Kleren maken de vrouw. Een onderzoek naar het verband tussen kledijvoorkeur en persoonlijkheid

Laura Laurent
Persbericht

Kleren maken de vrouw. Een onderzoek naar het verband tussen kledijvoorkeur en persoonlijkheid

“Kleren maken de vrouw”. Een onderzoek naar het verband tussen kledijvoorkeur en persoonlijkheid.

 

 

Dressing is a way of life, een uitspraak van modeontwerper Yves Saint Laurent, lijkt een merkwaardige benadering. Ook mode lijkt op het eerste zicht een vreemde zaak. Niettegenstaande vele vrouwen met kleding en uiterlijk bezig zijn, zeggen de meesten onder hen niet geïnteresseerd te zijn in mode. Als we kleren aantrekken willen we laten zien dat we vooral niet aan ‘die onzin’ meedoen. Maar hoe we het ook draaien of keren, kleding houdt ons een heel mensenleven bezig. Van de wieg tot aan ons graf, dag en nacht, we dragen altijd kleren en zijn steeds op zoek naar kleding die het best bij onze persoonlijkheid past. Maar is het wel zo dat de kledij die we dragen weergeeft wie we werkelijk zijn?

 

De onderzoeken die reeds gebeurd zijn over de link tussen mode en persoonlijkheid zijn behoorlijk schaars. Zeker voor de jaren tachtig was onderzoek naar kleding niet van wezenlijk belang. Kledij werd vaak geassocieerd met vrouwen, en alles wat in die tijd in onze maatschappij met vrouwen te maken had werd automatisch ondergewaardeerd. Anderzijds heeft het misschien ook te maken met het feit dat onderzoek of interesse naar kledij lichtzinnig zou zijn en dat kleding dus wetenschappelijk gezien een randgebied is.

Wel toonde een recent onderzoek, dat gevoerd werd aan de Universiteit van Gent door Joyce Clarysse (2006), aan dat er een betekenisvol verband is tussen kledijvoorkeur van vrouwen en hun persoonlijkheid, lichaamsbeeld, Body Mass Index (BMI) en leeftijd. Zo zouden bijvoorbeeld vrouwen die de voorkeur geven aan romantische kledij zichzelf beschrijven als meer open voor fantasie, esthetiek, ideeën en waarden maar als niet bijzonder ordelijk of doelmatig. Volgens Clarysse komt dit patroon overeen met het stereotiepe beeld van de dromerige maar nogal chaotische romanticus. Een andere bevinding is dat jongere vrouwen met een lagere BMI een voorkeur hebben voor sexy en jeugdige kledij. Maar naarmate deze vrouwen ouder worden, stijgt hun BMI en zal hun voorkeur dan eerder uitgaan naar romantische en zakelijke kledij.

 

Wegens een tekort aan literatuur en onderzoeken over de link tussen mode en persoonlijkheid poogt deze scriptie de onderzoeksbevindingen van Clarysse deels te repliceren. Door middel van een aantal vragenlijsten werd het verband onderzocht tussen mode en persoonlijkheid bij vrouwelijke hogeschoolstudenten van het eerste jaar Toegepaste psychologie aan de Lessius Hogeschool te Antwerpen. Aanvullend op het onderzoek van Clarysse werd ook nagaan of er een verband bestaat tussen kledingstijl en een bepaalde uitgaansstijl zoals bijvoorbeeld naar een fuif gaan, een discotheek, theater of bioscoop. Verder onderzochten we of de BMI, bepaald door het gewicht en lengte van de deelnemers, meespeelt in de keuze van een bepaalde kledingstijl.

 

Honderdenvijf vrouwelijke eerstejaarsstudenten werden verzocht om 72 modefoto’s te beoordelen aan de hand van de vraag of het ontwerp bij hun persoonlijkheid past. Daarnaast vulden ze twee vragenlijsten in die respectievelijk peilden naar de persoonlijkheid (de NEO Five Factor Inventory, NEO FFI) en de uitgaansstijl (een zelf opgestelde vragenlijst). De NEO FFI wordt gebruikt om uitspraken te doen over de individuele persoonlijkheid in termen van vijf persoonlijkheidsdimensies. Deze zijn extraversie (uitbundig, spontaan, assertief), altruïsme (empathisch, vriendelijk, hartelijk), consciëntieusheid (betrouwbaar, gewetensvol, zorgzaam), neuroticisme (onstabiel, emotioneel, afhankelijk) en openheid (creatief, fantasierijk, vooruitstrevend). Of kortweg, de ‘Big Five’. Als laatste werd er gevraagd naar een aantal persoonlijke gegevens zoals de kledingsmaat, gewicht, lengte en geboortedatum.

