Het einde vd Geschiedenis? Francis Fukuyama's these opnieuw ter discussie gesteld naar aanleiding van 11/09 en de globalisering

Michiel Van Oudsheusden
Persbericht

Het einde vd Geschiedenis? Francis Fukuyama's these opnieuw ter discussie gesteld naar aanleiding van 11/09 en de globalisering

 

In een artikel in NRC Handelsblad beschrijft India-correspondent Anil Ramdas hoe een traditioneel Indiaas visserslied door een Amerikaanse rapartiest wordt gesampled, herschreven en vervolgens een wereldhit wordt. Omdat de nieuwe tekst obsceen klinkt en de melodie van het lied ‘gestolen’ is, wordt het nummer in India verboden. Het gevolg is dat de Indiase jeugd het massaal van het Internet downloadt om er semi-clandestien op te dansen. Althans, de jongens dansen erop, want in India mogen meisjes zelfs semi-clandestien niet dansen, roken of drinken. Als ze dat toch doen, geven ze een vrijbrief om te worden aangerand. Ramdas vraagt zich vertwijfeld af of de verspreiding van westerse ideeën, zoals het recht om in het openbaar plezier te maken, aan het mislukken is. Nemen niet-westerse culturen onze opvattingen over vrijheid, tolerantie en emancipatie over? Of willen ze alleen de vermakelijke westerse ‘spullen’ hebben, zoals mobiele telefoons, zonnebrillen en tv-toestellen?

            Ramdas’ anekdote is kenschetsend voor wat gemeenzaam de globalisering is gaan heten. Sommigen beschouwen die globalisering als de botsing tussen traditie en moderniteit, terwijl anderen net van mening zijn dat de wereld onstuitbaar naar één politiek en economisch systeem toegroeit. De Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama is zowat de bekendste uitdrager van die laatste overtuiging. In een ophefmakend essay net voor de val van de Berlijnse Muur, schreef hij dat er geen geloofwaardig alternatief meer bestaat voor de liberale democratie en het kapitalisme. De geschiedenis, begrepen als het strijdperk van ideologieën, had afgedaan.

            Drie jaar na zijn artikel, werkte Fukuyama zijn stelling uit in een boek, The End of History and the Last Man. Hij werd er op slag wereldberoemd mee, al nam niet iedereen hem zijn lofzang op het kapitalisme in dank af. Linkse intellectuelen reageerden verontwaardigd omdat zij vonden dat hij de Nieuwe Wereldorde van president George Bush senior goedpraatte. Sommigen verweten Fukuyama zelfs een propagandist van de Amerikaanse regering te zijn, een ideoloog die geheel voorbijgaat aan de minkanten van het liberale kapitalisme door te doen alsof armoede, sociale uitsluiting, oorlog, racisme en milieuvervuiling van een andere wereld zijn.

            Die kritiek is niet helemaal terecht. Met zijn beruchte uitspraak dat de geschiedenis voorbij is, bedoelde Fukuyama niet dat er een einde was gekomen aan de opeenvolging van betreurenswaardige gebeurtenissen, zoals oorlogen en rampen. Hij wilde ‘enkel’ zeggen dat de geschiedenis, begrepen als de strijd der ideeën, definitief in het voordeel van het liberalisme leek beslecht. Daardoor blijft de liberale democratie na de ineenstorting van de communistische staatsbestellen, als enige werkbare regeringsvorm over.

            Twaalf jaar later, na de terreuraanslagen van 11 september 2001 en met het wereldwijde protest tegen de globalisering, klinkt Fukuyama’s ‘triomfkreet’ velen niet alleen naïef, maar vooral pervers in de oren. Neorealist en notoir tegenhanger van Fukuyama, Samuel Huntington, is van mening dat de geschiedenis op 11 september officieel is herbegonnen. Islamfanatici strijden tegen de democratische idealen, zoals de gelijkheid tussen man en vrouw en de scheiding tussen politiek en religie. Volgens Huntington heeft de islamwereld een aanval ingezet op de westerse beschaving, haar cultuur en haar waarden.

