'Modern family' in het echt. Hoe vergaat het kinderen die opgroeien in een niet-traditioneel gezin?

Sanne
Goossen

 

Inleiding

Minderheidsouderschap, ouderschap in niet-traditionele gezinsvormen, werd in de jaren zeventig opgericht als studiegebied toen gescheiden lesbische moeders voogdij gingen zoeken over kinderen die ze in heteroseksuele relaties hadden verwekt. Dit was een tijd van aanzienlijke sociale, culturele, religieuze en juridische oppositie tegen niet-traditionele families. Terwijl het ouderschap van holebi’s dezer dagen een reeds vaker besproken maatschappelijke kwestie is, blijft ouderschap in gezinnen waarbij een ouder bijvoorbeeld transpersoon is nog heel erg onderbelicht. De geringe maatschappelijke integratie van deze minderheidsgroepen en de impact dat dit kan hebben op zelfwaardegevoel van een ouder en bij gevolge voor diens kinderen nemen we even onder de loep.

 

Minderheidsouderschap en stigma

Ouderschap is een van de meest universele en meest gewaardeerde levenservaringen bij vele (jong) volwassenen maar het is veel minder eenvoudig voor (seksuele) minderheidsgroepen zoals lesbische en homo- en biseksuele volwassenen en transpersonen. Het minderheidsouderschap is  complex. Zo ervaren homomannen en ook transgenders (meer dan lesbische vrouwen) die ouders willen worden een aantal juridische en financiële belemmeringen maar botsen eveneens geregeld op stigmatisering en een gebrek aan sociale steun. Wanneer we de ouderschapswens bij transpersonen bekijken botsen we op een bijkomende moeilijkheid waarbij transpersonen omwille van hun wens om geslachtsgebonden lichaamskenmerken te veranderen kiezen voor interventies die onvermijdelijk leiden tot sterilisatie en stellen nieuwe uitdagingen in het vervullen van een kinderwens. Homomannen en transgenders worden dus vaker geconfronteerd met grotere complexiteit bij het beslissen hoe ze ouder worden (draagmoederschap, adoptie, co-ouderschap en pleegzorg). Adoptieouders worden sowieso vaak geconfronteerd met stigma's die verband houden met 'niet-traditionele' gezinsstructuren. Homoseksuele of lesbische adoptieouders worden vaak geconfronteerd met extra stigmatisering op basis van seksuele identiteit, wat op zijn beurt een negatieve invloed kan hebben op de geestelijke gezondheid van ouders. Ook voor transouders ontdekten onderzoekers dat ervaringen met transfobie heel gewoon waren. Transpersonen ervaren continue discriminatie, worden voortdurend gepathologiseerd, en profiteren van minder mensenrechtenbeschermingen op staatsniveau dan andere seksuele minderheden. Pleegzorg- en adoptiebureaus erkennen ook over het algemeen traag de rechten van transgenders en genderspecifieke mensen om als potentiële ouders te worden beoordeeld, zodat transgenders die willen adopteren bij deze diensten kunnen worden gediscrimineerd. De potentiële impact van deze discriminatie op het ouderschap is groot. Bijzonder zorgwekkend was het grote aantal deelnemers dat meldde dat de voogdij over het kind was verwijderd of beperkt omdat ze transgender waren.

 

Opgroeien bij holebi-ouders

Wat betreft de kinderen en adolescenten van holebi-ouders is de algemene consensus duidelijk. Zij blijken het even goed te doen als, of soms beter dan, de kinderen die zijn opgegroeid in moeder-vader oudergezinnen. Ondanks controverse over minderheidsouderschap toont onderzoek aan dat de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen sterker geassocieerd is met familieprocessen dan met gezinsstructuur. Dit moet niet verbazen gezien sociopsychologisch en medisch welzijn vaak gerelateerd zijn aan een hoge sociaaleconomische status. Gezien de tijdrovende en kostbare procedures om kinderen te krijgen, is het vaak aangetoond dat homoseksuele ouders een hogere sociaaleconomische status hebben (bijv. hogere niveaus van inkomen en opleiding) dan heteroseksuele ouders.

 

Opgroeien bij transouders

Gelijkaardige bevindingen zien we bij kinderen die opgroeien bij transouders. Kinderen van trans-ouders kennen een normale ontwikkeling in vele dimensies, met name op vlak van ouder-kindrelatie, psychosociaal welbevinden, seksuele en genderidentiteit, hechting, psychomotore ontwikkeling, spraak- en taalvaardigheid en lichaamsbeeld. Genderidentiteit bij kinderen die opgroeien bij transgenderouders blijkt een vaak voorkomende bezorgdheid. Genderidentiteit is echter het resultaat van een complex proces van psychologische constructies. We weten dit al sinds de jaren vijftig, dankzij studies van intersekse kinderen, te beginnen met de artikelen die door Money (in 1955) zijn gepubliceerd (deze leidden tot het onderscheid tussen biologische seks enerzijds en psychologisch en sociaal geslacht anderzijds). Het opgroeien in een gezin met een transouder is op zich geen risicofactor voor het ontwikkelen van een genderdysforie. Er is echter slechts beperkte literatuur beschikbaar is over het psychosociaal welbevinden en ontwikkeling van kinderen van transouders en de beleving van ouderschap door transpersonen en verder onderzoek is nodig. Uit de ontwikkelingsliteratuur van kinderen blijkt dat gunstige sociaaleconomische kenmerken en ouderlijke motivatie een centrale rol spelen in de uitkomsten van kinderen. We veronderstellen dus dat als we kijken naar transouders die kinderen vanaf de geboorte grootbrachten, een potentieel hogere sociaaleconomische status en ouderlijke motivatie kennen.

 

Niet-traditioneel wil niet zeggen niet-competent

Algemeen kunnen we stellen dat opgroeien in een gezin met minderheidsouderschap geen verschil geeft in het psychosociaal en/of medisch welbevinden of dat dit zelfs een voordeel zou zijn. En dit goed welbevinden kan als een bufferende rol gezien worden tegen psychische gevolgen van stigma. Ook de wettelijke en sociale bescherming van staten voor lesbische en homoseksuele personen en gezinnen lijkt effectief te zijn in het verminderen van ervaringen met stigma. (Farr & Vázquez, 2020; Perrin et al., 2019). Met deze bevindingen willen we een beroep doen op beoefenaars van geestelijke gezondheidszorg, zoals maatschappelijk werkers en psychologen, om homoseksuele en trans-ouders te helpen bij het verkrijgen van toegang tot psychosociale ondersteuning, om familieleden te ondersteunen en homo- en transfobe reacties te minimaliseren, om toekomstige minderheidouders te helpen bij gezinsplanning, om een adequate professionele opleiding te verzekeren, en pleiten voor een rechtvaardige behandeling in de samenleving en de helpende beroepen. Dit is dan ook de belangrijkste boodschap die we willen meegeven aan eenieder die betrokken is bij besluitvorming in onze gezondheidszorg; zorgverleners, mantelzorgers, patiënten maar ook voor beleidsmakers, die een grote impact kunnen hebben op de vermaatschappelijking, sociaal, juridisch en medisch van ‘het kind zijn en ouderschap binnen niet-traditionele gezinnen’.

Download scriptie (589.21 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Prof. Dr. Karlien Dhondt
Thema('s)