 

De resultaten geven in eerste instantie aan dat vrouwenkledij kan onderverdeeld worden in zes categorieën, namelijk in sportief/mannelijk, zakelijk/gedistingeerd, romantisch/frivool, sexy/vrouwelijk, conservatief/klassiek en donker/winters. De resultaten geven verder aan dat een bepaalde voorkeur voor deze categorieën bij vrouwelijke studenten samengaat met hun persoonlijkheid, uitgaansgewoonten en BMI.

 

Uit het onderzoek blijkt dat sportieve/mannelijke kledij eerder gekozen wordt door vrouwen die openstaan voor nieuwe ervaringen en vrouwen met een hogere BMI, maar minder door consciëntieuze mensen. Zakelijk/gedistingeerde kledij wordt gekozen door consciëntieuze vrouwen en minder door vrouwen die altruïstisch zijn ingesteld. Deze altruïstische vrouwen hebben wel de voorkeur voor conservatieve/klassieke kledij. Donkere/winterse kledij wordt het minst gekozen door extraverte vrouwen. Extraverte vrouwen geven er tevens, qua uitgaansstijl, de voorkeur aan om naar een discotheek te gaan, maar zijn het minst te vinden voor een bezoek aan het museum. Tenslotte suggereren de resultaten nog dat studentes die de voorkeur geven aan romantische/frivole kledij eerder naar een concert of theater gaan.

 

Om deze resultaten op een eenduidige manier te verklaren, werden deze in verband gebracht met de onderzoeksbevindingen van Clarysse. Bij de bevinding dat donkere/winterse kledij het minst wordt gekozen door extraverte studentes en dat deze vrouwen tevens de voorkeur geven om uit te gaan naar een discotheek, kunnen we bijvoorbeeld de volgende verklaring geven. Extraverte studentes zien zichzelf als assertief, uitbundig, spontaan, enthousiast en joviaal. Uit het onderzoek van Clarysse blijkt dat net deze vrouwen de voorkeur geven aan sexy en jeugdige kledij. Bij deze kledingsstijl kunnen we makkelijk het beeld oproepen van kleurrijke ontwerpen, lichte stoffen en open kledij. Kortom, de term zomers zou hier kunnen gelden. En in dat opzicht komen de resultaten van beide onderzoeken met elkaar overeen. Verder geven de resultaten van het huidig onderzoek aan dat studentes die de voorkeur geven aan sexy/vrouwelijke kledij eerder geneigd zijn uit te gaan naar een discotheek. Dit kan vervolgens verklaard worden door het feit dat een discotheekbezoek doorgaans samenhangt met uitbundig zijn, opgemerkt willen worden. Bovendien wordt er meestal vooraf uitgebreid stilgestaan bij het selecteren van de kleding. Men wil aantrekkelijk gevonden worden, men wil graag opvallen. De stijl die men doorgaans gebruikt om zich aantrekkelijk te kleden is sexy/vrouwelijk, wat ook bevestigd wordt in de literatuur.

 

Als conclusie kan gesteld worden dat dit onderzoek erin geslaagd is om de onderzoeksbevindingen van Clarysse deels te repliceren en hierop een aanvulling te bieden. Dergelijk onderzoek naar het verband tussen mode en persoonlijkheid kan een meerwaarde  hebben voor het begrijpen van de eigen identiteit. Voor de meesten is het uiterlijk in vele situaties steevast de belangrijkste boodschapper van de identiteit. Kledij is in deze tijd meer toegankelijker geworden, we krijgen meer gelegenheid om een keuze te maken waardoor kledij een mogelijkheid vormt tot zelfexpressie. ‘Dressing’ blijkt met andere woorden wel degelijk een ‘way of life’ te zijn.

Bibliografie

 

Brehm, S.S., Kassin, S.M., Fein, S., & Mervielde, I. (2000). Sociale psychologie. Gent: Academia Press.

