Groepsverkrachting: verklarende factoren voor daderschap

Eveline De Wree
Persbericht

Groepsverkrachting: verklarende factoren voor daderschap

Groepsverkrachting: verklarende factoren voor daderschap.

Een daderprofiel in maatschappelijke context.

 

Het onderwerp van deze scriptie is spraakmakend en voor sommigen zelfs wat luguber. De relevantie ervan is echter onbetwistbaar, vermits het fenomeen groepsverkrachting - verkrachting door twee of meerdere personen – een brandend actueel thema is. Nog niet zo lang geleden kwam het vaak in de aandacht in de nationale media. Deze scriptie biedt een blik op de problematiek van binnenuit, aangezien ze gebaseerd is op een dossierstudie, uitgevoerd bij het Parket van Brussel.

 

De bespreking van groepsverkrachting vertrekt dus vanuit de realiteit, de situatie hier in België, meer specifiek in Brussel.  In het eerste deel wordt de situatie geschetst, op basis van de gerechtelijke dossiers. Enerzijds omvat het eerste deel informatie over de daders: hun afkomst (vooral Marokkaanse en Congolese jongeren), leeftijd, antecedenten, milieu… Anderzijds wordt ook het slachtoffer meer uitvoerig belicht, onder meer omdat men er nog te vaak van uitgaat dat verkrachting vooral plaatsvindt tussen onbekenden. De relatie tussen daders en slachtoffers wordt dan ook zorgvuldig onder de loep genomen, en er wordt getracht het beeld weer te geven dat bij de daders bestaat over de meisjes die zij tot slachtoffer maken. Tenslotte geeft dit hoofdstuk telkens heel kort het verhaal rond de verkrachting weer, de specifieke omstandigheden waarin de verkrachting heeft plaatsgevonden.

 

Het tweede deel brengt verklarende factoren voor de verschillende bevindingen uit het eerste deel. Groepsverkrachting is de instap, maar de bespreking van dit fenomeen reikt veel verder dan een eenvoudige beschrijving. In de vraagstelling naar verklarende factoren worden immers fundamentele processen besproken.

Het allochtone daderschap is het eerste en misschien wel voornaamste element van de dossierstudie dat om een verklaring vraagt. De verklaring vertrekt in de eerste plaats vanuit de positie van (tweede-generatie)migranten in de onze samenleving. Zo gaat er een criminaliteitsbevorderende werking uit van verschillende aspecten van hun sociaal-economische status. Bovendien bestaan er factoren die de jongeren steeds verder  zullen aanzetten om aansluiting te zoeken bij een groep van lotgenoten. En het zijn net deze jongerengroepen die voor de burger vaak een doorn in het oog vormen.

Daarnaast worden ook verschillende culturele elementen nader onderzocht. Want ook deze zullen ervoor zorgen dat allochtone jongeren vaak leeftijdgenoten in een gelijkaardige positie opzoeken om een plaats te vinden in de maatschappij. Onder andere cultureel geïnspireerde conflicten met ouders vormen een push factor naar groepsvorming toe, temeer omdat de jongeren zijn opgegroeid in collectivistische culturen en minder dan hun autochtone leeftijdgenoten geleerd hebben te vliegen op eigen vleugels.

Het geheel van verklarende factoren in dit hoofdstuk zal uiteindelijk duidelijk maken hoe deze jongerengroepen door de polen ‘frustratie’ en ‘agitatie’, respectievelijk ingegeven door de maatschappij en door de groepssfeer, een verhoogde kans hebben tot het plegen van straatcriminaliteit. De straat is immers het terrein waar de groepen ontstaan zijn en waar ze, los van het establishment van de volwassenen, hun eigen levensstijl zoeken. Eenmaal een jongere de eerste stappen heeft gezet op het vlak van delinquentie zal ook de reactie van politie en justitie een rol gaan spelen, en misschien zelfs voordien.

Ook de directe leefomgeving heeft een invloed. Brussel met al zijn contrasten, en alle eigenschappen van een grootstad vormt een ideaal decor voor de delinquentie van deze groepen.

 

De bespreking van groepsverkrachting houdt ook een voorzichtige peiling in naar de menselijke natuur. Immers, de vraag die men zich onvermijdelijk stelt als het gaat om groepsverkrachting is in welke mate de ‘groep’ een doorslaggevende rol speelt in het totstandkomen van het delict. Zakt het individu weg in de groep, die hem meesleurt in een delict dat hij eigenlijk afkeurt, of is elk individu in de groep even intrinsiek ‘slecht’?

Alleszins is duidelijk dat de band met ‘de groep’ als abstract gegeven vrij groot is voor de jongeren: in groep zijn de normen ruimer, en het feit dat jongeren zich willen bewijzen ten opzichte van elkaar brengt hen tot gedragingen die de grenzen van het toelaatbare overschrijden. Wanneer bepaalde gedragingen op een gegeven moment gedefinieerd zijn als “statusgevend”, zoals bij groepsverkrachting vaak het geval is, zal elke individuele jongere geneigd zijn deel te nemen. Voor een jongere kan het tevens belangrijk zijn, tijdens een groepsverkrachting, aan de overige aanwezigen te laten zien ‘dat hij een echte man is’.

 

Ten slotte wordt ingegaan op het seksuele karakter van het delict. De specifieke motieven voor groepsverkrachting worden uitvoerig besproken, maar er wordt vooral nader ingegaan op de verhoudingen tussen daders en slachtoffer tijdens de verkrachting. De voornaamste kenmerken ervan zijn: de daders ervaren een gevoel van macht. Ze wensen ‘te presteren’ en elkaar te bewijzen dat ze ‘het kunnen’. Het slachtoffer neemt voor de daders een ondergeschikte plaats in, ze reduceren haar tot een object.

Alhoewel groepsverkrachting een vreselijk delict is, zou men voorzichtig de hypothese kunnen formuleren dat groepsverkrachters over het algemeen minder ‘ziek van geest’ en ‘pervers’ zijn dan soloplegers. Groepsverkrachters zouden immers omwille van de groepsprocessen minder drempels hoeven te overwinnen om betrokken te raken bij dit zedendelict.

 

Om de bespreking van groepsverkrachting compleet te maken, volgt een analyse van de berichtgeving over groepsverkrachting in de geschreven media. In de scriptie wordt nagegaan of het beeld dat in de media wordt opgehangen overeenstemt met de realiteit. Over groepsverkrachting is erg veel te doen geweest in het jaar 2001, maar er zijn ook een aantal fouten terug te vinden in deze berichtgeving: men maakt bijvoorbeeld de fout groepsverkrachting voor te stellen als een nieuw fenomeen, dat is komen overwaaien uit de VS. Daarnaast scheppen de kranten het beeld dat groepsverkrachting een groot gevaar is, waar alle vrouwen bang voor horen te zijn. De omstandigheden van het delict worden vaak niet juist weergegeven. Groepsverkrachting wordt bijna steeds verbonden aan bendes en men doet het te vaak lijken op een ‘verkrachter-uit-de-bosjes’-fenomeen. Hoewel in de artikels over groepsverkrachting de realiteit duidelijk te herkennen is, wordt een evenwichtige berichtgeving vaak verstoord door vertekeningen die het geheel sensationeler maken.

 

Deze scriptie bespreekt het fenomeen groepsverkrachting op bijzonder ruime wijze. Zo wordt het tevens een wandeltocht doorheen verschillende criminaliteitsdomeinen.

 

Universiteit of Hogeschool
Rechten, Criminologie
Publicatiejaar
2003
Share this on: