Over mannen die kinderen baren en vrouwen die kinderen verwekken

Eline
Souffriau

Afstammingsrechtelijke gevolgen van de juridische geslachtsverandering in rechtsvergelijkend perspectief

 

Over mannen die kinderen baren en vrouwen die kinderen verwekken

 

Vandaag de dag zijn transgenders een “hot topic”. Bijna dagelijks worden we in de media geconfronteerd met een vernieuwende kijk op gender in de maatschappij. Dat transgender personen in onze samenleving meer en meer worden aanvaard, dat weet iedereen. Of deze groeiende sociale goedkeuring op wetgevend vlak wordt doorgetrokken, dat is een andere vraag…

 

In de Kamer en de Senaat werd in 2007 een wet goedgekeurd die voor het eerst in ons land een wettelijke basis creëert voor de juridische geslachtsverandering van de transgender. Sindsdien heeft de persoon die de voortdurende en onomkeerbare innerlijke overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan datgene wat vermeld is in zijn of haar geboorteakte de mogelijkheid om aangifte te doen van deze overtuiging bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.

 

Dat de maatschappelijke schreeuw om gendergelijkheid met deze wetswijziging van de baan zou zijn, was evenwel iets te kort door de bocht. De erkenning van de juridische geslachtsverandering vormt immers niet het einde van de ongelijkheid die transgenders dagelijks ervaren. Een juridische geslachtsverandering is geen op zichzelf staand feit, maar brengt daarentegen een brede waaier aan rechtsgevolgen met zich mee. Zodra een transgender zich in overeenstemming met zijn of haar ‘nieuwe rol’ integreert in de samenleving en socio-affectieve relaties aangaat met anderen, is het voor de betrokkene van belang te weten welke draagwijdte de juridische geslachtsverandering in het dagelijkse leven heeft.

 

Eén van die rechtsgevolgen heeft betrekking op het afstammingsrecht. Weet u hoe de afstamming van personen die al een lichamelijke en juridische geslachtsverandering hebben ondergaan juridisch precies wordt gekwalificeerd?

 

Deze specifieke problematiek kadert binnen een maatschappelijke opvatting over afstamming en ouderschap. In België is het thema van ouderschap van transgenders heel precair. De gedachte aan mannen die kinderen baren en vrouwen die kinderen verwekken, doet in onze huidige maatschappij nog heel wat stof opwaaien. “Een transgender met een kinderwens”, hoewel dit voor velen een ver-van-mijn-bed-show is, blijkt het toch een veelvoorkomende realiteit te zijn. Het waarmaken van dit verlangen wordt evenwel bemoeilijkt door een wettelijke regeling die met haken en ogen aan elkaar hangt. Het Belgische recht wordt gekenmerkt door een afstammingsregeling voor transgenders die kant noch wal raakt.

 

Op vandaag heeft een juridische geslachtsverandering geen gevolgen voor de bestaande afstammingsbanden tussen de transgender en zijn of haar kinderen. Dit betekent dat een transman (of vrouw-naar-man-transgender) juridisch moeder of meemoeder kan zijn van zijn kinderen en een transvrouw (of man-naar-vrouw-transgender) juridisch vader. Het juridische knelpunt bestaat er echter in dat vanaf het opmaken van een akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht er voor de transvrouw een verbodsbepaling lijkt te bestaan. De wet schijnt de vestiging van de vaderlijke afstamming uit te sluiten ten aanzien van de transvrouw, vanaf het ogenblik dat de akte houdende de vermelding van het nieuwe geslacht is opgesteld. Voor de transman daarentegen bestaat een gelijkaardige bepaling niet. Na de juridische geslachtsverandering zou overeenkomstig de wet in overeenstemming met het nieuwe geslacht moeten worden gehandeld.

 

Een diepgaande analyse van de wettekst, de ratio van de wetgever, rechtsleer en rechtspraak hebben uitgewezen dat de Belgische specifieke afstammingsregeling voor transgenders allesbehalve duidelijk is. Noch de letterlijke tekst van de wet, noch de parlementaire voorbereiding, noch de gepubliceerde rechtsleer bieden volledige duidelijkheid over de interpretatie van de specifieke afstammingsbepaling voor transgenders. De vraag is zelfs of de wetgever de gevolgen van de regeling indachtig was. Niet alleen is de specifieke afstammingsbepaling voor transgenders onduidelijk en inconsistent, daarenboven worden verschillende grond- en mensenrechten mogelijks met de voeten getreden.

Er is nog meer, de regering is voornemens om de medische voorwaarden tot juridische geslachtsverandering af te schaffen. Indien de sterilisatievoorwaarde verdwijnt, moet er worden nagedacht over de gevolgen van deze verdwijning voor het afstammingsrecht. Het wordt dan immers mogelijk dat een transman een kind baart en een transvrouw een kind verwekt. Met de afschaffing van de medische voorwaarden tot juridische geslachtsverandering in het verschiet, is het dan ook broodnodig dat de wetgever actie onderneemt. De huidige specifieke afstammingsbepaling voor transgenders komt al niet tegemoet aan de kunstmatige voortplantingsmogelijkheden die op heden bestaan. Laat staan dat de wet een antwoord zal kunnen bieden op de nieuwe afstammingsvraagstukken die als gevolg van de afschaffing van de sterilisatievoorwaarde zullen ontstaan.

 

Om de Belgische wetgever tot een toekomstig wetgevend optreden te stimuleren, kan inspiratie worden gezocht in andere rechtsstelsels. Via een reis door de afstammingsrechtelijke systemen van Nederland, Zweden, Denemarken, Duitsland en Japan kunnen verschillende voorstellen tot invoering van een nieuw specifiek afstammingsrecht voor transgenders worden geformuleerd. Zowel een verwijzing naar het oorspronkelijk geslacht, naar het nieuwe geslacht, naar zowel het nieuwe als het oude geslacht, als een geslachtsneutrale verwijzing behoren tot de mogelijkheden.

 

De meningen over de ‘perfecte’ oplossing zullen evenwel altijd verschillen. Het verplicht opleggen van een registratie als moeder, meemoeder of vader lijkt mij dan ook geen geschikt alternatief. In tegenstelling tot een regeling waarbij de afstamming wordt vastgeknoopt aan de concepten van het vader-, moeder- en recent ook meemoederschap, pleit ik voor een genderneutraal afstammingsrecht in de vorm van ‘het ouderschap’. Het geslacht vormde oorspronkelijk een zeer standvastig element bij de identificatie van de persoon. Op vandaag brokkelt die status definiërende rol meer en meer af. Het voorbeeld van het ouderschap van transgenders stelt de huidige wetgeving in vraag. Onze ideeën over het recht, gender en ouderschap blijken niet meer zo standvastig te zijn. Blijven vasthouden aan een afstammingsrechtelijke indeling op basis van het geslacht kan en zal enkel tot nog meer discriminaties leiden.

 

Welk pad onze wetgever ook zal volgen, we kunnen niet om een oplossing voor dit groeiende probleem heen. Als ons rechtssysteem wil blijven voldoen aan de stijgende verwachtingen, dan heeft het geen andere keuze dan zich aan te passen aan de evolutie. De Belgische wetgever blijkt het echter moeilijk te hebben met de juridische omzetting van de sociale en medische vernieuwingen. Naar mijn mening is het tijd om het vertrouwde los te laten en open te staan voor verandering. De vernieuwingen van vandaag zullen immers de evidenties van de toekomst zijn.

 

Download scriptie (6.31 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Gerd Verschelden
Kernwoorden