Butt, S., & Phillips, J.G. (2008). Personality and self reported mobile phone use. Computers in Human Behavior, 24, 346-360.

Clarysse, J. (2006). Modeonderzoek: persoonlijkheid, zelfbeeld en lichaamsbeeld als predictoren van kledijvoorkeur bij vrouwen. Niet gepubliceerde scriptie,  Psychologie, Universiteit Gent, Gent.

Delhaye, C. (1993). Mode, geleefd en gedragen: een sociologie van het dagelijks leven. Leuven: Acco.

De Raad, B. (2000). The big five personality factors: the psycholexical approach to personality. Germany: Hogrefe & Huber Publishers.

De Raad, B., & Doddema-Winsemius, M. (2006). De big 5 persoonlijkheidsfactoren: een methode voor het beschrijven van persoonlijkheidsfactoren. Amsterdam: Nieuwezijds.

De Raad, B., & Perugini, M. (2002). The big five assessment. Germany: Hogrefe & Huber Publishers.

Ewen, R.B. (1998). Personality, a topical approach: theories, research, major controversies and emerging findings. New Jersey London: Lawrence   Erlbaum Associates, Publishers.

Federix, E. (2006). Toon-aard, een literatuurstudie naar de samenhang tussen muzieksmaak en persoonlijkheidskenmerken. Niet gepubliceerde scriptie, Toegepaste Psychologie, Lessius Hogeschool Antwerpen.

Finkelstein, J. (1991). The fashioned self. Cambridge: Polity Press.

Gaus, H., Van Hoe, J., Brackeleire M., & Van der Voort, P. (1992). Mensen en mode: de relatie tussen kleding en konjunktuur. Leuven: Garant.

Giddens, A. (1991). Modernity and Self-Identity. Cambridge: Polity Press.

Gordon, R.G. (1999). Personality. London: Routledge.

Hoekstra, H.A., Ormel, J., & De Fruyt, F. (1996). Big Five persoonlijkheidsvragenlijsten: handleiding. Lisse: Swets, testservices.

Klecker, B. (2000). Vrouw in stijl. Amsterdam: Prometheus.

Kraaykamp, G., & Van Eijck, K. (2005). Personality, media preferences, and cultural participation. Personality and Individual Differences, 38, 1675-1688.Lens, W., Van Avermaet, E., & Eelen, P. (1996). Inleiding tot de psychologie. Leuven: Universitaire Press.

Maltby, J., Day, L., & Macaskill, A. (2007). Personality, individual differences and intelligence. England: Pearson education limited.

Matthews, G., Deary, I.J., & Whiteman, M.C. (2003). Personality Traits (2nd ed.). Cambridge: Cambridge University Press.

Metaal, N., Jansz, J., & Fischer, A. (1994). Psychologie: de stand van zaken. Lisse: Swets & Zeitlinger bv.

Pervin, L.A. (1989). Personality: theory and research. Canada: John wiley & sons.Pervin, L.A., & John, O.P. (1999). Handbook of personality: theory and research. New York: Guilford Press.

 

Portnoy, E. (1986). De geklede mens. Den Haag: Plenary publications international bv.

 

Radar, E. (1969). The manifestations of fashion as a phenomenon of social psychology. Diogenes, 17, 80-97.

Rawlings, D., & Ciancarelli, V. (1997). Music preferences and the Five – Factor Model of the NEO Personality Inventory. Psychology of Music, 25, 120-132.Roediger, H.L., Capaldi, E.D., Paris, S.G., Polivy, J., & Herman, C.P. (1996). Psychologie, een inleiding. Gent: Acdemia Press.Van Boven, C.M.J., & Laurila, R.L. (1993). Psychologie, een oriëntatie. Nederland: Wolters-Noordhoff bv Groningen.

Vonk, R. (1998). De eerste indruk: bekijken en bekeken worden. Amsterdam: Boom.Wells, M., & Thelen, L. (2002). What does workspace say about you? The influence of personality, status and workspace on personalization. Environment and Behavior, 34, 300-321.

 

 

 

Universiteit of Hogeschool
Bachelor in de Toegepaste Psychologie
Lessius Hogeschool
Publicatiejaar
2008
Share this on: