Defensie in het defensief - Kwalitatieve en kwantitatieve analyse van het verouderingsbeleid van Defensie

Kevin
Huysentruyt

Het zal niemand ontgaan zijn dat tijdens het laatste decennium de veroudering van de bevolking het discussiepunt bij uitstek geworden is in tal van economische, sociale of politieke debatten. Geen enkel ander thema heeft het internationale forum, het economische beleid van regeringen en de discussies in de huiskamer zo getekend als het verouderingsdebat. Ook binnen de Belgische Defensie stak het thema steevast de kop op. Op vandaag meent de Krijgsmacht dat ze met een overschot aan oudere militairen worstelt en wil daarom het Gemengde Loopbaan Concept (GLC) invoeren. Dit nieuwe loopbaansysteem (GLC) moet toelaten om militairen nog voor de pensioenleeftijd uit hun militaire loopbaan te zetten. Met deze “defensieve” maatregel wil Defensie het aantal oudere militairen drastisch verminderen en tegen 2025 de vooropgestelde “ideale” personeelsstructuur bereiken. Of deze “ouderenvrees” terecht is en of het GLC aan de verzuchtingen van Defensie tegemoet kan komen blijft echter de vraag. Anders gezegd: Is het relatief aantal oudere militairen daadwerkelijk problematisch voor de operationaliteit (goede werking) van Defensie en kan het GLC de werking van Defensie verbeteren door ouderen vervroegd te laten afvloeien?
 
Laten we eerst kijken of ouderen weldegelijk een belemmering zijn voor de goede werking van Defensie. Het bestuderen van het bestaand wetenschappelijk onderzoek i.v.m. veroudering leert ons dat de stelling “militairen moeten jong zijn om de operationaliteit van Defensie te kunnen garanderen”, die Defensie verdedigt, op losse schroeven staat.
Ten eerste is de idee dat militaire taken steeds samenvallen met zware fysieke belasting in het licht van de huidige technologisering van moderne militaire technieken (modernere apparatuur) en de veranderende aard van militaire operaties (minder fysiek uitputtend) kortzichtig. Het blijkt namelijk, dat bij toekomstige militaire operaties, het fysieke aspect aan belang zal inboeten. Hoe belangrijk fysieke paraatheid, al dan niet voor een beperkt aantal militairen, in de toekomst zal worden, moet eerst verder onderzocht worden. Zonder bijkomend wetenschappelijk onderzoek dreigt elke beslissing inzake herstructurering van het personeelsbestand in functie van veroudering dreigt dan ook gebaseerd te zijn op overhaaste conclusies.
Ten tweede gaat Defensie er ten onrechte vanuit dat fysieke paraatheid per definitie met jonge leeftijd samenvalt. Dit blijkt in schril contrast te staan met de wetenschappelijke bevindingen over arbeidsprestaties bij oudere werknemers. Enkel in specifieke beroepen, zoals bij zwaar fysieke taken en bij specifieke personen zou leeftijd een significante invloed hebben op arbeidsprestaties. Het is mogelijk dat een beperkt aantal specifieke militaire taken onder deze categorie van “zware fysieke beroepen” valt, maar dan nog moet steeds rekening gehouden worden met de individuele capaciteiten van ouderen. De uitspraak “ouderen zijn minder in staat militaire taken uit te voeren” is op zijn minst onvoorzichtig te noemen. Veeleer kan men stellen: om militaire taken uit te voeren, hoeft men niet noodzakelijk jong te zijn.
Aangezien men bij de redenering die aan de basis van het GLC ligt heel wat kanttekeningen kan maken, moet men de drijfveren achter het project ook durven in vraag stellen. Immers, een verjonging van het personeelsbestand, wat het GLC beoogt, omwille van puur fysieke redenen, zal niet noodzakelijk bijdragen tot een verhoogde operationaliteit.
 
