The significance of hidden feelings Validation of the IPANAT in two samples and its relationship with creativity

Karen
De Visch

Hoe emoties je helpen creatiever te zijn 

Emoties op de werkvloer zijn een touchy subject. Ook in het bedrijfspsychologisch onderzoek werden ze lang miskent. Gevoelens hadden geen plaats op het werk, dus ook niet op de onderzoeksagenda. Langzamerhand – na andere onderzoeksdomeinen in de psychologie een duidelijker beeld kregen rond emoties en stemmingen – onderzochten ook bedrijfspsychologen het fenomeen. Emoties werden onderzocht op een expliciete manier, men vroeg mensen recht voor de raap hoe blij/verdrietig/boos ze zich voelden op een schaal van 1 tot 10, en dit werd gelinkt aan allerlei relevante uitkomsten voor de organisatie zoals productiviteit en ziekteverzuim. Echter, zoals dat wel vaker gaat, hoe meer men wist over het onderwerp, hoe meer vragen men had. Hoe meer onderzoek men deed, hoe meer tegenstrijdige resultaten men vond. Uit het bestaande onderzoek neemt deze masterproef de experimenten met betrekking tot creativiteit onder de loep. In de huidige samenleving, zijn bedrijven verplicht creatief en innovatief te handelen om competitief te blijven. Het is dus een relevante variabele voor organisaties de dag van vandaag. Wanneer we weten wat creativiteit bij werknemers doet ontstaan en versterkt, kan men dit gebruiken om de prestaties van onze organisaties te verbeteren.

Algemeen gesproken, zijn de studies die aantonen dat positieve emoties een boos geven aan creativiteit in de meerderheid. Toch wordt ook het tegendeel, dat net de negatieve emoties zorgen voor een creatieve gemoedstoestand, veelvuldig gevonden. Om deze tegenstrijdigheden met elkaar te kunnen verzoenen, stelden onderzoekers verschillende modellen voor die beide uitkomsten moesten verklaren. Men gaf bijvoorbeeld aan dat men emoties altijd had opgesplitst in positieve en negatieve gevoelens, maar dat er binnen die groep nog erg veel variatie zit. Een positieve emotie als “euforie” heeft andere kenmerken dan “relaxed zijn”. Daarom stelde men voor om deze opdeling los te laten en emoties te bekijken als activerend tegenover rustgevend. Wanneer men het voorgaande onderzoek herbekeek met dit kader in het achterhoofd, bleken inderdaad meer studies een logisch resultaat te hebben en een eensgezind beeld te schetsen – maar nog steeds niet allemaal.

Een andere groep onderzoekers bleef spreken over positieve en negatieve gevoelens, maar stelde de opsplitsing in vraag. Zij stelden dat het net de overgang is tussen zich goed en slecht voelen, die de creativiteit in de hand werkt. Wanneer iemand in een goeie bui zit, wil dat immers zeggen dat alles volgens plan gaat en de aanpak die men volgt goed is. Negatieve emoties signaleren meestal een probleem. Mensen stellen vast dat er iets niet (meer) werkt en zijn gemotiveerd te zoeken naar een oplossing. Door alternatieven te bedenken en toe te passen, kan men met het negatieve gevoel overweg en daardoor zal men steeds beter gezind worden. Je hebt dus de beiden nodig om creatief te zijn: het besef dat de huidige gang van zaken niet voldoende is en een goed gevoel wanneer je op weg bent naar een goeie oplossing. De onderzoeken op basis van deze denkwijze staan nog in de kinderschoenen, maar voorlopig is deze piste veelbelovend en kan ze gevonden resultaten verklaren.

In deze masterproef wordt nog een derde alternatieve verklaring gegeven en getoetst. Emoties werden tot op heden enkel op een expliciete manier gemeten, maar kunnen mensen eigenlijk wel accuraat aangeven in welke mate ze welke emotie voelen. Er zijn indicaties dat mensen zich niet ten volle bewust zijn van hun emoties, bijvoorbeeld in onderzoek rond vooroordelen. Mensen geven aan een bepaald vooroordeel niet te bezitten, maar reageren wel volledig in de lijn ermee. Ook kan het zijn dat mensen welbewust bepaalde gevoelens niet rapporteren. Anderzijds bestaat de mogelijkheid dat mensen een verkeerd label op hun emotie kleven, bijvoorbeeld wanneer ze aangeven blij te zijn wanneer opluchting een veel betere beschrijving van het gevoel is. Deze nadelen van een expliciete bevraging worden opgevangen door een impliciete bevraging van emoties. We gaven participanten de opdracht een aantal nonsens woorden te evalueren op basis van een aantal gevoelsmatige adjectieven. Omdat deze woorden geen betekenis hebben en niet bestaan in de moedertaal van de participant, komt het oordeel over hun betekenis volledig van de persoon zelf. Aangenomen wordt dan dat hij of zij zich laat leiden door zijn gevoelstoestand van dat moment, zonder dat hij of zij zich hiervan bewust is. Zonder de expliciete vraag te stellen, kunnen we dus afleiden hoe goed of slecht iemand zich voelt, op basis van hoe goed of slecht hij de nonsens woorden over het algemeen inschat. Wanneer we deze maat gebruiken en linken met creativiteit, komen interessante resultaten naar voor. Wanneer ook impliciete maten van positief of negatief affect hoog zijn, samen met de expliciete maten, dan is de link met creativiteit veel sterker dan wanneer enkel de expliciete maten in beschouwing worden genomen. Ook wanneer negatief en positief affect tegelijkertijd aanwezig is, is de samenhang met creativiteit groter dan wanneer slechts één van beiden wordt gerapporteerd.

Het is duidelijk dat wanneer we louter expliciete maten van affect onder de loep nemen, we een belangrijk deel van de gevoelsbeleving van mensen over het hoofd zien. Het is dan ook te verwachten dat we met een grote variëteit aan resultaten eindigen als we slechts een deel emoties betrekken in onderzoek. Het feit dat de ene keer positieve emoties gelinkt zijn met creativiteit en de andere keer negatieve emoties, hoeft ook geen verrassing te zijn, als we hier zien dat een hoge score op beide, de grootste samenhang heeft.

Voor de praktijk zijn de uitdagingen dus groot. Men zou een bepaalde hoeveelheid negatieve emoties moeten toelaten, wie weet zelfs uitlokken, om creativiteit bij de werknemers te laten groeien. Deze gevoelens managen en onder controle houden, is natuurlijk erg belangrijk. 

Download scriptie (451.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012