Ruimte-educatie als remedie tegen de baksteen in de maag

Lien
De Saegher

Elke dag verdwijnen er in Vlaanderen 10 voetbalvelden aan open ruimte. Vlaanderen raakt elke dag meer en meer versnipperd. Onze ruimtelijke wanorde brengt verschillende nefaste gevolgen met zich mee. Naar de toekomst toe zullen we dus op een andere manier moeten nadenken over wonen en bouwen. Deze masterscriptie onderzoekt de mogelijkheid van het onderwijs om de eerste kiemen te leggen voor bewustwording omtrent onze ruimteproblematiek. Ruimte-educatie moet jonge mensen bewust maken van de impact van hun latere woonkeuzes op de ruimte. 

Versnipperd Vlaanderen

Ons huidig ruimtelijk model met vooral verspreide bebouwing brengt verschillende problematieken met zich mee. Allereerst zijn er de kilometerslange files. Mensen gaan namelijk verder weg van hun werk wonen op plaatsen waar er geen toegang is tot openbaar vervoer. Door de vele verharding in Vlaanderen kan hemelwater niet altijd vlot infiltreren in de bodem met overstromingen tot gevolg. De andere keerzijde is dat het grondwaterpeil juist zakt. Ons verspreid woonpatroon brengt een enorme meerkost met zich mee aan nutsvoorzieningen. Woningen die vrijstaand gebouwd worden, verbruiken bovendien meer energie voor verwarming dan woningen die in een rij of gestapeld ontworpen worden. 

Gelukkig kunnen we dit tij keren. De Vlaamse overheid heeft als ambitie om tegen 2040 geen nieuwe open ruimte meer aan te snijden. Nieuwe ontwikkelingen zullen zich voornamelijk vestigen in sterke dorpskernen en steden. Woningen worden bij voorkeur gebundeld gebouwd en zullen minder ruimte innemen zodat meer open ruimte gevrijwaard kan blijven voor natuur, bos, landbouw en fiets- en wandelrecreatie. 

Stereotiepe beeldvorming omtrent wonen in leermethodes

In deze masterproef wordt onderzocht hoe wonen in Vlaanderen een representatie krijgt in leermethodes van de lagere school. Wanneer de overheid de evolutie naar een nieuw ruimtelijk model wil inzetten, is het immers van belang dat kinderen op school kennismaken met deze meer gebundelde woonvorm. Als de leermethodes enkel klassieke woonsituaties afbeelden met vrijstaande woningen in landelijk gebied, bestaat de kans dat leerlingen dit als norm gaan aanzien en zich hier later aan gaan spiegelen. 

Daarom doorbladerde Lien De Saegher 14 leermethodes van de lagere school op zoek naar linken met wonen en ruimte. Hieruit blijkt dat de representatie van het woonaanbod in leerboeken eerder stereotiep is. 

Een eerste belangrijke vaststelling is dat meer dan de helft van alle getoonde woningen vrijstaand blijkt te zijn. Dit is veel meer dan de 28% open bebouwingen die Vlaanderen telt. 

De open bebouwing wordt als het ware gestandaardiseerd in de leermethodes. De ondertoon van de open bebouwing als woonideaal, is in verschillende teksten en opgaves aanwezig. Het streven naar een mooie, grote en luxueuze woonst, liefst in eigen bezit, wordt door de  personages in de leermethodes als ambitie aangehaald. In een wereldoriëntatiemethode krijgen de leerlingen een oefening voorgeschoteld waarbij zij verschillende woningen moeten situeren op een tijdslijn. Volgens de auteurs behoren rijwoningen daarbij tot het verleden en zijn grote villa’s onze toekomst. Het valt op dat auteurs vaak gebruik maken van afbeeldingen van fotostocksites om oefeningen of teksten te illustreren met een foto van een woning. De valkuil hierbij is dat leerlingen zo vaak een Amerikaanse suburbane villa te zien bij leerstof die gaat over wonen. 

Terwijl de bouwshift er tegen 2040 voor moet zorgen dat er geen nieuwe open ruimte meer verloren gaat voor de bouw van onder andere woningen, wordt in alle wiskundemethodes nog volop bouwgrond gecreëerd. Er komen vaak vraagstukken voor waarin een stuk grond verkaveld en verkocht wordt als bouwgrond. Bovendien zijn deze bouwgronden met een gemiddelde van 920 m² ruim bemeten.

Verder kennen auteurs van educatieve uitgeverijen soms een pejoratieve ondertoon toe aan wonen in de stad. Zo zou de stad een onveilige omgeving zijn voor kinderen. In een aantal leermethodes komt de stadsvlucht terug. In teksten lezen de leerlingen over gezinnen die naar het platteland verhuizen vanwege de luchtvervuiling en het gebrek aan groen in de stad. Ook dit zijn clichébeelden want steden zetten vandaag de dag volop in op vergroening en een autoluwe binnenstad.

Bovendien is ook vastgesteld dat auteurs een stereotiep beeld schetsen van de woonsituaties van personen met migratie-achtergrond. Zo worden personages met een donkere huidskleur of een niet-Vlaams klinkende naam 20% vaker afgebeeld als bewoner van een appartement in plaats van een open bebouwing. Ook wordt deze bevolkingsgroep vooral in een stedelijke omgeving getekend. 

Kortom de beeldvorming in de leermethodes zal kinderen niet enthousiasmeren om mee te gaan in een discours van compacter wonen.

Ruimte-educatie, het experiment

Wanneer het ruimteljik beleid een andere koers neemt, is het soms moeilijk om burgers mee te krijgen in dat discours. Er is nood aan draagvlakverbreding om het beleid te doen slagen. Het onderwijs als overheidsinstrument biedt een enorm potentieel om kinderen en jongeren te laten kennismaken met andere woonidealen als alternatief voor de suburbane woondroom. Het onderrichten van woonomgeving en beginselen in de ruimtelijke ordening en beleid, krijgt in deze masterproef de benaming ‘ruimte-educatie’. 

In deze masterproef werd dit verder onderzocht. In groepen maakten de 12-jarigen via opdrachten en filmpjes kennis met ons huidig ruimtevraagstuk. Het doel van dit project is om de leerlingen kennis te laten maken met het huidig ruimtelijk discours. Zij leren de voordelen van verdichting en de betonstop kennen. Er wordt bovendien naar gestreefd hen enig ruimtelijk bewustzijn bij te brengen. Het is belangrijk dat zij voeling krijgen met de waarde van ruimte. Zij worden gesensibiliseerd om groene open ruimte zoveel mogelijk te vrijwaren. Voor en na dit project werd een bevraging gedaan bij deze leerlingen. Daaruit blijkt dat meer leerlingen na deze les ruimte-educatie de gesloten bebouwing of gestapelde woning als woonverwachting hadden. Leerlingen konden bovendien moeilijke termen als bouwshift en verdichting in hun eigen woorden reproduceren. 

 

Download scriptie (100.71 MB)
Winnaar Klasseprijs
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Hans Leinfelder
Thema('s)
Kernwoorden