Een kritische analyse van de berichtgeving over de Kosovo-oorlog in het VRT-journaal

Pieter Desloovere
Persbericht

Een kritische analyse van de berichtgeving over de Kosovo-oorlog in het VRT-journaal

ARTIKEL                                                                               pieter desloovere

 

De laatste jaren zijn media in oorlogstijd aan een grote evolutie onderhevig. De probleempunten en beperkingen waar journalisten in oorlogsgebieden mee te maken hebben, zijn meer en meer doordacht en worden met de dag professioneler. Naast de ‘echte’ oorlog woedt ook de ‘media’ oorlog. Wapens communiceren en communicatie is een wapen. Op allerhande manieren tracht men de informatie te manipuleren: bepaalde invalshoeken zijn overbelicht, andere gebeurtenissen of getuigenissen komen in de doofpot terecht. Elementen als censuur en propaganda zijn niet het monopolie van een oorlog. Ze zijn ook van toepassing in ‘vredestijd’. Tijdens een conflict gebeurt het gebruik op een andere manier.

 

Media in oorlogstijd worden gestuurd, zoveel is duidelijk. Ze hebben niet de mogelijkheid om te gaan en te staan waar ze willen. Media volgen oorlogen omdat ze een nieuwswaarde hebben. Conflicten zijn meeslepend en fascinerend om te volgen. Oorlog is dramatiek, wekt de aandacht van het publiek en media kunnen ermee scoren. Een oorlog op zich is niet voldoende om media-aandacht te krijgen. Heel wat andere factoren zoals de intensiteit en de omvang van het conflict, de plaats en toegang tot de regio en wie de strijdende partijen zijn, bepalen of er al dan niet over bericht wordt.

 

Onze studie is een van de zeldzame Vlaamse televisieonderzoeken rond oorlog. Het  beperkt zich tot de berichtgeving over de Kosovo-oorlog op het VRT-journaal. Welke strategie of tactiek werd er gehanteerd? Wat maakte de berichtgeving over deze oorlog zo uniek? Een eerste deel is kwantitatief. 369 reportages gaven resultaten over vier basisgegevens: ‘soort frame’, ‘bron’, ‘actor’ en ‘duur’. Per reportage leverde dit verscheidene conclusies op, bijvoorbeeld de gemiddelde duur van het soort reportage, welke bronnen het VRT-journaal gebruikt, welke actoren in beeld komen, etc. In het kwalitatieve deel komen VRT-journalisten aan het woord, de vraag of we als kijker een genuanceerder beeld krijgen, etc.

 

Uit onze analyses mogen we besluiten dat de VRT een tactiek van zwart-wit-berichtgeving hanteert. In een reportage kwam meestal slechts één van de strijdende partijen, ofwel de NAVO ofwel een andere partij, aan bod. Dit betekent niet dat het VRT-journaal een voorkeur heeft voor een van hen. Het woord-wederwoord-principe wordt uit het oog verloren. De kijker kreeg voor de volledige periode van de oorlog uiteindelijk een min of meer evenwichtige of ‘neutrale’ berichtgeving. Toch enkele kritische bedenkingen. Een kijker heeft meestal niet de mogelijkheid om elke dag naar het Journaal te kijken. De kans is groot dat hij alleen kijkt naar het 19u – journaal. Hoewel per dag, alle nieuwsuitzendingen in acht genomen, een ‘neutraal’ beeld wordt gegeven, ervaart de kijker dit niet zo. Hij pikt enkele dingen mee en vormt er zijn eigen beeld van. Dit zorgt dat de kijker er verkeerde indrukken kan op na houden. Er is een spanningsveld tussen drie grote actoren: het wetenschappelijk onderzoek (Hoe zou de verslaggeving moeten zijn?), de media (Hoe gebeurt de verslaggeving in de praktijk?) en het publiek (Hoe ervaren we de verslaggeving?).

