REMUNERATIE VAN BESTUURDERS VAN BEURSGENOTEERDE VENNOOTSCHAPPEN NA DE SRD II: EEN GOEDE OMZETTING OF WERK AAN DE WINKEL?

Dominik
Verbist

Sinds de financiële crisis in 2008 en schandalen uit het vennootschapslandschap is de Europese Unie de strijd aangegaan met de trend van korte termijn denken die was ingebed in het bestuur van de Europese beursgenoteerde vennootschappen. De aangereikte oplossing? Shareholder engagement. Het stimuleren van aandeelhouders om meer betrokken te zijn bij het reilen en zeilen van de vennootschap met het oog op het creëren van langetermijnwaarde voor deze laatste, staat hierbij bovenaan de agenda. De Europese Unie maakte door deze trend in 2017 de Shareholder Rights Directive II, ook wel SRD II genoemd, op.

Deze scriptie analyseert in het bijzonder de omzetting naar Belgisch recht van dat deel van de SRD II dat de remuneratie van bestuurders in deze beursgenoteerde vennootschappen aankaart. Op 28 april 2020 voerde de Belgische wetgever een wet in ter omzetting van deze richtlijn. Deze omzetting voerde een heel aantal wijzigingen door aan het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen. Deze scriptie onderzoekt deze omzetting kritisch, in het licht van rechtsleer aangaande het oude regime voor remuneratie. Op zoek naar suggesties ter verbetering van de huidige omzetting, kijkt in deze scriptie naar de implementatie van de SRD II in onze buurlanden Nederland en Frankrijk.

Wat is er nu juist gewijzigd?

Voortaan vraagt de wet uitdrukkelijk om zowel een remuneratiebeleid als een remuneratieverslag uit te schrijven voor de verloningspakketten van deze bestuurders. Hierbij geeft de wetgever een uitgebreid gamma aan inhoudsvereisten mee voor de vennootschappen. Het remuneratiebeleid bepaalt het beleid dat de vennootschap moet volgen bij het remunereren van haar bestuurders voor de volgende vier jaar. Het verslag daarentegen geeft een overzicht van de remuneratiepakketten die het voorbije jaar zijn uitbetaald. Op elk van deze documenten heeft de algemene vergadering van aandeelhouders binnen de vennootschap een stem, dit is de zogenaamde say-on-pay. In België gaat het om een bindende stem over het remuneratiebeleid en een adviserende stem over het remuneratieverslag.

Hoe verhouden deze wijzigingen zich met de stand van het recht en de rechtsleer? 

De Belgische wetgever had naar aanleiding van aanbevelingen van de Europese Commissie reeds voorafgaand aan de SRD II regels omtrent remuneratie van bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen ingevoerd. De kritische pen van de Belgische rechtsleer spaarde dit oude regime niet. De omzetting van de SRD II naar Belgisch recht vormde voor de Belgische wetgever een kans om aan deze kritiek tegemoet te komen. Althans dat zou men denken. Bij een analyse van de beleidskeuzes van de Belgische wetgever bij de omzetting, is het duidelijk dat men het oude regime in de mate van het mogelijke heeft behouden. Enkele belangrijke punten van kritiek houden als gevolg hiervan stand. Niet in het minste de (te) lakse gevolgen van een negatieve stem van de algemene vergadering op het remuneratieverslag. Diezelfde kritiek kan nu ook worden doorgetrokken naar het remuneratiebeleid.

Zowel voor het remuneratiebeleid als het remuneratieverslag is de letter van de SRD II als leidraad vooropgesteld bij de formulering van de Belgische omzetting. Dit is niet zonder problemen. De Europese wetgever heeft zich namelijk schuldig gemaakt aan het gebruik van een aantal ongedefinieerde termen. Door de, met momenten, vrijwel letterlijke overname van de Europese tekst heeft de Belgische wetgever een aantal van deze termen overgenomen. Dit kan op termijn tot rechtsonzekerheid leiden. Een spijtige vaststelling is dat de Belgische wetgever deze termen ook niet zelf heeft voorzien van een definitie.

Er zijn ook een aantal goede aspecten aan de omzetting. Het behoud van een aantal regels alsook inhoudsvereisten uit het oude regime zorgt voor een sterke mate van goldplating die net meer rechtszekerheid en een hoger niveau van aandeelhoudersbetrokkenheid als resultaat hebben. Daarnaast heeft de Belgische wetgever gekozen voor de invoering van een pay-ratio. Dit houdt in dat het remuneratieverslag de verhouding moet aantonen tussen de remuneratie van de bestuurders en het loon van hun laagst verdienende werknemer. Door de formulering van deze pay-ratio mist deze zijn doel. De laagst verdienende werknemer is niet representatief voor de prestaties van de vennootschap op vlak van verloning.

Hoe kunnen deze gebreken worden verholpen?

Voor het beantwoorden van deze vraag kan men naar onze buurlanden kijken. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld, net als België, een zeer letterlijke overname de SRD II doorgevoerd. Maar zodoende heeft de Nederlandse wetgever wel meer stilgestaan bij de inhoud ervan en er zelfs voor gekozen om bepaalde termen alsnog niet over te nemen. Verder bieden zowel Nederland als Frankrijk een aantal initiatieven om extra inhoudsvereisten aan het remuneratiebeleid en -verslag toe te voegen. Hiervan kan de Belgische wetgever een aantal in overweging overnemen. Het gaat hier bijvoorbeeld over de kennisgave van leningen die vennootschappen aan hun bestuurders geven.

Frankrijk is dan weer interessant omwille van haar zeer effectieve en motiverende sancties voor het niet nakomen van een goedgekeurd remuneratiebeleid alsook voor een afgekeurd remuneratieverslag. Daarnaast voert het een bindend stemrecht voor het remuneratiebeleid én het remuneratieverslag in hoofde van de algemene vergadering in. Frankrijk is bovendien een mogelijke inspiratiebron voor de wijziging van de formulering van de pay-ratio. Hierbij kijkt het immers naar zowel het gemiddelde als de mediaan van de verloning van alle werknemers binnen de vennootschap die niet onder de definitie van bestuurder vallen. Dit is een betere formulering dan de Belgische.

Deze scriptie concludeert dat de Belgische omzetting vanuit Europees perspectief een succesvolle operatie was door de hoofdzakelijk letterlijke overname van de tekst van de SRD II. Als men daarentegen vanuit Belgisch perspectief dezelfde analyse doet, wordt duidelijk dat er nog werk aan de winkel is. Zowel de Nederlandse als de Franse omzetting van de SRD II kunnen hiervoor als inspiratiebron dienen.

Download scriptie (2.77 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Prof. Dr. Kristof Maresceau