Opvolgzaamheid in het parlement.

Philippe
Nuyts

Opvolgers bevolken een derde van de Kamer en een vierde van het Vlaams parlement. Ze worden met de vinger gewezen omdat ze onze instellingen tot “kneusjesparlementen” doen verworden. Opvolgers zouden partijslaafjes zijn die zwijgen en stemmen, om hun politieke carrière te vrijwaren. Zijn die beschuldigingen terecht, en waarom zijn de opvolgers zo talrijk?

 

Sinds 1899 al staan er in ons land kandidaat-opvolgers op de kieslijsten. Oorspronkelijk dienen ze om parlementsleden te vervangen als ze ontslag nemen, ziek vallen of sterven. Aanvankelijk bleef hun aantal altijd beperkt. Als er al eens een opvolger de politieke arena betrad, was hij doorgaans al beslagen als kabinetsmedewerker. Zonder het opvolgerssysteem hadden politieke zwaargewichten als Jean-Luc Dehaene (CD&V) en Didier Reynders (MR) misschien aan een langere of zelfs andere weg moeten timmeren.

De grote boom komt er pas in de jaren negentig, wanneer de ministers niet meer in het parlement zetelen en er dus heel wat zitjes vrijkomen. De opvolgers hebben hun imago van slaafsheid vooral daaraan te wijten. Die ministers zijn niet alleen de topfiguren waar de hele campagne aan opgehangen wordt, maar de opvolgers, met een doorgaans zeer gering aantal stemmen, zijn afhankelijk van de periode dat de minister aanblijft. Dat is een vermindering van de algemene slagkracht van het parlement. Paars-groen had dat bij haar aantreden in 1999 blijkbaar door en schafte de opvolgers in 2000 af…

 

…om ze twee jaar later geruisloos terug in te voeren, een ingreep waar haast niemand zich vragen bij stelde of verklaringen voor zocht. De comeback van de opvolgers is bijna volledig te danken/wijten aan de ingrijpende kieshervormingen voor het federaal (en daarna Vlaams) parlement, een van de paradepaardjes van premier Guy Verhofstadt (VLD). Die hervorming is perfect gemodelleerd naar de personalisering van de politiek. Neem nu de wijziging van arrondissementele in provinciale kieskringen. Dat laat de regeringspartijen toe hun populaire kopstukken meer dan ooit uit te spelen - die bepalen als nooit tevoren het verkiezingsresultaat. Voortaan kunnen ze in een héle provincie verkozen worden in plaats van in een kleiner arrondissement  Bovendien waren er twee verkiezingen op twee jaar tijd: de federale in 2003 en de regionale en Europese in 2004. Zo draafden zowat alle kopstukken twee keer op, wat de afgelopen twee jaar hallucinante stoelendansen in het parlement en de Wetstraat opleverde. Zo werd politiek interimarbeid. En omdat die boegbeelden onmogelijk overal tegelijk kunnen zetelen, moet er telkens een vervanger klaar staan. De opvolgers bleven tijdens de kiescampagnes veelal verscholen in de wachtkamer.

 

SP.A slaagde erin de kieshervorming naar haar hand te zetten en modelleerde zich als geen ander naar de kopstukkencultuur – denk maar aan de vier teletubbies Stevaert, Janssens, Vande Lanotte en Vandenbroucke. SP.A en Spirit vormden ook het eerste kartel in Vlaanderen, zodat beloftes moesten gedaan en nagekomen worden. Heel wat Spiritisten belandden zo op de opvolgerslijst en in het parlement, omdat de SP.A-kopstukken toch minister werden of hun mandaat niet opnamen – momenteel zijn alle zes de Spiritisten in het federaal parlement opvolgers. Wat bovendien frappeert, is dat Verhofstadt zich in zijn Burgermanifesten van weleer een fervent tegenstander van de opvolgers én een fervent voorstander van kleinere kieskringen, districten, toonde. Hij droomde immers luidop van een politiek landschap naar Brits model, zonder plaats voor de christen-democraten. Steve Stevaert en SP.A-coryfeeën als Dirk Van der Maelen en Vlaams parlementsvoorzitter Norbert De Batselier geven toe dat SP.A altijd heftig voor het opvolgerssysteem is geweest. Onder Stevaert heeft de partij dan ook als geen ander aan personeelspolitiek gedaan en een nieuwe generatie politici klaargestoomd, dankzij en ten koste van het parlement. Al gaan er binnen de partij ook stemmen op dat men overdreven heeft.

 

De opvolgers verwijten dat ze het parlement verzwakken, is kort door de bocht gaan. Temeer omdat je niet alle opvolgers over dezelfde kam kunt scheren. Natuurlijk zijn er opvolgers aan wie een plaats op de lijst (en in het parlement) beloofd is. Dat kunnen kartelpartners of overlopers uit een andere partij zijn, of BV’s - denk maar aan Flor Koninckx voor SP.A/Spirit in Brussel-Halle-Vilvoorde, of  ex-radiomaker Jurgen Verstrepen voor het VB in Antwerpen.

Een tweede categorie zijn de “opgevisten”. Doorgaans zijn dat parlementsleden die goed werk leveren, maar door gebrek aan charisma of (media)bekendheid tussen de mazen van de effectieve lijst vallen. Bij deze categorie horen ook de “specialisten”: parlementsleden die het ondankbare, meer technische wetgevende werk doen, en dus niet gauw in praatprogramma’s of quizzen belanden. Net daarom is het vooral de nieuwe kieswetgeving die het parlement verzwakt. Door de grotere provinciale kieskringen moeten de kandidaten een groter publiek bereiken. Alle markten of lokale evenementen afschuimen, is dus haast onmogelijk geworden, de lokale binding met het electoraat verwatert. Bekende (achter)namen moeten stemmen lokken: populaire kopstukken en BV’s nemen de plaats in van vaak hard werkende politici die in hun arrondissement wel bekend zijn, maar in de rest van de provincie geen bel doen rinkelen. De opvolgers nemen op hun beurt de plaats in van de kopstukken die hun mandaat niet (kunnen) opnemen en compenseren de BV die van het parlementaire werk geen kaas heeft gegeten. Maakt het feit dat de partij hem opvist, de opvolger tot een partijslaaf? Dat is nogal sterk uitgedrukt, maar natuurlijk kan een opvolger met 2.000 stemmen niet even hard doorwegen als een minister met 160.000 stemmen.

Ten slotte zijn er de jonge talenten. Ze moeten zich bewijzen, profileren en een goede dossierkennis opbouwen, luidt het bij de fractieleiders. Daar wringt net het schoentje: door de helse stoelendansen van de afgelopen twee jaar, debuteren veel jongeren in twee parlementen op twee jaar tijd, debuteren ze pas als de legislatuur al bijna halfweg is of verdwijnen ze om een of andere reden uit het parlement net op het moment dat ze hun weg in het parlementaire labyrint vinden. Dat is een grotere verzwakking van het parlement dan de opvolgers zelf, en het hoeft dan ook niet te verbazen dat een jong parlementslid soms het partij- of fractiestandpunt blindelings volgt omdat hij gewoon niet beter weet. De opvolgers geven toe dat het niet wordt geapprecieerd dat ze in een plenaire zitting beginnen te roepen. Wat wel wordt geapprecieerd, zijn inhoudelijke voorstellen via de machinerie van de kabinetten (waar het parlement als instelling helemaal niet tegen op kan) of “toffe” wetsvoorstellen via de camera’s. Veel opvolgers willen zich op korte tijd manifesteren en springen van dossier naar dossier, afhankelijk van wat hot is in de media. Ook dat heeft een nefaste invloed op de kwaliteit van het parlementaire werk.

 

En laten we eerlijk zijn: ons parlement staat veel te zwak om het de regering moeilijk te maken, laat staan te doen vallen. De partijvoorzitters of de vice-premiers kunnen dat wel. Op het regeringsniveau worden de grootste crisissen ontzenuwd en wordt het topoverleg gevoerd – denken we maar aan Brussel-Halle-Vilvoorde en het eindeloopbaandebat. Bovendien maakt het parlement amper tien procent van de wetgeving. Weer de kabinetten en Europa degraderen het parlement al te vaak tot een stemmachine. Die evoluties vinden hun oorsprong al lang voor de opvolgerscultuur.

 

Voor het parlement zijn de stoelendansen van de afgelopen jaren veel schadelijker dan de opvolgers zelf, al spelen veel opvolgers daar vaak tegen wil en dank een grote rol in. De effectieve kieslijst is verworden tot een populariteitspoll. De wetgevende macht is log en past zich moeilijk aan de wetten van de media aan. De grote persoonlijkheden met de meeste stemmen en (dus) de meeste media-aandacht krijgen de meeste macht en blijven dan ook uit het parlement weg. Het parlement lijdt ontzettend onder de toenemende personalisering die de inhoud van de partijen verdringt - goed parlementair werk staat er haaks op. “Schaf de opvolgers morgen af en je krijgt een parlement vol BV’s”, verdedigde Stevaert de opvolgerscultuur. Of men voert ze overmorgen terug in.

Download scriptie (1.66 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2005