Perceptions on Urban Space: the Case of Hyderabad's River Musi

Loïc
de Béthune

Een architect voor de sloppenwijken?

Mijn thesis begon als een studie rond een sloppenwijk in de Indiase stad Hyderabad. Vanuit mijn opleiding als architect wou ik op zoek gaan naar mogelijkheden om met dit fenomeen om te gaan en er architecturale ontwerpen voor te maken. Voor dit onderzoek deed ik twee maanden veldwerk in Hyderabad, een Indiase grootstad die de laatste decennia een explosieve groei heeft gekend. Al snel echter zou het onderzoek een zoektocht worden rond perceptie en ruimte die loodrecht op mijn hele opleiding stond en die me dwong eerst antropoloog, econoom en socioloog te worden vooraleer terug in de rol van de architect te kunnen kruipen.

In mijn onderzoek stootte ik immers snel op een soort onmacht van de architectuur om op een efficiënte manier met de sloppenwijk om te gaan. Ik zag tijdens mijn veldwerk sociale huisvesting die de sloppenwijk vervangen had maar na verloop van tijd ofwel verlaten werd, ofwel zelf een nieuwe sloppenwijk deed ontstaan. Ik zag hoe mensen hun eigen huizen en wijken bouwden op een manier die effectiever leek dan de architect het voor hen zou kunnen doen. Met andere woorden: ik ontdekte dat als ik de sloppenwijk wou aanpakken ik de oorzaken ervan moest aanpakken en niet de sloppenwijk zelf. Het werd me duidelijk dat ik me zowel door veldwerk als literatuur moest verdiepen in de leefwereld van de stedelijke armen, om met onderbouwde voorstellen op de proppen te komen.

Ik besloot ter plekke een soort steekproef te nemen van de stad en te kijken hoe de armen ruimte gebruiken. Als leidraad gebruikte ik de rivier die dwars door de stad loopt en besloot deze consequent af te wandelen en elke vorm van ruimtegebruik die ik kon vinden in kaart te brengen. Sloppenwijken zijn het strafste voorbeeld van ruimtegebruik, maar de armen zoeken ook plaats voor hun winkeltjes, tempeltjes, wasserijen, recyclagecentra,…  In de meeste gevallen hebben de armen in de stad geen andere plek om naartoe te gaan dan wat wij in Europa als “publieke ruimte” zouden bestempelen. Zoals je zou verwachten is ruimte in zo’n snel groeiende stad extreem schaars en staat elk beetje onbebouwde grond onder grote druk. Er zijn dan ook verschillende inwoners van de stad die elk hun verwachtingen hebben van de publieke ruimte en  die tegenstrijdige verlangens maken het gebruik ervan enorm omstreden.  In grote lijnen stootte ik op twee verschillende groepen die de publieke ruimte probeerden naar hun hand te zetten. Aan de ene kant staan zoals eerder vermeld de lagere klassen. Zij bekijken de stad vooral met een opportunistische blik en zoeken vooral de gebruikswaarde van publieke ruimte op. Aan de andere kant staat de stedelijke middenklasse. Deze relatief nieuwe bevolkingsgroep is op zoek naar een betere levensstandaard, betere technologie en infrastructuur maar ook mooiere, ordelijkere en hygiënischere steden. De vele sloppenwijken en armen in de stad zijn voor hen een smetvlek op hun ideaal van de stad. Het studiegebied rond de rivier gaf deze tweestrijd perfect weer. Sommige plekken werden opgeladen met een zekere monumentaliteit en werden streng gecontroleerd door de politie om te vermijden dat de armen er zich zouden vestigen, terwijl op andere plekken de oevers van de rivier werden bevolkt door spontaan gegroeide sloppenwijken. Dit ethische vraagstuk bleek zeer moeilijk om mee om te gaan: vaak zijn sloppenwijken e.d. natuurlijk illegaal en een inbreuk op het eigendom van andere mensen, aan de andere kant lijkt het dat in de Indiase context de meesten van die armen gewoon geen andere keus hebben dan in de publieke ruimte te leven en werken. En is dat niet net de rol die publieke ruimte moet spelen? Een plek die zich ten dienste stelt van de hele samenleving opdat iedereen een beter leven kan hebben? In de praktijk worden de armen echter meestal verbannen naar de plekken die voor de middenklasse van weinig belang zijn: onder bruggen, in de rivierbedding en in moeilijk bereikbare plaatsen gaan ze hun gang.

Een andere belangrijke vondst was dat de mensen die van het platteland naar de stad migreren dat vooral doen om een betere bron van inkomsten te vinden. Hun mogelijkheden om werk te vinden hangen af van wie ze kennen. Vaak zoeken mensen via hun familie, hun kaste, hun dorpsgenoten,… naar werk in de stad. Deze vorm van tewerkstelling behoort meestal tot wat de informele economie wordt genoemd: een economie die niet via legale wegen werkt en geen belastingen betaalt. Het is belangrijk te verstaan dat het ontstaan van sloppenwijken in het centrum van de stad gestuurd wordt door de informele economie die vooral in het centrum jobs aanbiedt. Voor een arme stedeling is de staat van zijn huis dus een bijkomstigheid, het belangrijkste is dat hij een locatie heeft dicht bij zijn sociaal netwerk en dus zijn job. Dit is een feit waar veel architecten in het verleden fout op ingespeeld hebben. De architect ziet namelijk vooral de slechte constructies en de gebrekkige voorzieningen waarmee deze mensen moeten wonen en de onaangepastheid van de locatie waar ze kiezen te wonen. Al te vaak worden deze sloppenwijken afgebroken en worden mensen verhuisd naar betere woningen in de stadsrand. Hoewel de mensen nu wel een steviger dak boven hun hoofd krijgen, schieten veel van die projecten hun doel voorbij aangezien de armen afgesneden worden van hun sociaal netwerk en daardoor hun inkomen verliezen. Waardoor ze toch terug in het centrum moeten gaan wonen, soms in nog ergere condities.

Verder bleek dat hoewel sloppenwijken vaak op ongunstige plaatsen ontstaan, ze wel met de loop der jaren en de hulp van autoriteiten kunnen evolueren tot volwaardige wijken binnen de stad. Ik stootte tijdens mijn veldwerk op wijken waarvan het niet meer duidelijk was dat ze als sloppenwijk ontstaan waren: ze hadden verharde wegen, stromend water, elektriciteit, riolering en een goede locatie binnen de stad. In de vijftig jaar tussen het ontstaan van de sloppenwijk en het moment dat ik er binnenliep hadden de inwoners beetje bij beetje hun eigen omstandigheden verbeterd en waren ze dichter bij een beter leven geraakt. Dit proces bleek vooral gekoppeld te zijn aan hoe zeker de inwoners van de wijk zich voelden over hun toekomst op die plek en hoe zeker ze konden zijn dat hun investeringen in hun omgeving hen iets zou opleveren. Dit hebben autoriteiten en planners in de hand want zij kunnen de bewoners garanties bieden en helpen hun infrastructuur te verbeteren.

In plaats van besluitende harde conclusies voor dit onderzoek te formuleren koos ik ervoor een aantal kleine conceptuele ontwerpen doorheen de tekst te verspreiden. Deze “architecturale” ontwerpen spelen in op de effectieve noden van de armen in de stad maar zijn ook controversieel bedoeld omdat ze de strijd tussen arm en rijk in de stad aan het licht brengen en proberen gulden middenwegen te zoeken voor het gebruik van ruimte in de stad.

 

 

Download scriptie (29.38 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2011