Vegetatiebeheer in de streek van El Limonal, provincie Imbarura, Ecuador.

Stijn
Daelman

Herbebossingprogramma’s na brand: nutteloos!

 

Vegetatiebranden hebben een ingrijpend effect op het plantenleven. Enkele jaren na een vegetatiebrand kan men echter reeds spreken van verhouting van de vegetatie en van natuurlijke bosvorming. Doordat de branden een traditie zijn en dus jaarlijks terugkeren, krijgt de natuur geen kans op herstel. Het investeren van middelen in  herbebossing is dan ook nutteloos. Het kost veel geld en bij een volgende traditionele brand gaat alle werk verloren. Het is dweilen met de kraan open. Dit onderzoek toont duidelijk aan dat men in de eerste plaats hoort te investeren in brandpreventie, milieuopvoeding en economische ondersteuning en niet in herbebossingsprogramma’s.

 

Dat de biodiversiteit op aarde tegen een recordsnelheid achteruit gaat was onlangs nog in het nieuws te vernemen. Uit het VN-milieurapport "Millennium Ecosystem Assessment" blijkt dat negentig procent van de visvoorraden op aarde zijn opgebruikt sinds de invoering van de industriële visvangst. Ook het Braziliaanse Amazonewoud verliest snel aan grootte. Het rapport oordeelt dat een derde van de amfibieën en een vijfde van de zoogdieren met uitsterven worden bedreigd omdat hun natuurlijke omgeving door grootschalige industrialisering en vervuiling wordt vernietigd. Ondertussen raakte ook bekend dat de vernietiging van het Amazonewoud in Brazilië vorig jaar het tweede hoogste peil ooit bereikte. Met 26.130 vierkante kilometer ging in 2004 een gebied bijna zo groot als België verloren.

 

De studie “Vegetatiebeheer in de streek van El Limonal, provincie Imbabura, Ecuador” onderzocht slechts een miniem deel van de ecologische problematiek, namelijk de oorzaken, de dynamiek en de gevolgen van vegetatiebranden en de herbegroeiing in de eerste jaren na zo een vegetatiebrand.

 

Vegetatiebranden hebben een ingrijpend effect op het planten- en dierenleven, hun bestand en evolutie. Aangezien er jaarlijks enorme oppervlakten in vuur en rook opgaan is het nuttig om de effecten hiervan te bestuderen en te beschrijven om een beter inzicht te krijgen in de mogelijke gevolgen.

 

In het Andesgebied in Ecuador worden ieder jaar tijdens het droge seizoen branden aangestoken, waardoor ganse bergflanken afbranden. Tijdens het droge seizoen is er verminderde regenval, het gras sterft af en bomen verliezen hun bladeren. Op dat moment heeft de vegetatie een zeer lage LAI (Leaf Area Index). Door het lage vochtgehalte van de vegetatie zijn de branden hevig en kan het vuur zich snel verspreiden, primair bos is het ergst getroffen en het areaal daalt ieder jaar. Met dit bos verdwijnen dieren en ook waterwingebieden. Onder invloed van vegetatiebranden zal de biodiversiteit van een gebied dalen. Bij branden komen er gassen vrij die een invloed hebben op zowel het klimaat als de gezondheid van de mens. Tenslotte treedt er bodemerosie op, aangezien de bodem onbedekt achterblijft.

 

Hoewel sommige vegetatiebranden ongetwijfeld te wijten zijn aan natuurlijke oorzaken, zoals de bliksem, wordt de grote meerderheid veroorzaakt door de mens. Het gebruik van vuur bij landbeheer is sterk verweven met de cultuur en de tradities van vele gemeenschappen, vooral in ontwikkelingslanden. Brand heeft invloed op landgebruik, gezondheid en klimaat.

 

Door middel van satellietopnames werd voor het jaar 2000 geschat dat wereldwijd ongeveer 351 miljoen hectare (of 2,36% van de totale landoppervlakte op de wereld) getroffen werden door brand.

 

In de scriptie “Vegetatiebeheer in de streek van El Limonal, provincie Imbabura, Ecuador” werden de resultaten van het veldonderzoek in verband met de regeneratie van planten na vegetatiebranden in het Andesgebied (Ecuador) gepresenteerd en besproken. Het betreft een wetenschappelijk onderzoek naar de plantensoorten (en in het bijzonder de houtige soorten) en hun evolutie na een vegetatiebrand. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden werd de vegetatie op vijf percelen, die respectievelijk zes maanden, één, twee, vier en zeven jaar voordien afgebrand werden, onderzocht.

 

De gemiddelde hoogte van de vegetatie steeg van 60 cm op het perceel van zes maand na brand tot 340 cm op het perceel van zeven jaar na brand. Het aantal individuen per perceel daalde met de duur van de brandvrije periode van 2295 (zes maand na brand) tot 339 (zeven jaar na brand). De bedekking met grassoorten nam in de eerste jaren toe (40% na zes brandvrije maanden tot 80% na één jaar zonder brand). Vervolgens was er een daling van het grasbedekkingspercentage (25% na twee jaar, 15% na vier jaar en 7% na zeven jaar na de vegetatiebrand). Er was een toename van het aantal boomsoorten per perceel. Op een steekproef van 80 m² werden na zes maanden en één jaar 2 boomsoorten, na twee jaar 3, na vier jaar 5 en na zeven jaar zonder brand 7 boomsoorten teruggevonden. Tevens was er een stijging te merken van het aandeel houtachtige soorten en een daling van het complementaire aandeel kruidachtige soorten in functie van de duur van de brandvrije periode. Na zes maand, één, twee en vier jaar na brand waren respectievelijk 83%, 81%, 71% en 64% van de soorten kruidachtig. Na zeven jaar na brand was dit maar 53% meer, 47% van de aanwezige soorten waren reeds houtachtig, wat wijst op verhouting van de vegetatie en bosvorming.

 

Als besluit kan men stellen dat de vegetatie die langst brandvrij is ecologisch meer waarde heeft dan recent afgebrande vegetatie. Ze is immers meer divers en bevat meer houtachtige soorten.

 

De grotere diversiteit en de verhouting bewijst erop dat natuurlijke regeneratie van dit vegetatietype een goede manier is om de door brand opgelopen schade te herstellen. Men krijgt met andere woorden een natuurlijk herstel van de bosvegetatie. Doordat de branden een traditie zijn en dus jaarlijks terugkeren, krijgt de natuur geen kans op herstel. Investeren in herbebossing is nutteloos, het kost veel geld en bij een volgende traditionele brand gaat alle werk verloren.

 

Door dit onderzoek blijkt dus duidelijk dat men in de eerste plaats hoort te investeren in brandpreventie en milieuopvoeding en niet in herbebossingsprogramma’s.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005