Functionele voeding: stand van zaken en ethische implicaties

Bart
Wolput

GEZONDHEIDSBEVORDERENDE VOEDING EN DE WERELD VAN DE PSEUDOWETENSCHAP

Onderzoek naar gezondheidsbevorderende voeding gebeurt zeer vaak vanuit een productgedreven wetenschap. Je zoekt voor een product een passend probleem, waarna allerhande gezondheidsbeweringen de consument doet dromen van het eeuwige gezonde leven.
Wat last van hart- en vaatziekten? Reduceer het risico met het nieuwste cholesterolverlagende levensmiddel. Vaak ziek en lage weerstand? Neem een voorraad aan micro-organismen tot u en je zal niet snel meer ziek worden. Dichterbij een waarachtig ambrozijn komen is gewoonweg onmogelijk. Het gezonde leven piept om de hoek en dat speciaal voor u, de consument. Want wij, de producenten van gezondheidsbevorderende voeding, zijn bezorgd om uw gezondheid. Althans deze indruk krijgt de consument wanneer je de reclame op TV moet geloven. De gezondheidshype bij de consument is sterk in opmars en dit gaat de voedingsindustrie niet onopgemerkt voorbij. Van probiotica naar voeding verrijkt met plantensterolen tot vitaminedrankjes en gezonde vetzuren, deze producten zijn niet meer weg te denken uit de winkelrekken.
Europese regulatie
De kritische consument zal zich afvragen of de talrijke gezondheidsbeweringen enige grond van waarheid bevatten en het niet meer dan onbewezen verkoopspraatjes zijn. Het Europese parlement gaf het goede voorbeeld en na jaren van overleg kwam eind 2006 een Europese wet tot stand, die de gezondheidsbeweringen pas na grondige controle door het Europese Voedselveiligheid Agentschap (EFSA) zal toelaten. Beweringen gebruikt bij de promotie van levensmiddelen moeten eerst de commissie passeren met bevestigende wetenschappelijke artikels, vooraleer de producenten deze claims mogen gebruiken.
Uit evaluatie van drie grote groepen gezondheidsbevorderende voeding, namelijk probiotica, gevitaminiseerde voeding en cholesterolverlagende plantensterolen wordt duidelijk dat de beperking van gezondheidsbeweringen zeer dringend nodig is. Op het einde van augustus 2008 werd dit bevestigd doordat het EFSA zeven van de acht eerste claims onbewezen achtte. Wat zal er onder het topje van de ijsberg zitten?
Optimale darmflora en probiotica
Bij de geboorte komt de steriele baby in contact met de microbieel beladen lichaamsvochten van de moeder. Deze bacteriën koloniseren de darm van het kind en stimuleren de ontwikkeling van zijn immuunsysteem, waarna de samenstelling van de darmflora stabiel blijft vanaf de leeftijd van 2 jaar tot op hoge leeftijd. Enkel bij zeer oude mensen, bij ernstige darmziekten of na het innemen van antibiotica kan de darmflora relevant in samenstelling veranderen. Daarom is het vreemd om vast te stellen dat de probiotica-industrie alles in het werk stelt om micro-organismen aan de gezonde man te brengen. Daarnaast zijn de eigenschappen van probiotica sterk stamafhankelijk, maar onderzoeken zijn nooit stamvergelijkend.
Meer en meer wordt duidelijk dat het inbrengen van lichaamsvreemde micro-organismen enkel het immuunsysteem gerelateerd aan de darm in een stress situatie brengt. Zo is er nog geen enkel onderzoek gebeurd, althans niet gepubliceerd, dat aantoont dat een inname van de huidige probioticastammen zou leiden tot minder ziek zijn bij gezonde consumenten. Men concentreert zich telkens op kortstondige proeven, waar een overdosis aan darmpathogenen worden toegediend of bepaalde biomerkers gebruikt, die niet noodzakelijk gecorreleerd zijn aan de ziekten. Laat staan dat men zou weten op welke ziekten de consumenten nu minder kans hebben op doorbreken.
Cholesterol, phytosterol en hart-en vaatziekten
Ook cholesterol is een goed gerichte marketingstunt, waar mensen vergeten dat 70 tot 85 procent van de bloedcholesterol wordt geproduceerd door de lever zelf. Er is geen enkel bewijs dat voedingscholesterol de kans op hart- en vaatziekten zou verhogen. Toch ontwikkelde de voedingsindustrie derivaten van phytosterolen, zodat dit ouderwets cholesterolverlagend plantenextract geïmplementeerd zou kunnen worden in levensmiddelen. Phytosterolen zijn plantensterolen, die structureel gelijkaardig zijn aan cholesterol en gaan hierdoor concurreren voor de opname door de darm. De cholesterolhypothese blijft echter een veronderstelling en de laatste nieuwe tendensen wijzen cholesterol eerder aan als een gevolg dan een oorzakelijke factor van hart- en vaatziekten. De oorzaak van hart- en ziekten is meer waarschijnlijk het chronisch worden van kleine ontstekingen en bijgevolg een overdreven reactie van het natuurlijke ontstekingsmechanisme. Deze overreactie, gecoördineerd door de macrofagen, beschadigen de cellen rond een lokale ontsteking, waarna signaalmoleculen de productie van de bouwstof cholesterol verhoogt om het geheel te herstellen.
De huidige cholesterolhypothese is dan ook gebaseerd op de vaststelling dat het medicijnstatine de bloedcholesterol verlaagt en de mortaliteit op hart- en vaatziekten bij mannen van middelbare leeftijd doet dalen met plus minus 20%. Deze statines hebben echter verschillende effecten naast de rechtstreekse remming van de cholesterolproductie. Zo zijn ze ontstekingsremmend en stabiliseren de chronische ontstekingen, die leiden tot hart- en vaatziekten.
Bij phytosterolen zijn zelfs sterke ontstekingsbevorderende effecten vastgesteld bij mensen met phytosterolemia, patiënten die deze stof overvloedig opnemen door de darm en allen op jonge leeftijd aan hart- en vaatziekten lijden. De vraag is in hoeverre een overdosis aan deze plantensterolen effectief gaan helpen in het voorkomen van hart- en vaatziekten. Geen enkele studie wijst immers aan dat plantensterolen de kans op hart- en vaatziekten verminderen. Integendeel, ze lijken eerder een nieuwe risicofactor te zijn.
Toekomst gezondheidsbevorderende voeding
De meeste gezondheidsbeweringen over voeding zullen het moeilijk hebben om de commissie heelhuids te doorstaan en dit zal bedrijven verplichten om zich te baseren op en te investeren in meer kwalitatief onderzoek. Het is echter een tweesnijdend zwaard en gezondheidsbevorderende voeding zal duurder worden, doordat ontwikkelingskosten de hoogte in gaan. Voornamelijk de gezondheidsbevorderende zuivelindustrie komt sterk onder druk te staan en banen zullen op korte termijn verloren gaan. Op lange termijn de ethische code tegen oplichting respecterend, was dit onvermijdelijk en de tijd van het Wilde Westen van de gezondheidsclaims kan nu definitief naar de geschiedenisboeken verwezen worden. Meer langetermijn-onderzoek, meer subgroepen met een verschillend metabolisme, betere biomerkers en karakterisatie van levensmiddelen zijn essentieel om te komen tot een mature gezondheidsbevorderende voedingsindustrie.
De wakkere consument mag daarnaast het totaalbeeld nooit uit het oog verliezen. Een leven vol stress, gebrek aan beweging en eenzijdige overconsumptie valt niet te compenseren met mirakelmiddeltjes. Ze trachten enkel de gevolgen te beperken en zo wordt het volledige beeld gemist van de eigenlijke oorzaak van wat men tracht te compenseren.