Onderwijsvernieuwing: meer dan een beslissing van bovenaf

Marie
Kestemont
  • Kaat
    Mennens

Schooldirecteurs spelen een sleutelrol bij de invoering van onderwijsvernieuwingen. Dat is op zich geen nieuw idee, maar tegelijkertijd is die concrete praktijk van het leiding geven aan vernieuwingen nog maar in beperkte zin inzichtelijk gemaakt door onderzoek. De studie van Marie Kestemont en Kaat Mennens wil hieraan een bijdrage leveren. Zij grepen de invoering van het M-decreet in 2016 aan om te kijken hoe dit geïmplementeerd wordt en wat daarbij de rol van de directeur is.

Het onderzoek van de jongste decennia beklemtoont de noodzaak om te kijken naar de betekenis die de betrokkenen geven aan veranderingen. Om de invoering van onderwijsvernieuwingen te begrijpen moet men dus altijd kijken naar wat ze concreet betekenen voor de betrokken schoolteams en dus ook de betrokken directeurs. Om recht te doen aan het proces van deze betekenisgeving binnen de school, analyseerden Marie Kestemont en Kaat Mennens uitvoerige, semi-gestructureerde interviews met directeurs en leden van het schoolteam. De interpretatieve analyse van deze interviews toont aan dat er bij de invoering van een onderwijsvernieuwing interactie plaatsvindt binnen de school waarbij zowel de schooldirecteur als de leden van het schoolteam een belangrijke rol spelen.

De schooldirecteur neemt daarbij een sturende en ondersteunende rol op. Concreet brengt deze de vernieuwing binnen in de school en creëert hij[1] hiervoor een draagvlak in het team. Hierbij maakt hij de vernieuwing passend voor de concrete context van de school. Daarenboven creëert hij ruimte en tijd voor het hele schoolteam om zich bij te scholen. Naast het scheppen van de voorwaarden om de verandering te realiseren, staat de directeur ook in om het dagelijks functioneren van de school te beschermen. Beide taken zijn essentieel. Wanneer het bijvoorbeeld onduidelijk is welke richting de schooldirecteur uit wil op vlak van de vernieuwing kan er verwarring ontstaan, wat op zijn beurt onzekerheid en weerstand binnen het team kan creëren. Een belangrijke kanttekening die Marie Kestemont en Kaat Mennens hierbij maken, is dat deze sturende rol allesbehalve finaal is. Een belangrijk onderdeel van het invoeren van de vernieuwing is dat de schooldirecteur ruimte geeft aan het schoolteam om de vernieuwing zelf een plaats te geven en hierbij zijn sturing af te stemmen met wat in het team leeft.

Naast de sturing die uitgaat van de schooldirecteur, kan er ook vanuit het schoolteam zelf initiatief ontstaan om de vernieuwing een bepaalde vorm te geven. Het is namelijk de leraar die de vernieuwing concreet realiseert in zijn klaspraktijk en dat in relatie met de leerlingen. De leraar heeft daarbij een bepaalde visie op zichzelf als leraar, onderwijs en hoe goed onderwijs eruitziet. Wanneer de verandering op school een mogelijkheid creëert om deze visie breder uit te dragen binnen het team, kan de leraar hier actie voor ondernemen. Ook omgekeerd, wanneer de verandering een bedreiging vormt voor de visie van de leraar, kan dit actie uitlokken. Deze actie kan verschillende vormen aannemen. Zo kan de leraar bijvoorbeeld actief vorm geven aan de vernieuwing en dit zelf verspreiden binnen het schoolteam. Anderzijds kan de leraar ook weerstand bieden tegen de vernieuwing en de manier waarop zijn collega’s en directie hier vorm aan geven. Het is belangrijk hier te benadrukken dat die weerstand niet noodzakelijk voortkomt vanuit een onwil om te veranderen, dan wel vanuit de onzekerheid of de verandering ook een verbetering inhoudt. De weerstand is op die manier gelinkt aan de visie op onderwijs van de leraar zelf. Dat illustreert de relevantie van de wisselwerking tussen de visie en acties van de schooldirecteur enerzijds en die van de leden van het schoolteam anderzijds.

Het onderzoek toont het belang aan om bij de invoering van onderwijsvernieuwing de aandacht niet zozeer te richten op individuen en hun individuele kenmerken en doelen. Daarentegen is het van belang om te kijken naar de voortdurende en betekenisvolle interacties tussen de betrokkenen. Het beeld van de onderhandeling is een krachtig idee om de complexe dynamiek van de invoering van een onderwijsvernieuwing te bekijken. Het resultaat van onderwijsvernieuwing betreft immers geen beslissing van bovenaf, maar is een proces van voortdurend communiceren, bijsturen, geven en nemen.

 

[1] We gebruiken standaard de mannelijke vorm in dit artikel. Uiteraard geldt steeds hetzelfde voor vrouwelijke schooldirecteurs en andere onderwijsprofessionals.

Download scriptie (910.59 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Geert Kelchtermans
Thema('s)