"Wat als je spraak beperkt wordt door een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet?"

Tine
Papeleu

 

Beeld je even in, jouw kind is geboren met een gespleten lip, kaak en/of verhemelte (schisis) en dit heeft een invloed op zijn of haar uiterlijk en functioneren. Het slikken verloopt moeilijker, maar ook het horen en spreken. De spraak is in die mate aangetast dat het een invloed heeft op het kind zijn of haar levenskwaliteit. Jouw kind wordt hierdoor vreemd bekeken door leeftijdsgenootjes, soms uitgesloten of zelfs gepest. Op dat moment wil jij, als ouder, toch ook niets liever dan het beste voor jouw kind?

Heel wat mensen hebben geen idee hoeveel kinderen er jaarlijks geboren worden met een gespleten lip, kaak en/of verhemelte. Helaas is dit voorkomen hoger dan we zouden denken: 1 à 2 per 1000 kinderen wordt hiermee geboren. Deze kinderen voelen zich vaak anders en soms uitgesloten in de maatschappij. Naar school gaan of deelnemen aan bepaalde activiteiten, bijvoorbeeld naar de jeugdbeweging gaan, is geen evidentie voor hen.

 

Veelvuldige chirurgische ingrepen tijdens de eerste levensjaren

Kinderen met een gespleten lip, kaak en/of verhemelte ondergaan tijdens de eerste levensjaren tal van operaties. Eerst wordt de lip gesloten rond de leeftijd van vier tot zes maanden en vervolgens wordt het verhemelte gesloten tussen de leeftijd van zeven en vijftien maanden. Tot slot kunnen er nog bijkomende operaties gebeuren zoals operaties van de kaak, het gebit of correcties van de lip, neus en/of het verhemelte.

In Europa, en dus ook in België, wordt het verhemelte gesloten rond de leeftijd van twaalf maanden. Op die leeftijd is het kind reeds gestart met het produceren van spraakklanken tijdens het brabbelen. Vermoedelijk zal de lip-, kaak- en/of verhemeltespleet dan een invloed hebben op de spraakontwikkeling. Er is geen duidelijkheid rond welke leeftijd het verhemelte het best gesloten wordt en wat de het langetermijneffect daarvan is op de spraak.

Volgende vragen staken de kop op: ‘Wat is de invloed van een verhemeltesluiting,  rond de leeftijd van twaalf maanden, op de spraak van kinderen met een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet?’ en ‘Kunnen kinderen met een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet hun spraak normaliseren tegen de leeftijd van negen jaar?’. Aan de hand van deze masterproef werd geprobeerd om op deze vragen een antwoord te bieden.

 

Aan de slag!

In samenwerking met het Schisisteam van het U.Z. Gent werd het onderzoek opgestart. Zij nodigden kinderen met een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet uit om deel te nemen. De kinderen waren gemiddeld negen jaar oud. Daarnaast werd via sociale media op zoek gegaan naar leeftijdsgenootjes zonder een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet.

Bij al deze kinderen werd een spraakonderzoek uitgevoerd bestaande uit verschillende onderdelen. Eerst werden de bewegingen van de lippen, kaken, tong en verhemelte, die zorgen voor de articulatie, beoordeeld. Vervolgens werd objectief en subjectief beoordeeld hoeveel lucht er langs de neus- en mondholte ontsnapt tijdens het spreken (resonantie). Ten slotte werd onderzocht hoe verstaanbaar het kind was en of de spraak van het kind anders werd beoordeeld dan de spraak van leeftijdsgenootjes.

De spraak van de kinderen met een gespleten lip, kaak en/of verhemelte werd vergeleken met de spraak van leeftijdsgenootjes zonder deze aandoening. Daaruit bleek dat de spraak van kinderen met een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet niet vergelijkbaar was met deze van kinderen zonder een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet. Bij 50% van deze kinderen werd de spraak als minder goed verstaanbaar beoordeeld en bij 75% werd de spraak als anders beoordeeld dan de spraak van kinderen zonder een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet. Daarnaast was er bij deze kinderen meer luchtontsnapping langs de neus tijdens het spreken met een invloed op de productie van verschillende spraakklanken. De klank /p/ werd bijvoorbeeld frequent vervangen door de klank /m/. Wanneer dergelijke fouten voorkomen tijdens het spreken, wordt dit benoemd als passieve articulatiefouten. Deze fouten zijn rechtstreeks het gevolg van de verhemeltespleet die aanwezig is bij kinderen met een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet. Ondanks de verhemeltesluiting rond de leeftijd van twaalf maanden konden niet alle spraakstoornissen geëlimineerd worden tegen de leeftijd negen jaar.

Naast passieve articulatiefouten kunnen er ook actieve articulatiefouten optreden. Hierbij gaat het kind fout gaan articuleren om zo te compenseren voor de luchtontsnapping langs de neus ten gevolge van de verhemeltespleet. Opvallend was de afwezigheid van dit type fouten bij de kinderen met een gespleten lip, kaak en/ of verhemelte. Van deze kinderen kreeg de helft logopedie waarbij gefocust werd op dit type articulatiefouten. Vermoedelijk resulteerde dit in de afwezigheid van actieve articulatiefouten. Het doel van deze masterproef was niet om het effect van logopedische therapie op de spraak van kinderen met een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet na te gaan. Een onderzoeker van het CESLAS (Centre for Speech and Language Sciences) onderzoeksteam van de Gentse Universiteit  voert hier momenteel onderzoek naar en tracht daar een antwoord op te bieden. Op basis daarvan zouden logopedisten hun behandelingsplannen op maat van de patiënt kunnen opmaken en bijgevolg een cruciale rol spelen in de behandeling van de spraak bij kinderen met een lip-, kaak- en/of verhemeltespleet.

 

image-20210930194936-1

Samen maken we het verschil

Elk van ons heeft het recht om zijn of haar stem te laten horen. Problemen tijdens het spreken mogen ons hier niet in hinderen. Onze spraak is immers de spiegel van onze ziel. Kinderen met een gespleten lip, kaak en/of verhemelte hebben daarom nood aan een interdisciplinaire aanpak. Binnen het Schisisteam werken de disciplines samen onder het motto “Samen maken we het verschil”, waarbij iedere discipline vanuit zijn expertise bijdraagt tot een gezamenlijk beleid voor elke individuele patiënt

Download scriptie (1.12 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Promotor: dr. Kim Bettens; Copromotor: prof. dr. Kristiane Van Lierde