Tussen feit en fictie. De katholieke beeldvorming over het verzet, 1944-1950

Hannes
Raes

 

Katholieken vs. Verzet tijdens WO II: een snel verzuurde relatie?
 
 
Hoe ‘leest’ u de krant? Als ‘objectieve nieuwsbron’ of eerder als ‘oppervlakkige lectuur’? Geschreven pers kan gezien worden als een belangrijke vertolker van de publieke opinie en verspreider van ideeën. Een interessant gegeven waar ik dankbaar gebruik van gemaakt heb voor een onderzoek naar beeld- en opinievorming over ‘Het Verzet’…
 
 
Kranten en tijdschriften maken deel uit van wat men zou kunnen omschrijven als de ‘burgerlijke openbaarheid’. Dat wil zeggen dat ze bijdragen tot meningsvorming, het debat en de argumentatie, die de kern vormen van het liberale politieke systeem. “Allemaal goed en wel, maar wat heeft dit te maken met de relatie tussen katholieken en het verzet ten tijde van de Tweede Wereldoorlog?” hoor ik u al vragen.
Om na te gaan hoe men in de periode 1944-1950 dacht over het Verzet, heb ik me gewend tot de kranten en tijdschriften van toen. Gebruik makend van de geschreven media als ‘vertolker van een tijdsgeest’, kon ik het katholieke ‘opinielandschap’ in kaart brengen.
 
‘Het Verzet’ tijdens de Tweede Wereldoorlog spreekt nog steeds erg tot de verbeelding. Denk in dat licht maar aan de recente Nederlandse verfilmingen “Zwartboek” en “Oorlogswinter”. Ook in Franstalig België werden enkele verzetsfilms gemaakt. Vlaanderen daarentegen bleek minder geïnteresseerd in de geschiedenis van het Verzet. Vraag uw grootouders om een verhaal over de oorlog, en ze zullen al sneller iets laten vallen over de collaboratie (‘het samenwerken met de vijand’) of de repressie (‘de naoorlogse bestraffing van de collaborateurs’) dan over de Belgische Weerstand. Als het Verzet al aan bod komt, is dat vaak in een erg kritische context, waarbij vooral de negatieve kanten van de verzetsgeschiedenis belicht worden.
 
Dit opvallend gegeven maakt het onderzoek naar de beeldvorming over het Belgische Verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog zeer boeiend. Hoe komt het dat het positief beeld van het Verzet standhoudt in Franstalig België en in andere landen, maar nauwelijks opgenomen wordt in ‘het collectieve geheugen’ van de Vlaming?
 
Dat de verwerking van de Tweede wereldoorlog één van de elementen is die het uiteengroeien van Vlamingen en Franstaligen in België mee verklaart, is een algemeen aanvaarde stelling. Toch zijn er nog onduidelijkheden over de wijze waarop dit proces is verlopen. Één van de smeulende kwesties is de katholieke houding ten opzichte van het Verzet. Bekend is de wijze waarop de Katholieke Partij geprobeerd heeft de kiezers van Rex en VNV -twee politieke groeperingen die collaboreerden- aan zich te binden door te pleiten voor een milde bestraffing van de ‘collaborateurs’. Men wou op die manier zoveel mogelijk stemmen van de twee veroordeelde partijen naar zich toe trekken. Door die ‘politiek’ ontstond de indruk dat de katholieke opinie de collaboratie goedpraatte.
 
De vraag die gesteld moet worden is of dit ook moest leiden tot een negatieve beeldvorming over het verzet. Pieter Lagrou betoogt in zijn werk ‘The Legacy of Nazi Occupation’ dat dit eerder een langzaam proces was, dat zich pas later voltrok in de jaren ‘50. Volgens hem was er aanvankelijk wél een goede ‘verstandhouding’ tussen katholieken en het Verzet.De vraag is natuurlijk of dit zich weerspiegelde in de katholieke pers…
 
Zeven katholieke kranten en tijdschriften vormen de bron waaruit ik de nodige informatie moet putten over wat er in de jaren vlak na de oorlog ‘leefde’ in katholieke middens over het Verzet. ‘Gazet van Antwerpen’, ‘De Nieuwe Standaard’, ‘Het Volk’, ‘La Libre Belgique’, ‘La Métropole’ zijn de vijf katholieke dagbladen die onder de loep genomen worden. Daarnaast vervolledigen het jezuïetenblad ‘De Vlaamse Linie’ en het maandblad ‘De Gids op Maatschappelijk Gebied’ (gelinkt aan het ACW) het bronnenmateriaal.
 
