Renovaties van sociale hoogbouw in België. Van modernistisch naar hedendaags wooncomfort

Alexandra
Hoet

 

 

Renovaties van sociale hoogbouw in België

Van modernistisch naar hedendaags wooncomfort

 

 

Alexandra Hoet

 

 

 

 

 

Grote wooneenheden zijn na de tweede wereldoorlog overal in Europa ingezet als strategie om tegemoet te komen aan de grote woningnood. Het nieuwe industriële bouwen kon snel in goede huisvesting voorzien voor grote aantallen. Collectief gebruik van nieuwe technieken konden er bijvoorbeeld voor zorgen dat stromend water en centrale verwarming konden geïntegreerd worden, terwijl dit nog niet rendabel was voor de individuele woningen. Hierdoor bracht het hoogbouwwonen een vooruitstrevend wooncomfort aan zijn inwoners.

 

Vandaag, een vijftigtal jaren na de grootschalige toepassing, merken we dat het positieve beeld plaats heeft gemaakt voor een negatief imago rond deze woonvorm. Vooral sociale spanningen in deze wijken stellen deze in een negatief daglicht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de rellen in de banlieues van Parijs in 2005, die zich afspeelden in een decor van grote woonblokken. 

 

De achterliggende oorzaak van dat slecht imago ligt vooral in een verouderd wooncomfort. Snel vernieuwende technische en bouwfysische kennis en het niet mee evolueren met veranderende woonwensen, bijvoorbeeld groeiende oppervlaktenormen, een hedendaagse wens naar een open leefkeuken …, zorgen ervoor dat dit wonen vandaag niet meer up-to-date is. De evolutie van wooncomfort moet dan ook een sturende rol spelen in de renovaties om voorbij te kunnen gaan aan het oplappen van een negatief imago. 

 

Renovatie biedt de mogelijkheid om het hoogbouwwonen een nieuwe kans te geven en zijn principes te hernieuwen. Naast de vaak nog adequate dragende structuur, die renovatie economisch rendabeler maakt dan afbraak, kan deze woonvorm ook vandaag een antwoord bieden op hedendaagse problemen. Het huisvesten van grote aantallen gezinnen blijft bijvoorbeeld een actueel thema: door een trend naar samenwonen in kleinere gezinnen, een blijvende bevolkingsgroei en vergrijzing. En ook tendenzen als co-housing en zorgwonen kunnen ontwikkeld worden in de collectieve woonvorm. Daarnaast kan hoogbouw een rol spelen in het hedendaagse ruimtelijke ordeningsvraagstuk. Net hierin ligt het belang en mogelijkheid van grondige renovaties van de ‘verouderde’ grote woonblokken. 

 

Binnen de scriptie worden drie Belgische renovaties bestudeerd in functie van hun omgang met een veranderd woonideaal; van een modernistisch naar hedendaags wooncomfort. Hoe proberen ze de brug te slaan van een vergaan idee van ‘goed wonen’ in de jaren ’50  naar een hedendaagse woonwens? Als eerste renovatie wordt Sint-Maartensdal in Leuven, oorspronkelijk van Renaat Braem, bestudeerd. Daarnaast de recent gerenoveerde Silvertoptorens, en als derde het modernistische Ieder Zijn Huis-complex van Willy Van Der Meeren.

 

De omgang met wooncomfort toont een duidelijk verschillend verloop bij de drie cases.  Wel zien we overal eenzelfde insteek, namelijk het aanpassen van bouwfysische en technische aspecten aan geldende normen. Een strikt normatief kader zorgt ervoor dat overal de geldende norm nagestreefd wordt en een verbeterd wooncomfort verkregen wordt. 

 

Op basis van het plan, de oppervlakte, typologie, licht en buitenruimte zien we een minder duidelijk beeld. Algemeen is wel een eerder pragmatische aanpak waarneembaar. Door kleine ingrepen om bijvoorbeeld de oppervlaktes te vergroten, of een open keuken te verkrijgen met meer licht, kunnen weliswaar hedendaagse woonwensen gerealiseerd worden. Toch is het vasthouden aan de oorspronkelijke indeling van het bouwblok een belemmering. Het strippen van het gebouw zorgt nochtans voor een grote vrijheid, onder meer om te experimenteren met nieuwe woonvormen. Het kangoeroewonen wordt bijvoorbeeld reeds bij Ieder Zijn Huis toegepast. Maar verder wordt sterk vastgehouden aan de oorspronkelijke typologie en planindeling. 

 

Ook het collectieve aspect -  die in het modernistische gedachtengoed een grote inzet vormde van het collectief hoogbouwwonen - kan meer mogelijkheden bieden. We zien bij de Silvertoptorens en Ieder Zijn Huis wel een duidelijke hernieuwde aandacht voor dit thema. Het invoeren van nieuwe functies in een sokkelgebouw bij de Silvertoptorens en een herontwerp van het maaiveld voor zowel de inwoners van de torens als de grotere omgeving leiden tot een activatie van het collectief programma en ruimte. Terwijl in Ieder Zijn Huis – omwille van een nadrukkelijke erfgoedkundige waarde van het gebouw binnen het modernistische CIAM-discours – eerder een restauratieve aanpak gebruikt wordt. In het oorspronkelijk ontwerp door Willy Van Der Meeren was er al uitgebreid aandacht voor collectieve functies zoals het ontwerp van een dakterras, wasserette, kantoren, werkplaats enzoverder. Het restaureren en hernieuwen van deze ruimtes naar hedendaags gebruik kunnen dit collectief weefsel heractiveren.

 

Toch bood het strippen van de gebouwen een grotere kans om het co-housing principe en de grotere nood aan sociaal contact uit te diepen. Collectieve ruimtes zoals bijvoorbeeld logeerkamers, een recreatieruimte of een terras kunnen - als aanvulling op het kleine individueel wonen - een extra aspect van wooncomfort toevoegen. Sociale huisvesting vormt dé plek om met nieuwere woonvormen te experimenteren omdat deze loskomt van markteconomisch denken en omdat het collectief beheer een renovatie met visie over het samenwonen net mogelijk maakt, terwijl dit bij een individuele beheer van ieder zijn appartementje uit de boot zou vallen. 

 

De drie cases in de Belgische context hebben absoluut qua techniek, bouwfysica, maar ook in mindere mate op vlak van oppervlakte, ruimtelijke ervaring, licht en collectiviteit een hernieuwd wooncomfort aangestuurd. Toch valt op te merken dat er meer mogelijk is in deze woonvorm. Enkele Europese uitzonderlijke voorbeelden, waaronder de renovatiestrategieën van Druot, Lacaton & Vassal in Frankrijk tonen een grootse ommekeer naar een luxueus wonen aan. Ze incorporeren nieuwe collectieve ruimtes en technieken, waaronder zelfs een sauna, waardoor het collectief gebruik – dat ooit een vooruitstrevende incorporatie van stromend water mogelijk maakte – ook vandaag extra wooncomfort en zelfs luxe kan mogelijk maken. 

 

Een meer doorgedreven renovatie met een visie op het samenwonen zou net hierdoor een belangrijke rol kunnen opnemen binnen het debat over ons toekomstig wonen en ruimtelijke ordening. Hoogbouw kan zich in zijn collectiviteit net onderscheiden van het individuele wonen, en een rol spelen in een mentaliteitswijziging en het debat over verdichting van onze stadscentra. Het kan daarom als een pleidooi beschouwd worden voor een ‘open mind’ om wooncomfort als renovatiethema op de kaart te zetten, om voorbij te gaan aan een wens om een ‘imago op te lappen’, niet alleen bij architecten, maar ook bij de opdrachtgevers.

 

Download scriptie (20.91 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013