 

Veel aandacht ging uit naar de Kosovaarse vluchtelingen en humanitaire hulpverleners.  De NAVO daarentegen kwam in het begin van de oorlog in beeld als militair bondgenootschap (met o.a. veel beelden over haar F-16 piloten) terwijl op het einde ervan de NAVO geassocieerd werd als hulpverlener (met de KFOR-vredesmacht) en redder van de Albanese Kosovaren. Ondanks het feit dat de NAVO haar actie legitimeerde met het argument een humanitaire catastrofe in Kosovo te vermijden, was het gebruik van beelden met Kosovaarse vluchtelingen niet het monopolie van de NAVO. Ongeacht het gebruikte frame waren de Kosovaarse vluchtelingen dominant aanwezig waren op het scherm.

 

De openbare omroep VRT berichtte hoofdzakelijk vanuit de invalshoek van de Kosovaarse vluchtelingen en slachtoffers. Ondanks de pertinente aanwezigheid van vluchtelingen heeft dit weinig te maken met manipulatie of propaganda. Je kunt niet zeggen dat de VRT op een expliciete manier pro-Kosovaars, pro-NAVO of pro-Servisch was. Ze identificeerde zichzelf met een slachtofferrol zonder daarvoor partij te kiezen.

 

Is dit conflict een uitzondering in vergelijking met andere oorlogen, of is het een algemeen gegeven dat media zich met de slachtoffers identificeren? Bij elk conflict hebben media nood aan scenario’s om de verslaggeving te kunnen verzorgen. Het vergemakkelijkt de manier van berichten, zowel voor de media zelf als voor de duiding naar de kijkers toe. Slagen media hier niet in, dan verschuilen ze zich achter metaforen of verkondigen ze een discours waarbij ze hun onmacht verantwoorden. Media grijpen nu eenmaal vlug naar het emotionele. Wat dan met het medelijden, de beschuldigingen en de angst? Dit zijn ingrediënten om een verhaal te dramatiseren en de interesse van de kijker te behouden. De betrokkenheid van de kijker blijft meestal afstandelijk. Alles speelt zich af op zijn televisie terwijl hij rustig in zijn zetel zit. De kijker ziet nauwelijks beelden van de agressor maar telkens na een gruwelijke daad met veel slachtoffers lijkt het wel alsof de internationale gemeenschap een reden heeft om in te grijpen. Televisiebeelden van het drama versterken deze argumentatie. Contradictorisch genoeg zorgde het NAVO-ingrijpen voor nieuwe slachtoffers, de Serviërs. Hoewel televisie de interventie rechtvaardigde, kwam de klemtoon te liggen op het emotionele, de vluchtelingen, en een antipathie voor Milosevic. Ze ging niet echt op zoek naar de politieke onderliggende redenen van het conflict. Hoe komt het dat televisie vaak de kant kiest van de onderdrukte, van de slachtoffers? Media zijn heel gevoelig voor een bepaald denkbeeld, nl. dat van de rechtmatigheid, de oprechtheid of de authenticiteit. Er is iets misgelopen en het publiek het recht heeft dit te weten. Dus als televisie moeten we dit tonen. Op basis van enkele universele waarden poogt ze duidelijkheid en klaarheid te brengen. Ze probeert de verantwoordelijke(n) te zoeken die de onrechtmatige daad heeft of hebben begaan. Maar al vlug blijkt dat televisie met een eigen contradictie zit: enerzijds de wettigheid op basis van het recht (een volk heeft het recht om zich af te scheiden), anderzijds de slachtoffers die hun bestaansrecht opeisen. Beelden over slachtoffers zijn sensatie. Hiermee lokt een televisiezender kijkers, en dat is handig voor haar kijkcijfers. De moeilijkheid bij televisie bestaat erin om geen vergissingen te geven over het dominante gedachtegoed alsook grote aandacht te schenken aan de historische achtergrond van een conflict. Er moet een soort wisselwerking zijn tussen diegene die werkzaam zijn in de media en alle geledingen van de maatschappij. Maar aan het medium televisie moet een niet al te grote manipulatiemacht worden toegekend. Het is verstandiger te stellen dat televisie eerder over een alarmeringsfunctie beschikt dan dat ze een echte manipulatiekracht uitstraalt.

 

Universiteit of Hogeschool
Communicatiewetenschappen
Publicatiejaar
2004
Share this on: