Strafverzwaring van homofoob geweld: Perceptieonderzoek

Arlena
Darragas


Strafverzwaring van homofoob geweld betreft ‘slechts’ een signaal

Reeds na de moord op Ihsane Jarfi op 22 april 2012 kondigde de regering aan homofoob en transfoob geweld zwaarder aan te pakken. Het was echter wachten tot twee volgende incidenten vooraleer de regering werkelijk tot actie overging. De strafverzwaring van homofoob geweld - voorgesteld door Annemie Turtelboom, huidige minister van Justitie - is één van de elementen van het Nationaal Actieplan tegen homo- en transfoob geweld. Deze nieuwe wetgeving lijkt echter niet overal in goede aarde te vallen. Zo liet onder meer kersverse KU Leuven-rector Rik Torfs op Twitter zijn verontwaardiging blijken: “Steekvlampolitiek. Opeens zijn zwaardere straffen voor homofoob geweld nodig. Ondertussen worden uitgesproken straffen niet uitgevoerd.” Reden te meer om deze dubieuze strafwet eens onder de loep te nemen.

In dit kader werd wetenschappelijk onderzoek verricht. Diepgaande interviews met politici, magistraten en belanghebbende organisaties, zoals Çavaria en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, leidden tot uiteenlopende opinies. Zo blijkt dat heel wat argumenten aangestipt kunnen worden om de nieuwe wet de hemel in te prijzen. Maar we vinden evenveel tegenargumenten die de strafverzwaring met de grond gelijkmaken. Om te bepalen of deze strafwet nu eigenlijk wel nodig was, moeten we rekening houden met de diverse interpretaties die heersen op politiek, gerechtelijk en maatschappelijk niveau.

Uit onderzoek is gebleken dat een zwaardere bestraffing van homofoob geweld niet meteen de meest ideale oplossing is. Homofoob geweld werd voorheen reeds zwaarder bestraft, wat te verrechtvaardigen valt doordat geweld tegen holebi’s fundamenteel anders is dan bijvoorbeeld geweld dat bij een diefstal gebruikt wordt. De identiteit van het slachtoffer en dat van de bredere holebigemeenschap wordt namelijk rechtstreeks aangevallen. Maar het nog zwaarder bestraffen van een misdrijf dat reeds zwaarder bestraft werd, zal volgens velen niet veel uithalen. Onderzoek wijst namelijk uit dat een afschrikkende werking zo goed als onbestaande is. Bovendien speelt de strafuitvoering in België ons parten, waardoor het belangrijkste doel van deze strafverzwaring de symboliek lijkt te zijn. Het signaal dat de samenleving geeft, luidt dat homofoob geweld ontoelaatbaar is en dat blijkt uiteindelijk het allerbelangrijkste doel van de strafverzwaring te zijn.

Discussies laaien ook op over een eventuele nieuwe discriminatie die deze wet met zich meebrengt. De strafverzwaring betreft immers slechts een deel van de maatschappij, een kwetsbare groep. Hierdoor lijkt het alsof deze groep meer beschermd wordt door de overheid dan de ‘gewone’ burger. Maar de overheid kan en mag helemaal niet neutraal zijn in deze context. Het is nu eenmaal zo dat holebi’s vaak te maken krijgen met homofoob geweld, net zoals iemand met een donkere huid meer te maken krijgt met racisme. Onze maatschappij is niet gelijk. Het gelijkheidsbeginsel moet aangepast worden aan de noden van onze maatschappij. Dus uiteindelijk moeten we inzien dat de strafverzwaring helemaal geen ongelijkheid creëert, maar daarentegen gelijkheid tracht te bereiken.

Verder kwam het stigma van steekvlampolitiek vaak ter sprake tijdens dit onderzoek. We kunnen besluiten dat strafverzwaring op zich waarschijnlijk wel als een vorm van deze sneue vorm van politiek gezien kan worden. Deze is namelijk op korte tijd in werking getreden terwijl het nodige cijfermateriaal ontbrak. Maar het moet duidelijk zijn dat het bredere kader, het Nationaal Actieplan, wel degelijk gebaseerd is op menig overleg. Bovendien bevat deze een langetermijnvisie. Het algemeen bestrijden van homofoob geweld kan en mag dus niet gezien worden als steekvlampolitiek, maar eerder als een noodzakelijke en terechte reactie op een jammerlijke maatschappelijke toestand.

Ook positief is dat deskundigen beamen dat de strafverzwaring enige coherentie van het strafrecht beoogt en in een bepaald stramien blijft. Maar toch wordt opgemerkt dat het strafrecht er alvast niet op zal vergemakkelijken. Ook voor de registratie van homofoob geweld brengt deze nieuwe strafwet uiteraard een aantal negatieve gevolgen met zich mee. Misdrijven moeten namelijk steeds bewezen worden. Gezien deze bewijslast, is het noodzakelijk dat slachtoffers van homofoob geweld aangifte doen. De holebigemeenschap moet dus gesensibiliseerd en gestimuleerd worden om, ondanks de angst, het verdriet en andere redenen, het geweld toch te melden. Simpel is dat allerminst. Daarom moet ook de politie en het gerechtelijk apparaat inspanningen leveren om deze slachtoffers op een correcte manier op te vangen. Tevens moet men moeite doen om het geweld nauwkeurig te registreren. Alleen met een wederzijds engagement en vertrouwen zal het aangiftecijfer stijgen en kunnen we tenslotte ook een beter beeld krijgen van het homofoob misdrijf.

Het gebrek aan onderzoek is de grote boosdoener gebleken in het hele verhaal van de strafverzwaring van homofoob geweld. Er is namelijk nog steeds onvoldoende cijfermateriaal beschikbaar betreffende aangiftecijfers, daderprofiel en effectiviteit van strafverzwaring. Daarom is het noodzakelijk dat enkelen zich over deze gebreken buigen, zodat homofoob geweld op een geschikte manier bestreden kan worden.

Maatschappelijk gezien was het dus nodig om een signaal te geven naar de volledige Belgische bevolking. Zowel potentiële daders, holebi’s als de ‘gewone’ burgers moeten weten dat homofoob geweld niet getolereerd wordt en dat er actie ondernomen wordt om dit geweld tegen te gaan. Toch lijkt een heuse strafverzwaring niet de juiste oplossing. Het was een snelle en makkelijke manier om de noodzakelijke reactie te geven, maar op lange termijn kan deze beslissing voor heel wat moeilijkheden zorgen. Er zou daarentegen beter op preventie ingezet worden, gezien het effect van repressie in deze context onduidelijk blijft. Het Nationaal Actieplan is zeker een stap in de goede richting, maar we stellen vast dat het gebrek aan onderzoek de allergrootste tekortkoming blijft.

Strafverzwaring van homofoob geweld. De titel alleen al wijst op een progressief land met aandacht voor minderheidsgroepen en dat kunnen we tot slot alleen maar toejuichen. We zullen dan ook reikhalzend uitkijken naar wat deze strafwet in de nabije toekomst zal geven.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013