Analyse van het taalgebruik in de artikels van de bladen maakt duidelijk dat de stelling van Pieter Lagrou genuanceerd moet worden. Men schrijft immers niet vaak over ‘de triomf der helden van het verzet’. De katholieke kranten blijken vrijwel onmiddellijk een negatief beeld te schetsen over het Verzet. Volgend citaat afkomstig uit de Gazet van Antwerpen (9 september 1944), bevat bijvoorbeeld al duidelijke kiemen voor een negatieve beeldvorming:
 
“Wanneer we eenmaal de verschillende tafereelen van onze bevrijding volledig zullen kunnen overschouwen, zullen we verbaasd opkijken naar de ontelbare stille helden, die alles veil hadden om liefst ongemerkt een heiligen plicht te vervullen. Een plicht, die bestond in het doen van honderd kleine zaken, waarbij ze telkens toch weer hun leven konden laten. Vier jaar lang hebben ze zoo gewerkt, clandestien, niet om eerbetuigingen in ontvangst te nemen, noch het ‘haantje vooruit te zijn’ […]” (Gazet van Antwerpen, 9 september 1944)
 
De situatie waarbij de ‘foute’ mensen op het einde van de rit met de pluimen gaan lopen is u ongetwijfeld niet onbekend. Impliciet worden de verzetslieden die na de oorlog al te opvallend openbaar triomfeerden bekritiseerd. De mening van de auteur van het artikel was toen (september 1944) al: “een échte weerstander is een weerstander in stilte”. Wetende dat vlak na de oorlog grote groepen ‘weerstanders’ door de straten paradeerden, maakt duidelijk dat we de houding van de krant t.o.v. de Weerstand als ‘kritisch’ kunnen omschrijven.
 
Maar een kritische geest zoals u en ik hebben ook oog voor het feit dat zeven periodieken, die elk vanuit hun eigen specifieke ‘achtergrond’ publiceerden (Vlaams-Franstalig, arbeider-werknemer,…), toch ook niet over dezelfde kam geschoren mogen worden. Niet elke redactie stond even negatief tegenover het Verzet. Zo is er een duidelijke gradatie waarneembaar tussen de Nederlandstalige bladen en de Franstalige, die duidelijk minder negatief zijn.
De ‘keerzijde van de medaille’ is een weinig samenhangende herinneringscultuur rond de Weerstand. Opnieuw is dit duidelijker in de Nederlandstalige bladen dan in de Franstalige, die toch heel wat meer positieve aandacht besteden aan het Verzet. De reden dat het katholieke Vlaanderen weinig geïnteresseerd bleek in de verzetsherinnering, is ongetwijfeld hierop terug te brengen.
 
Kranten, week- en maandbladen ontlenen zich als uitstekende ‘instrumenten’ om een tijdsgeest te ‘weerspiegelen’. De pers is wel degelijk een vertolker van de publieke opinie en verspreider van ideeën die ‘leven’ in een bepaalde tijd. Tekstonderzoek van artikels uit zeven wel uitgekozen kranten en tijdschriften uit de periode 1944-1950, maakt duidelijk dat de katholieke publieke opinie al onmiddellijk na de Bevrijding negatief stond tegenover het Verzet.
 
Kranten en tijdschriften, waarvan u er massa’s vindt ‘in ’t winkeltje om de hoek’, fungeren met andere woorden als ‘talige vensters’, waardoor men een tijdsgeest van vroeger opnieuw kan ‘zien’… De krant als ‘spion van de tijd’. Leest u uw krant vanaf nu met een andere bril?
 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2009
Thema('s)