Om te onderzoeken wat de impact van het GLC zal zijn op de personeelsstructuur en de werking van defensie werd een wiskundig demografisch model van Defensie opgesteld. Hierbij werd gebruik gemaakt van het personeelsverloop van vandaag om de personeelsevolutie in de toekomst te voorspellen. Met het model kan de evolutie van het personeelsaantal binnen Defensie, zowel met als zonder invoering het GLC geanalyseerd worden. De analyse van het model leert ons hierbij dat de legerleiding de ingrijpende veranderingen waar de Krijgsmacht voor staat onderschat en met haar GLC aan het doel voorbijschiet: de voorgestelde maatregelen bieden een oplossing voor een verkeerd probleem.
Eerst en vooral toont de analyse van de output van het model aan dat met het behouden van het huidige loopbaansysteem de leeftijdsverhouding vanzelf “gezonder” wordt. Een gedeelte van het aantal oudere militairen zal tijdens de komende jaren namelijk vanzelf wegsmelten. Omgekeerd zal ook het aantal jongere militairen tegen het jaar 2025 toenemen. De leeftijdsverhouding evolueert dus vanzelf in de goede richting. Deze “natuurlijke evolutie” leidt echter nog niet tot een personeelsstructuur die door de legerleiding als “ideaal” bestempeld wordt.
Wanneer we vervolgens de impact van de invoering van het GLC bekijken zien we dat Defensie slechts een 500-tal jonge militairen méér bevat dan met het huidige loopbaansysteem zou bereikt worden. We kunnen m.a.w. stellen dat het GLC niet nodig/wenselijk is om de leeftijdpiramide gezond te maken. De verbetering van de leeftijdsstructuur die het GLC teweegbrengt is namelijk verwaarloosbaar in vergelijking met de “natuurlijke” evolutie.
Een tweede probleem dat tijdens de analyse aan het licht komt, is dat vooral de natuurlijke personeelsdaling Defensie in de komende decennia parten zal spelen. Het is zo dat naast de evolutie van de leeftijdsstructuur ook het aantal personeelsleden binnen Defensie drastisch wijzigt doordat een grote groep militairen in een beperkte periode met pensioen zal gaan. Door deze massale uitstroom dreigt een personeelsdaling van maar liefst 29% tegen 2025. Of zo’ n sterk ingekrompen Krijgsmacht de operationaliteit kan garanderen blijft echter de vraag. De legerleiding stelt dus de verkeerde diagnose. Defensie wil vooral de leeftijdsstructuur (te veel ouderen) aanpakken, maar verliest het personeelsaantal (te weinig personeel) uit het oog. Niet de hoge leeftijd van een groep militairen is het probleem, maar wel de grootte van die groep oudere militairen. Het gelijktijdige vertrek van deze groep zal Defensie op haar grondvesten laten daveren.
Wanneer we vervolgens de situatie na de invoering van het GLC bekijken, blijkt dat de herstructurering de toestand eigenlijk alleen maar erger maakt: de directe invoering van het GLC zorgt ervoor dat het totale personeelsbestand zelfs nog 1000 manschappen minder telt in 2025 dan met het huidige loopbaansysteem! Defensie onderschat blijkbaar niet alleen het probleem, ze stelt bovendien ook nog eens de foute remedie voor. De vraag kan gesteld worden of Defensie niet moet overwegen om de pensioenleeftijd te verhogen in plaats van de militaire loopbanen nog in te korten. Een verlenging van de militaire loopbanen zou er voor kunnen zorgen dat er minder rekruteringen nodig zijn om hetzelfde personeelsaantal te behouden. Verder onderzoek moet uitwijzen hoe het personeelsaantal op peil gehouden kan worden.
 
Alles op een rijtje gezet blijkt dat Defensie momenteel weldegelijk met een verouderingsprobleem kampt, niet de personeelsleden zijn echter te oud, maar de oudere werknemers zijn te talrijk. Wanneer deze groep op natuurlijke wijze de organisatie verlaat, zal Defensie niet in staat zijn deze uitstroom op te vangen met rekrutering. Defensie kampt dus niet zozeer met een verouderingsprobleem maar eerder met een “verjongingsprobleem”. Het is niet zo dat Defensie in de toekomst met een teveel aan oudere militairen zal kampen, maar veeleer dat de organisatie er niet in zal slagen voldoende jongeren aan te trekken om zijn personeelsbestand op peil te houden.

Download scriptie (1.69 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2007