Vermoeden van aansprakelijkheid van ouders bij verkeersongevallen veroorzaakt door hun minderjarige kinderen: nog doeltreffend?

margot
bruyninckx

Vermoeden van aansprakelijkheid van ouders bij verkeersongevallen veroorzaakt door hun minderjarige kinderen: nog doeltreffend?
 
Vele verkeersongevallen worden veroorzaakt door minderjarigen. De schade daarbij is vaak zeer groot. Wie zal dat betalen? In principe moet iedereen de schade die hij foutief veroorzaakt zelf vergoeden. In een aantal gevallen gaat men echter verder. Zo gaat ons recht er bijvoorbeeld vanuit dat, indien een kind een foutieve handeling stelt waardoor schade ontstaat, zijn ouders een fout hebben begaan in de opvoeding van of in het toezicht op hun kind. Men vermoedt dan dat ze aansprakelijk zijn. Dit wil zeggen dat, als de ouders niet kunnen bewijzen dat ze geen fout hebben begaan, zij voor die schade zullen moeten opdraaien. De vraag is of deze werkwijze vandaag de dag nog wel doeltreffend is.
 
U heeft waarschijnlijk al wel eens gehoord over een tiener die de sleutels van zijn vader heeft gestolen, een ritje met diens wagen maakt en daarmee tegen een andere auto knalt, of over een peuter die met zijn ouders over het voetpad wandelt in een drukke stad, plots de straat op rent en onder een wagen terechtkomt. Het gebeurt ook regelmatig dat jongeren met hun (opgefokte) bromfiets tegen een andere weggebruiker aanrijden. Gezien minderjarigen een groot deel van de verkeersongevallen veroorzaken, is de kans groot dat ook u er vroeg of laat mee wordt geconfronteerd.
 
Zoals reeds gezegd vermoedt het Belgisch recht in dergelijk geval dat de ouders een fout gemaakt hebben. Ze zijn dan aansprakelijk voor hun kind én moeten dus de schade vergoeden. In principe kan elke ouder het vermoeden weerleggen. Hiertoe moeten ze bewijzen dat ze geen fout hebben begaan in de opvoeding, noch in het toezicht van hun kind. Een dubbel tegenbewijs is vereist; één van beide volstaat niet. Dergelijk tegenbewijs kunnen ze bijvoorbeeld leveren door aan te tonen dat hun kind in een instelling was geplaatst met het oog op zijn opvoeding. Gezien de plaatsing, bewijzen ze tevens dat ze geen toezicht op hun kind konden houden.
De praktijk is nochtans anders. Zelfs als de ouders in feite het ongeval niet konden voorkomen, zal de rechter het tegenbewijs zelden aanvaarden. De bedoeling van deze regeling is immers vooral ervoor te zorgen dat de slachtoffers worden vergoed. Hierbij moet rekening worden gehouden met verschillende verzekeringen, die van groot belang zijn bij de vergoeding van de slachtoffers. Allereerst is er de (verplichte) autoverzekering. Deze verzekering betaalt de door een motorrijtuig aan andere personen toegebrachte schade. daarnaast speelt de familiale verzekering een grote rol:, zij beschermt de verzekeringsnemer en zijn gezin tegen de financiële gevolgen van door hen aan anderen toegebrachte schade, . 
 
Als de rechter nagaat of de ouders voldoende bewijzen dat ze geen fout begingen in de opvoeding of in het toezicht van het kind, houdt hij rekening met concrete omstandigheden. De rechter neemt onder andere de leeftijd van het kind, de gewoonten eigen aan zijn milieu en de maatschappelijke opvattingen over opvoeding in acht. Hoe jonger het kind, des te scherper het toezicht dat wordt vereist. Zo zullen de ouders van een 2-jarig kind een fout begaan, indien het kind plots de straat kan oplopen. Ze moeten dit immers kunnen voorkomen. Bij oudere kinderen zal vooral het aspect opvoeding aan bod komen. De ouders moeten hun kinderen het verkeersreglement aanleren, om niet tekort te komen aan hun opvoedingsplicht. Als een ouder zijn kind niet gewezen heeft op de gevaren van het rijden met een opgefokte bromfiets, begaat deze een fout.
 De rechtbank oordeelt heel streng. Men acht het tegenbewijs zelden voldoende. De rechter stelt de ouders dus meestal aansprakelijk, zodat ze dus de schade moeten vergoeden aan het slachtoffer. Op zich is het aanvaardbaar dat de ouders moeten instaan voor schade veroorzaakt door hun kinderen. Maar dit wil niet zeggen dat de ouders een fout hebben begaan. Vele verkeersongevallen zijn immers te wijten aan de verstrooidheid of onvoorzichtigheid van een kind. Vandaar dat we het vermoeden in vraag willen stellen.
 
