Wanneer cultuur moet wijken voor veiligheid en vrees voor extremisme

Ellen
Vermet

Quran

Een niet-moslim die zijn baard laat groeien en zegt dat hij Jezus is, iedereen zal denken dat die man een psychisch probleem heeft. Een moslim die zijn baard laat groeien en Allahoe akbar zegt, dat is een terrorist. (Gevangenisimam)

Sinds de terroristische aanslagen door moslimextremisten in Europa worden gevangenissen geviseerd als voedingsbodem voor radicalisering. Binnen penitentiaire instellingen staan de zenuwen strak gespannen. Gevangenispersoneel moet permanent waakzaam zijn voor potentiële signalen. In een klimaat waar etnisch-culturele minderheden en moslims voortdurend worden onderworpen aan toezicht en controle, is de kans op misverstanden groot. Dit onderzoek naar de psychische hulpverlening aan gedetineerden van Maghrebijnse origine in België geeft deze problematiek treffend weer. 25 interviews met psychosociale hulpverleners en gevangenisimams, actief in Vlaamse en Brusselse gevangenissen, schetsen hun ervaringen, hun manier van werken en hun interacties met deze doelgroep.  

 

Superdiversiteit

Een Belgische gevangenis is eigenlijk een mini-samenleving met een veelheid aan talen, culturen, religies en denkbeelden. Bijna de helft van de gedetineerden in de Belgische gevangenissen heeft een buitenlandse nationaliteit. Marokkanen en Algerijnen vormen de grootste groep. Soms is hun werkelijke nationaliteit of herkomst niet gekend en is er louter een vermoeden dat ze ‘van Maghrebijnse origine’ zijn. Denk maar aan gedetineerden zonder papieren of tweede en derde generatie migranten met de Belgische nationaliteit. Eén ding werd al snel duidelijk in het onderzoek: zowel naar identiteitsvorming als naar houvast speelt de islam een belangrijke rol binnen deze doelgroep.

Cultuur: invloed op psychisch lijden?

Dat gedetineerden in vergelijking met de algemene bevolking veel vaker kampen met psychische problemen is een welbekend fenomeen. Maar hoe is het gesteld met de geestelijke gezondheid van de Maghrebijnse groep en welke rol speelt ‘cultuur’ in het kijken naar psychisch lijden? Kort samengevat: Maghreb gedetineerden worden evenveel en met dezelfde psychische klachten en stoornissen geconfronteerd als autochtone gedetineerden, maar gaan dit meestal wel op een specifieke – lees: door hun moslimgemeenschap aanvaarde – manier uiten. Een ‘psychische ziekte’ is taboe binnen de Maghrebijnse cultuur en iemand die hieraan lijdt wordt vaak als ‘gek’ of ‘gestoord’ beschouwd. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat psychische problemen veeleer worden ontkend of geuit in verwijzing naar lichamelijke klachten (‘ik heb buikpijn’, ‘ik heb last van hartkloppingen’ …). Regelmatig wordt de oorzaak van ‘het zich niet goed voelen’ buiten zichzelf gezocht: het lijden zou dan het gevolg zijn van slechte detentieomstandigheden, het juridisch systeem of veroorzaakt worden door bovennatuurlijke krachten. Dit alles heeft ook invloed op het hulpzoekgedrag. Gedetineerden van Maghrebijnse origine zetten zelden spontaan de stap naar professionele hulp. Ze trekken zich eerder terug in hun cel en zoeken kracht in hun geloof. Ook andere barrières dragen bij aan het uitblijven van een hulpvraag. Denk maar aan taalbarrières, een machocultuur, de vele vrouwelijke hulpverleners binnen detentie en het niet of onvoldoende vertrouwd zijn met de westerse psychologie en psychiatrie.

Bovennatuurlijke verklaring als teken van radicalisering?

Bovennatuurlijke oorzaken van psychisch lijden zijn diep verankerd in het islamitische volksgeloof en de Maghrebijnse cultuur. Dit verklaringsmodel wordt nog steeds van generatie op generatie doorgegeven. Uit de interviews bleek dat gedetineerden van Maghrebijnse origine vaak verwijzen naar ‘djinns’ (soort van geesten) en in mindere mate naar ‘het boze oog’ en ‘zwarte magie’. Ook de wanen en/of hallucinaties van Maghrebijnse gedetineerden die een psychose doormaken, zouden dikwijls cultureel of religieus ‘getint’ zijn. Een bovennatuurlijke interpretatie wordt zelden besproken met westerse hulpverleners, uit angst om gek verklaard en misschien zelfs geïnterneerd te worden. Men grijpt nog sterker terug naar zijn geloof vanuit het idee dat Gods woord en almacht die boze geesten zal verdrijven. Uitingen hiervan zijn bijvoorbeeld het laten groeien van een baard, luidop Koranverzen reciteren, vaker spreken over zijn geloof … En laat dit alles nu net een mogelijk probleem zijn binnen het huidige gevangenisklimaat. Niet zelden worden deze gedragingen ten onrechte geïnterpreteerd en geproblematiseerd als tekenen van extremisme of radicalisering. Deze interpretatie kan ertoe leiden dat de juiste hulp op zich laat wachten. Het gebrek aan culturele en/of religieuze kennis bij het gevangenispersoneel kan deze pijnlijke misverstanden ten dele verklaren, net als de terughoudendheid bij sommige hulpverleners ten aanzien van externe hulp (tolk, gevangenisimams).

Veiligheidsperspectief domineert ook het opleidingsaanbod

Ook binnen de uitwerking en organisatie van opleidingen voor het gevangenispersoneel staat het veiligheidsperspectief centraal. Aan vorming rond de aanpak en preventie van radicalisering geen gebrek, terwijl opleidingen rond cultuursensitief werken zo goed als ontbreken. Is dit niet bijzonder vreemd, gelet op de gevangenis als een ‘superdiverse’ omgeving? De constructieve rol en positieve aspecten van cultuur en religie (‘islam als ondersteuningsbron gedurende het detentietraject’) worden hierdoor vaak uit het oog verloren.

Er zijn wel opleidingen rond “de maatschappij beschermen tegen terroristen”. Dit komt totaal anders binnen bij hulpverleners. Er wordt daar soms letterlijk gezegd: “laat ze elkaar maar uitmoorden in Syrië”. Die opleidingen zijn dus helemaal niet bevorderlijk voor de psychische hulpverlening aan die doelgroep. (Psychosociaal hulpverlener)

Ooit vrij

Dit alles brengt ons bij een belangrijke vraag: heeft de sterke focus op het thema ‘radicalisering’ binnen het gevangeniswezen voldoende oog voor ongewenste neveneffecten? Het is denkbaar dat het onterecht problematiseren van een moslimidentiteit en/of van de religieuze praktijken die daarmee verband houden, de kloof tussen moslims en niet-moslims vergroot en het ‘wij-zij’ denken voedt. Daarnaast hangt het uitblijven van hulp en begeleiding bij psychisch lijden samen met een hoger risico op recidive. Misschien denkt u na het lezen van dit artikel: “dat is een ver-van-mijn-bed-show, die zitten toch veilig ‘weggestopt’!” Wel dames en heren, vergeet niet dat bijna alle gedetineerden ooit vrijkomen. Vanuit die invalshoek bekeken, hebben niet enkel de gedetineerden zelf, maar ook wij allemaal er belang bij dat er ten volle wordt ingezet op geestelijke gezondheidszorg vanuit een inclusief en diversiteitssensitief perspectief.

Download scriptie (1.18 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. Dr. Veerle Draulans