Toekomstperspectief en studiemotivatie bij autochtone en allochtone leerlingen in het zesde leerjaar en in het tweede middelbaar

Sarah
Verlinden

Is het verschil in studiekeuze bij autochtonen en allochtonen het gevolg van een echte keuze?
 
 
Hoe kunnen we zorgen voor meer diversiteit in het hoger onderwijs? Waarom zitten er zo weinig allochtonen in het hoger onderwijs in vergelijking met het aandeel allochtonen in de maatschappij? Deze vragen houden heel wat scholen, ouders, onderzoekers en beleidsmensen bezig. Om hierop een antwoord te vinden, wordt vaak gekeken naar de studiekeuze van leerlingen op het einde van het zesde middelbaar. Hierbij worden echter enkele scharniermomenten in de schoolloopbaan over het hoofd gezien. Op het einde van het zesde leerjaar en van de eerste graad secundair onderwijs maken leerlingen ook belangrijke keuzes die mee de verdere schoolloopbaan bepalen.
 
De studiekeuze is vaak niet simpel en heel wat factoren kunnen hier een invloed op hebben. Zo zijn er leerlingen die van thuis uit alle mogelijkheden en begeleiding krijgen, terwijl andere leerlingen alles op eigen houtje moeten doen. Sommige kinderen denken hun toekomst zelf te kunnen bepalen. Anderen denken dan weer dat hun toekomst door anderen of door het lot bepaald wordt. Ook jongens en meisjes verschillen van elkaar in hun studiekeuze.   
 
Meer dan tweehonderd leerlingen uit het zesde leerjaar en het tweede middelbaar in Mechelen en in Hasselt hebben deelgenomen aan een onderzoek waarin hun studiekeuze onder de loep werd genomen. Opvallend in dit onderzoek was dat de mate waarin de leerlingen hun best willen doen voor school en de wijze waarop ze naar de toekomst kijken, niet bepalen welke studiekeuze ze maken. Wel bleken er andere elementen te zijn die een invloed hebben op de keuze van een studierichting. De autochtone leerlingen in dit onderzoek vonden het bijvoorbeeld belangrijker dan de allochtone leerlingen om een studierichting te volgen die aansluit bij wat ze kunnen. Er zijn ook verschillen tussen leerlingen waarvan beide ouders Nederlands spreken en leerlingen waarvan minstens één ouder Nederlands spreekt. Leerlingen waarvan beide ouders Nederlands spreken hechten er bijvoorbeeld meer belang aan om een studierichting te volgen die het CLB aangeraden heeft.
 
Verder bleek ook uit het onderzoek dat de meeste leerlingen na het middelbaar verder willen studeren in plaats van te gaan werken. De redenen waarom ze dit willen doen, verschillen sterk van leerling tot leerling. Zo hopen jongens bijvoorbeeld meer dan meisjes dat ze later een grotere kans op werk hebben wanneer ze na het middelbaar zouden verder studeren. Jongens hechten, ook meer dan meisjes, belang aan de kans op een hoger loon bij hun keuze om verder te studeren.
 
Het kiezen van de juiste studierichting is dus een complex gegeven dat beïnvloed wordt door een heleboel factoren, waarvan er in dit artikel slechts enkele opgenoemd worden. Het bewust worden van deze factoren is een eerste stap om van de studiekeuze een ECHTE studiekeuze te maken en om meer diversiteit in het hoger onderwijs te brengen.
 

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2007