            Ook andersglobalisten betwisten de superioriteit van Fukuyama’s liberale democratie. Zij verzetten zich vooral tegen de manier waarop de Verenigde Staten en machtige multilaterale instellingen zoals de Wereldhandelsorganisatie en het Internationaal Muntfonds de ‘vrijemarktdemocratie’ aan derdewereldlanden opdringen. Dat heeft voor die landen vaak catastrofale gevolgen, omdat ze met dat systeem geen ervaring hebben. Bovendien is het soort democratie dat het Westen naar de rest van de wereld exporteert in realiteit helemaal niet zo democratisch, menen ze. Multinationale bedrijven vestigen zich in ontwikkelingslanden om er winst te rapen. Ze bekommeren zich vaak niet om mensenrechten of sociale rechtvaardigheid. Door de globalisering dreigt de democratie eerder in gevaar te komen, dan zoals Fukuyama betoogt, te zegevieren.

            De vraag is dan of de liberale democratie voor haar voortbestaan moet vrezen na 11 september en met de globalisering. Bestaat er een leefbaar alternatief voor? Zo ja, hoe ziet dat alternatief er dan uit?

Fukuyama houdt nog steeds vol dat er geen beter systeem bestaat dan dat waarin wij westerlingen leven. De radicale islam is geen uitdaging voor het liberalisme, omdat de liberale principes van vrijheid en gelijkheid volgens Fukuyama universeel aanvaard zijn. Dat verklaart waarom slechts een kleine minderheid van islamieten bereid is het moslimfundamentalisme te omarmen. Ook de andersglobalisten dragen geen alternatief uit. Zij bepleiten respect voor de mensenrechten en ijveren voor eerlijke handel. Ondanks hun scheldtirades tegen de neoliberale wereldorde, zijn ze het principieel met die orde eens. Hun antwoord op de uitdagingen van de globalisering is méér democratie in de vorm van universele individuele rechten en wereldwijde politieke participatie.

            Heeft Fukuyama het dan bij het rechte eind? Triomfeert het liberalisme en luidt de globalisering het einde van de geschiedenis in? Een groot knelpunt bij het beantwoorden van die vraag is de ambigue en inconsequente manier waarop Fukuyama – een filosoof nota bene – termen als (neo)liberalisme en democratie hanteert. Het geeft te denken over zijn ware bedoelingen. Wil hij toch de huidige wereldorde rechtvaardigen, zoals links beweert? Bij neoconservatieve politici vinden Fukuyama’s ideeën gretig gehoor. En Fukuyama sprak zich herhaaldelijk uit voor de plannen van George W. Bush om militair te interveniëren in Irak. Die inval zou moreel gerechtvaardigd zijn, omdat de VS de strijd der ideologieën in 1989 hebben gewonnen.

De meer filosofische discussie spitst zich toe op de vraag of het kapitalisme en de liberale idealen van vrijheid en gelijkheid wel zo universeel zijn als Fukuyama beweert. Daarover woedt na de aanslagen van 11 september een hevig debat. Steeds vaker horen we dat mensenrechten en democratie westerse uitvindingen zijn die niet naar vreemde culturen kunnen worden uitgedragen. Maar als het liberalisme zijn universaliteitsaanspraak laat varen, blijven alleen handelsstromen en investeringen over om de onvermijdelijke globalisering te schragen. Daarmee zijn we opnieuw aanbeland bij Ramdas’ anekdote. In een modern land als India mogen meisjes wel naar Amerikaanse muziek luisteren zolang ze er niet op dansen. Al volstaat één dergelijke vaststelling niet om Fukuyama in het ongelijk te stellen, toch doet deze twijfels rijzen over de bestendigheid van het liberalisme in bepaalde werelddelen. De globalisering leidt er immers toe dat Indiërs zich de westerse producten eigen maken zonder er de westerse waarden bij te nemen.

Universiteit of Hogeschool
Sociale Wetenschappen, departement Politieke Wetenschappen
Publicatiejaar
2004
Share this on: