoord tussen de verdachte of beklaagde en het Openbaar Ministerie. De strafrechter zal ter zitting de betrokken partijen horen en eveneens een lijst van wettelijk opgelegde voorwaarden nagaan. Binnen dit takenpakket valt onder andere het nagaan of de overeenkomst vrijwillig werd afgesloten, de accuraatheid van de verklaring, de proportionaliteit van de overeengekomen straffen in het licht van de feiten, en andere voorwaarden uit artikel 216 Sv. Uiteindelijk beslist de strafrechter of hij de overeenkomst bekrachtigt of weigert. In het tweede geval herneemt het klassieke verloop.

 

Besluit

De administratieve werklast moet verlagen en de duurtijd van strafprocedures moet verkorten. In het Verenigd Koninkrijk heeft het nut van plea bargaining zich bewezen door de administratieve werklast van de rechtbanken aanzienlijk terug te schroeven. Ook in Frankrijk zijn de resultaten relatief positief. Voor België zijn momenteel geen gegevens bekend. Naar mijn mening zullen de resultaten in lijn liggen met deze van Frankrijk. Twee vragen die we ons moeten stellen zijn: Is plea bargaining nodig in België? Absoluut, want de rechtbanken en hoven roepen voor remedies tegen de overtollige administratieve werklast en de lange kostelijke procedures. Zeker en vast nu Justitie moet besparen. In dat opzicht is plea bargaining een broodnodige, al dan niet tijdelijke, procedure. De volgende vraag die we ons moeten stellen is: past plea bargaining wel in het Belgisch strafprocesrecht? Ik ben eerder geneigd om neen te zeggen. Voor beperkte en voor bepaalde zaken zou plea bargaining kunnen. Waarschijnlijk is dit net het pijnpunt; als plea bargaining niet voor complexe zaken, maar louter voor eenvoudige strafzaken wordt toegepast, achterhaalt het haar doel. Complexe zaken behoeven een volwaardig proces, maar nemen ook het merendeel van de tijd in.

Wouter Maes

Download scriptie (245.23 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Hasselt
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. Dr. FRANK VERBRUGGEN