Ook de bestaande verzekeringen doen nog een aantal vragen rijzen. Kunnen deze verzekeringen een oplossing bieden voor de aansprakelijk gestelde ouders? In de meeste gevallen is het antwoord positief. Een verzekering is in elk geval noodzakelijk om de hoge schadelast te kunnen dragen. Zoals eerder gezegd spelen vooral de familiale verzekering en de autoverzekering een belangrijke rol. Waar de wet de autoverzekering verplicht stelt, is dit niet het geval voor de familiale verzekering. Hoewel 80 % van de gezinnen een familiale verzekering heeft, moeten we ervoor pleiten om ook deze verplicht te maken. Immers, wanneer een minderjarige een ongeval als voetganger of als fietser veroorzaakt, valt dit niet onder de autoverzekering. Enkel de familiale verzekering kan dan een oplossing bieden. Ze vergoedt de slachtoffers als de autoverzekering het door de minderjarige veroorzaakte verkeersongeval niet dekt. (Let wel: bepaalde gevallen kunnen uit de verzekeringsdekking worden gesloten, bijv. een opzettelijk veroorzaakt verkeersongeval.)
 
Er bestaat ook een andere oplossing om de vergoeding van het slachtoffer te verzekeren. Aangezien de kans groot is dat een kind schade aanricht (door onvoorzichtigheid, onwetendheid,..), vormt het kind in feite zelf een risico op schade. Het lijkt dus logisch dat de ouders hiervoor moeten instaan. In plaats van het weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid, zou het beter zijn om de ouders steeds te laten instaan voor de schade veroorzaakt door hun kind. Ze zouden dan in elk geval de schade moeten vergoeden, of ze nu een fout hebben gemaakt of niet. Dit staat dichter bij de realiteit dan het vermoeden van fout van de ouders. Het is immers niet omdat een kind een goede opvoeding krijgt dat het nooit schade zal berokkenen aan derden. Het kind kan immers ook uit onvoorzichtigheid schade veroorzaken.
 
Ouders worden dus meestal aansprakelijk gehouden voor verkeersongevallen veroorzaakt door hun minderjarige kinderen. In de meeste gevallen bieden de familiale verzekering en de autoverzekering een uitweg. Vooral door een familiale verzekering te nemen kan u voorkomen dat u (later), als ouder, de schade veroorzaakt door uw kind zal moeten vergoeden als het stiekem met uw auto een ritje was gaan maken. Een aantal gevallen vallen echter niet onder de verzekeringsdekking. Een bijkomend probleem is dat de familiale verzekering niet wettelijk verplicht is.
 
Is het vermoeden van aansprakelijkheid van de ouders nu nog wel nuttig? Hoewel het gaat om een vermoeden, blijkt de aansprakelijkheid immers zeer moeilijk te weerleggen, zelfs als de foutieve handeling niet te voorkomen was. Een betere oplossing om het slachtoffer van een verkeersongeval te vergoeden lijkt in de eerste plaats de familiale verzekering verplicht stellen. Zo zullen de gevallen die niet worden gedekt door de autoverzekering, meestal wel gedekt worden door de familiale verzekering. Indien het niet mogelijk zou zijn deze verplicht te maken, is er een andere oplossing noodzakelijk. Men kan het kind dan zien als een risico op schade, waarvoor de ouders steeds moeten instaan, ongeacht of ze een fout hebben begaan. In beide gevallen zullen de slachtoffers dan zeker een schadevergoeding verkrijgen.
 
 

Download scriptie (243.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2007
Kernwoorden