Verschillen in de zaadbanksamenstelling tussen oude en recent herstelde kalkgraslanden in de Viroinvallei.

Reinhardt
Strubbe

Kalkgraslanden zijn één van de soortenrijkste habitats ter wereld op kleine schaal. Door het stopzetten van het beheer en de aanplant van naaldboomplantages zijn deze biodiversiteitshotspots echter serieus in aandeel afgenomen. Vele restauratieprojecten focussen zich op het herstel van kalkgraslanden. Herstel vanuit de zaadbank is vaak een doeltreffende methode voor habitatherstel, maar betreffende deze habitats blijken de mogelijkheden echter beperkt.

Deze studie probeert om de kwaliteit na te gaan van de zaadbank van kalkgraslanden van een verscheidene ouderdom uit de Viroinvallei. In de zomer van 2012 werden bodemstalen genomen op zeven verscheidene kalkgraslanden (zowel op oude als gerestaureerde fragmenten), waarna deze stalen in een serre weren opgekweekt. Bijkomend werd een plantenkenmerken onderzoek uitgevoerd om na te gaan wat de relatie was tussen enkele plantenkenmerken en de langlevendheid van de zaden van de bestudeerde planten.

De therofytische levensvorm bleek sterk geassocieerd te zijn met langlevende zaden. Dit is gekoppeld aan enkele plantenkenmerken, zoals de zaadafmetingen. Soortenrijkdom en zaaddensiteit bleken hoger te zijn op de nieuwe kalkgraslanden in vergelijking met de oude. Nieuwe kalkgraslanden bleken een groter aandeel generalisten en therofyten te bevatten. In de zaadbank van deze gerestaureerde graslanden vindt namelijk een assembly van soorten plaats. Hierna zullen deze langzaam het proces van disassembly ondergaan door het verdwijnen van zaden van therofyten. De tijdsanalyse betreffende de gerestaureerde graslanden toonde geen disassembly. Indien de chronosequentie een langer tijdsinterval zou inhouden, en meer kalkgraslanden zouden bestudeerd worden, zou dit hoogst waarschijnlijk wel gevonden worden. Tijdens de assembly van gerestaureerde graslanden zullen ruderale soorten door toeval in een andere frequentie voorkomen op de verscheidene graslanden. Hierdoor verschilt de zaadbanksamenstelling van nieuwe graslanden onderling sterker dan deze van de oude graslanden. Echter, een invloed van de afstand tussen de graslanden is ook mogelijk. Een isolatie-door-afstand werd niet waargenomen op de gerestaureerde graslanden. De therofytische soorten die hier nieuw op terecht komen hangen immers niet samen met de isolatie van de graslanden. Op de oude graslanden was echter wel een trend zichtbaar naar een isolatie-door-afstand doordat de typische graslandsoorten die hier voorkomen meer effecten ondervinden van isolatie. Doordat zich zowel vele therofyten in de vegetatie als in de zaadbank van de gerestaureerde graslanden bevinden, werd een significant verband tussen de vegetatie- en de zaadbank- soortensamenstelling aangetroffen. In de oude graslanden verwachten we dit verband echter niet meer door een divergentie van de vegetatie terwijl een convergentie van de zaadbank plaatsvindt.

Er werden vele specialistische soorten op de gerestaureerde graslanden aangetroffen. Mogelijk is een deel hiervan nog afkomstig van de oude graslanden die bebost werden. We kunnen stellen dat de zaadbank wel degelijk een belangrijke rol kan spelen bij het herstel van verlaten kalkgraslanden. Bijkomende maatregelen, zoals het gebruik van schapen zullen echter nodig zijn om de exacte situatie van op de oude kalkgraslanden terug te krijgen.

Download scriptie (1.61 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2013