Ruimte voor energie in Vlaanderen. Nadruk op hernieuwbare energiebronnen

Lennert
Tyberghein

Ruimte voor energie in Vlaanderen.
Nadruk op hernieuwbare energiebronnen
 
Elke menselijke samenleving wordt sterk bepaald door de energiebronnen waarover ze beschikt. Energie, onder de vorm van arbeid, elektriciteit of warmte, speelt een cruciale rol in de wereld en in alle momenten van het dagelijks leven. ‘Het belang van energie is moeilijk te overschatten en de geschiedenis van beschavingen is verwant aan de wijze van energievoorziening.’ (Simmons, 1989) Het is dan ook niet verwonderlijk dat energie een invloed heeft op het ruimtegebruik en het landschap.
 
Niet alleen de gemeenschap, maar ook het Vlaamse landschap werd eeuwenlang beïnvloed door de energievoorziening. Tot ver in de 19de eeuw werd het merendeel van de energie geleverd door mensen, dieren, water, wind en allerlei combinaties daarvan. De belangrijkste brandstof was hout. Ook turfwinning had een landschappelijke impact op verscheidene streken in Vlaanderen. Het fysisch voorkomen van dergelijke bronnen bepaalde de winning en de daarmee samenhangende invloeden op het landschap, de nederzettingen en de infrastructuur.
 
Met de ontdekking van steenkool, olie, aardgas en uranium boorde de mens andere energiebronnen aan. In Vlaanderen heeft vooral de winning van steenkool in de Kempense mijnen zijn sporen nagelaten in het landschap. Zo werden de landelijke Kempen omgevormd tot een industriële regio. Het uitzicht werd bepaald door schoorstenen, schachtbokken, terrils, koeltorens en fabrieksgebouwen. Momenteel vormen al deze elementen een unieke geografische streek in Vlaanderen.
 
Tegenwoordig vormen fossiele brandstoffen het grootste deel van de huidig gebruikte energiebronnen. Dergelijke bronnen hebben een impact op de schaarse ruimte. De havens van Gent, Antwerpen en Zeebrugge zijn voorzien van infrastructuur voor de opslag, de verwerking en het gebruik van fossiele brandstoffen en maken dan ook deel uit van een industrielandschap met een verregaande economische betekenis.
 
Het gebruik van nucleaire energie is het meest ruimte-efficiënt. Toch zal het aandeel van deze energiebron en dus het ruimtegebruik afnemen als gevolg van de grote veiligheidsrisico’s en de beperkte voorraad van uranium.
 
Het beleid richt zich de laatste jaren meer en meer op de verduurzaming van de samenleving. Op vlak van energie wordt daaraan veel aandacht besteed. Een aantal drijfveren zijn daarvoor verantwoordelijk. Ten eerste is er het klimaat en de uitputting van grondstoffen. Het voorbije jaar werd aan de zogenaamde ‘Global Warming’ immers gigantisch veel media-aandacht besteed waardoor dit thema sneller op de politieke agenda kwam. Ten tweede is er de duurzaamheid en de geopolitiek. Tenslotte is er de voorzieningszekerheid. Deze drie motieven zullen bij een toenemende behoefte aan energie dan ook sterk aan belang winnen.
 
Momenteel is het aandeel van hernieuwbare bronnen in de energievoorziening zeer gering. Deze bronnen hebben vooral veel invloed op de bovengrondse ruimte. Wanneer dergelijke bronnen in de toekomst meer en meer zullen worden ingezet, zal dit dus een aanzienlijk effect hebben op de ruimte. Bij deze gedachte rijzen er natuurlijk enkele vragen. Wat kan er, in het nu reeds bijna volgebouwde Vlaanderen, nog gerealiseerd worden? Welke gevolgen zal dit hebben op visueel esthetisch vlak? Van welke bronnen zijn grootschalige toepassingen mogelijk? Hoeveel ruimte is nodig en ten koste van welk ander grondgebruik? 
 
De nadruk wordt hierbij vooral gelegd op hernieuwbare energiebronnen zoals windenergie, zonne-energie, waterkracht en biomassa. Wanneer er in gedachten gehouden wordt dat een grootschalige centrale toepassing van een hernieuwbare technologie niet dezelfde vermogensconcentratie per oppervlakte-eenheid heeft als een systeem voor conventionele energieopwekking, kan er gesteld worden dat hernieuwbare energiebronnen in de toekomst heel wat ruimtelijke consequenties zullen hebben.
 
Biomassa vormt in Vlaanderen de belangrijkste hernieuwbare energiebron en levert momenteel ruim 70% van de duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de energie wordt geleverd door rest- of afvalstromen. De verwerking van deze stromen gebeurt op een zeer kleine oppervlakte en vergt dus weinig ruimte. Grootschalige aanplanting van energiegewassen (teelten en bossen) zijn in Vlaanderen onmogelijk. Dergelijke productie kost erg veel ruimte; ruimte die schaars is in Vlaanderen. Omdat in Vlaanderen, als dichtbevolkte regio met een te gering landbouwareaal, de productie van biomassa onmogelijk is, kan gebruik gemaakt worden van de aanwezige infrastructuur en haar centrale ligging in Europa om te fungeren als doorvoerland.
 
Windenergie heeft in Vlaanderen en op het Belgisch deel van de Noordzee een aanzienlijk potentieel. Het probleem ligt echter bij het vinden van geschikte locaties. De economisch interessante oppervlakte voor de inplanting van een groot aantal molens is marginaal. Windturbines hebben een grote oppervlakte nodig. Slechts een heel klein deel van deze oppervlakte wordt ook effectief bebouwd, m.a.w. het direct ruimtegebruik is dus beperkt. De resterende impact op de omgeving (indirect ruimtegebruik) is veel hoger. De belangrijkste belemmeringen zijn de visuele - en geluidshinder.
 
Zonne-energie neemt momenteel slecht een gering deel in van de hernieuwbare energieproductie. Wel voorspellen meerdere studies dat deze technologie (PV) uiteindelijk de fakkel zal overnemen van olie en gas. Ook op ruimtelijk vlak biedt zonne-energie veel perspectief. Deze energiebron is de meest ruimte-efficiënte hernieuwbare bron. Zonnepanelen kunnen de schaarse ruimte goed gebruiken door geplaatst te worden op daken en gevels van gebouwen. Het benutten van zonne-energie in Vlaanderen gaat in de meeste gevallen om meervoudig ruimtegebruik. De netto ruimtebehoefte is dus vrijwel nul.
 
Een belangrijke trend in ons energiesysteem is de evolutie naar een decentraal energiestelsel. Momenteel wordt elektriciteit in Vlaanderen grotendeels centraal geproduceerd, waarbij de distributie wordt gecontroleerd door de grote kapitaalondernemingen. Hernieuwbare energiebronnen zouden door hun modulair karakter in een dergelijk net kunnen geïntegreerd worden. De opbouw daarvan kan vergeleken worden met de structuur van het internet. Gebruikers kunnen dan niet alleen stroom afhalen (‘downloaden’) maar ook opladen (‘uploaden’).
 
De sterke cohesie tussen energie en ruimte is duidelijk. Energie heeft altijd al een grote invloed gehad op de ruimte en zal dit ook in de toekomst hebben. Jammer genoeg kan er gesteld worden dat bij de huidige discussies over hernieuwbare energie de ruimtelijke consequenties nog steeds onderbelicht blijven. Het is zeker dat deze bronnen in de toekomst een groter aandeel zullen hebben in de energievoorziening waardoor er ook meer   ruimtebeslag zal zijn. Ruimte voor dergelijke ontwikkelingen is dus nodig en zal zich niet zomaar spontaan aanbieden. Een actieve langetermijnplanning met stabiele maatregelen en participatie is dus een must.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2007