Private verzekeringen en sociale zekerheid bij sporters in Vlaanderen

Kathleen
Cardinaels

Kathleen Cardinaels

Risicoperceptie en verzekeringen bij sporters

Het is maandag 28 juni 2010. In de achtste finale van Wimbledon speelt Justine Henin tegen Kim Clijsters. In de derde game van de eerste set, bij een 30-0 voorsprong, glijdt Henin uit en valt op haar rechterarm. Ze besluit verder te spelen, ondanks de blessure. Hiermee neemt ze een zeer groot risico en waarschijnlijk verzwaart ze de gevolgen van haar val. Later blijkt dat ze hierdoor een scheur in de ligamenten van haar rechterarm opliep en dat ze maanden buiten strijd zal zijn. Zijn de gevolgen van deze blessure verzekerd en had iemand haar op de implicaties voor haar verzekering moeten wijzen?

De meeste sporters zijn zich niet bewust van de risico’s die hun activiteit met zich meebrengt. Zijn ze dat wel, dan denken ze vaak onterecht dat de risico’s gedekt worden door hun persoonlijke ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering of door de verzekering van de sportclub.

Als sporters een ongeval hebben, kunnen ze - in bepaalde gevallen - alleen rekenen op een vergoeding van de sociale zekerheid of een private verzekering. Wat zij precies verwachten van hun verzekering is afhankelijk van de risico’s van de sport en hun perceptie. Het onderzoek naar de risicoperceptie bij sportclubs en –beoefenaars, wil hierin meer duidelijkheid brengen.

740 sporters

Uit een enquête bij 740 sporters blijkt dat meer dan twee derde ooit al het slachtoffer is geweest van een ongeval of blessure. 46% van deze gekwetsten of geblesseerden was als gevolg hiervan zelfs tijdelijk arbeidsongeschikt. Een tweede opmerkelijke vaststelling is dat bijna 14% van de sporters niet weet of ze via hun sportclub verzekerd zijn voor alle lichamelijke ongevallen. Vier op vijf sporters verklaarde dat hun sportclub verzekerd is voor alle lichamelijke ongevallen en blessures. Dit is echter zeer twijfelachtig, want in de meeste verzekeringen worden duidelijk een aantal uitsluitingen opgenomen. Meer dan de helft van de sporters weet niet welke sporten uitgesloten worden door de eigen ongevallen- of ziekteverzekering. Dit kan zeer grote gevolgen hebben. Waren de slachtoffers van de crash met het ULM-vliegtuig in Kiewit bijvoorbeeld wel verzekerd voor hun sportactiviteit? En hoe zit het met de ongevallen van kitesurfers afgelopen zomer aan de kust?

Op vlak van risicoperceptie bij sporters blijkt uit het onderzoek dat de meeste sporten als veilig beschouwd worden en dat men het risico op blessures als matig inschat. Hierop zijn enkele uitzonderingen. Deltavliegen, duiken, hockey, vecht- en motorsporten worden over het algemeen eerder als neutraal tot onveilig beschouwd. Er is wel lang niet altijd consensus over welke sporten al dan niet gevaarlijk of risicovol zijn. Over het algemeen kunnen we uit de resultaten van het onderzoek besluiten dat Vlaamse sporters de risico’s bij blessure- en ongevalgevoelige sporten onderschatten en bij minder risicovolle sporten overschatten.

970 Sportclubs

Het tweede luik van het onderzoek focust zich op de verzekeringen van sportclubs zelf, aan de hand van een enquête die 970 keer werd ingevuld. Wat betreft de verzekeringen lichamelijke ongevallen en burgerrechtelijke aansprakelijkheid verwachtte de club vaak dat de federatie voldoende verzekerd zou zijn. Toch sloot 83% van de clubs een extra verzekering lichamelijke ongevallen leden en werd er door twee derde van de clubs ook geopteerd voor een extra verzekering tegen lichamelijke ongevallen vrijwilligers. In bijna 5% van de clubs weten de bestuursleden daarentegen niet of er een extra brandverzekering of een extra verzekering lichamelijke ongevallen vrijwilligers is gesloten. Van de extra verzekering lichamelijke ongevallen leden zijn de bestuursleden wel goed op de hoogte, wellicht omdat er vaker een beroep op gedaan moet worden.

Grote verschillen

Tussen de clubs bestaat er een groot verschil wat betreft de extra verzekeringen burgerrechtelijke aansprakelijkheid. De meerderheid van de sportverenigingen sloot een extra verzekering BA-leden. Een derde van de clubs deed dit echter niet en bij 9% was het bestuur zelfs niet op de hoogte van het al dan niet bestaan van een dergelijke verzekering. Een BA-uitbating werd door slechts 3 op 10 clubs afgesloten. Vele clubs spelen in een sporthal die door de gemeente wordt uitgebaat en verwachten daarom zelf niet verantwoordelijk te zijn voor de uitbating. Staat men zelf in voor de uitbating, dan is deze verzekering echter zeer belangrijk. Een gebroken glas, een valpartij of een voedselvergiftiging, het is allemaal snel gebeurd. Uit het onderzoek blijkt ook dat sportclubs het risico op een ongeval over het algemeen als klein tot matig inschatten.

Individuele sporters

Wat betreft de individuele sportbeoefening zijn de risico’s op ontoereikende verzekeringen of onderverzekering groot. Eerst en vooral is er de kwestie van de zogenaamde ‘sporttempels’. Dat zijn ruimtes en instellingen waar meerdere sporten uitgeoefend kunnen worden. Hier kan men vaak zonder lid te worden tegen betaling gebruikmaken van de faciliteiten, denk maar bijvoorbeeld aan fitnessruimtes, squashterreinen of klimmuren. Omdat de sporter geen lidgeld moet betalen, is hij niet aangesloten bij een federatie en heeft hij hierbij ook geen verzekering afgesloten. De burgerrechtelijke aansprakelijkheid is bijgevolg niet gedekt. Een aangepaste private verzekering kan hier een oplossing bieden.

Extreme sporten

Een tweede probleemsituatie betreft de zogenaamde “extreme” sporten zoals bungeejumpen, rafting of acrobatisch skiën. Enerzijds schuilt ook hier het risico dat men niet verzekerd is, omdat de sporter geen lidgeld moet betalen en dus niet aangesloten is bij een vereniging. Anderzijds is men zich vaak niet bewust van de beperkte verzekeringsdekking die deze sporten genieten. In alle ‘traditionele’ verzekeringen zijn bepalingen opgenomen die dekking van parachutespringen of andere extreme sporten uitsluiten. Dit is meestal ook het geval bij levens-, groeps- en individuele ongevallenverzekeringen. Het zou niet de eerste keer zijn dat de familie van een bij een parachutesprong overleden parachutist voor een bijkomende onaangename verrassing komt te staan als blijkt dat er geen efficiënt werkende overlijdensuitkering is en zelfs de begrafeniskosten niet terugbetaald worden.

Conclusie

Het is van kapitaal belang dat sporters en verenigingen beter ingelicht worden en zich meer bewust worden van de risico’s die hun activiteiten inhouden. De verantwoordelijkheid ligt hier zowel bij hen als bij de verzekeraars en de tussenpersonen. De sporters en de clubs moeten gewezen worden op het belang van een correcte, doeltreffende verzekering, dat gebeurt nu veel te weinig.

 

Download scriptie (2.74 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2010
Promotor(en)
Prof. Dr. M. GOOVAERTS, Prof. Em. H. CLAASSENS