Wat betekent het om 'gevangen' te zijn in een beeld?

Anthony
Longo

Het is niemand onbekend hoe een schilderij je even uit de alledaagse werkelijkheid kan halen. Hoewel niet iedereen dezelfde appreciatie voor kunst deelt – en maar goed ook ­– kent ieder van ons wel een schilderij, een filmbeeld of een foto die ons maar niet loslaat: zij het een meesterwerk van Mark Rothko, een prachtig landschap in een film of een foto van een tak die de zon overschaduwt. We zeggen wel eens dat een beeld ons ‘gevangen’ houdt. Maar wat betekent dat precies? Hoe moeten we deze bijzondere ervaring onder woorden brengen? En wat kunnen we uit deze beschrijving leren?

 

Het beeld in de beeldcultuur

We leven in een beeldcultuur, zoveel is duidelijk. Het hedendaagse westerse landschap wordt gekenmerkt door de centrale plaats die het beeld erin heeft en de onafhankelijkheid die het heeft verworven mede dankzij technologische ontwikkelingen. Van oudsher was het de kunstenaar die beelden creëerde. Ondertussen is de situatie anders en dat ondervinden we voortdurend in ons dagelijks leven. Zo kan iedereen met een smartphone prachtige foto’s trekken. Een snelle kijk op Instagram laat dit al blijken. De opkomst van de technologie zorgde ervoor dat het beeld een zekere autonomie heeft verkregen. Het is niet meer enkel de kunstenaar die in staat is beelden te creëren; iedereen heeft die mogelijkheid. Het is dan ook niet meer vanzelfsprekend dat een beeld bedoeld is om esthetisch genot op te wekken. Gekomen op dit punt, is het nodig onze relatie tot het beeld opnieuw te bevragen. De vraag dringt zich op waarin een esthetische beschouwing van een beeld zich onderscheidt van een niet-esthetische beschouwing.

 

Het beeld en ons bewustzijn ervan

Vooraleer het mogelijk is om aan te duiden waarin het verschil ligt tussen een esthetische en niet-esthetische beschouwing van een beeld, is het nodig te verduidelijken wat het betekent zich bewust te zijn van een beeld op zich. Over de beeldervaring kunnen we stellen dat er steeds drie elementen in meespelen: de fysische drager, het beeldobject en het beeldsubject. Met een voorbeeld wordt dit onmiddellijk duidelijk. We hebben allemaal wel eens een zwart-witfoto van een persoon in handen gehad. De fysische drager is dan het stuk papier waarom de foto gedrukt is, het beeldobject is het beeld zoals het verschijnt (in zwart-wit) en het beeldsubject is de afgebeelde persoon zelf (waarvan we weten dat die – hopelijk – niet werkelijk zwart-wit is). Het is dit laatste element waarop we gewoonlijk in de eerste plaats gericht zijn bij het zien van beelden. Denk aan een live uitgezonden voetbalmatch, waarop we voortdurend gericht zijn op hoe de afgebeelde voetballers hun weg naar de goal zoeken en niet op de verschijning van het beeld zelf.

In een esthetische beschouwing van een beeld ligt de zaak anders. Terwijl we in het kijken naar een voetbalmatch op tv duidelijk het bestaan van de afgebeelde voetballers veronderstellen, kennen we geen bestaan of niet-bestaan toe aan de afgebeelde objecten in een esthetische beeldervaring. Of de afgebeelde vrouw in Vermeers Melkmeisje nu echt bestaan heeft of niet, maakt voor de toeschouwer niet uit. Deze afstandname van iedere interesse in het bestaan van het beeldsubject, deze ‘esthetische distantie’, heeft als gevolg dat onze gerichtheid verschuift van het beeldsubject naar het beeldobject. Niet de afgebeelde realiteit zelf wekt onze interesse, maar de manier waarop die realiteit gepresenteerd wordt. Het beeldobject, de zuivere verschijning van het beeld, wordt op die manier datgene waaruit we esthetisch genot halen.

 

Over esthetische toegankelijkheid: een nieuw concept

De bevinding dat een esthetische distantie vereist is voor een esthetische beeldervaring lijkt iets te onthullen over het onderscheid tussen figuratieve en non-figuratieve beelden. In de aanschouwing van een non-figuratief beeld, zoals een abstract schilderij van Rothko, ontbreekt immers een beeldsubject. Er is helemaal niets dat wordt afgebeeld. Dit maakt dan ook dat voor een esthetische beschouwing van dergelijke beelden geen esthetische distantie vereist is, of zelfs niet mogelijk is. Vanuit dit opzicht kunnen we stellen dat een esthetische distantie in de aanschouwing van non-figuratieve beelden altijd al gewaarborgd is. Dit laat toe te stellen dat er tussen figuratieve en non-figuratieve beelden een bijkomend onderscheid gemaakt kan worden, namelijk op basis van hun esthetische toegankelijkheid. Terwijl het Melkmeisje van Vermeer nog vragen kan oproepen wie de afgebeelde vrouw is of hoe historisch correct het schilderij is, nodigt een schilderij van Rothko onmiddellijk uit tot een esthetische appreciatie. We worden meteen naar de zuivere verschijning van het beeld getrokken. In bepaalde gevallen kan een te grote aanwezigheid van het beeldsubject zelfs storend werken, zoals in de aanschouwing van een – misschien wel zeer artistieke – foto van een verwoest dorp in Syrië.

Het onderscheid tussen figuratieve en non-figuratieve beelden op basis van hun esthetische toegankelijkheid werpt een nieuw licht op de vraag hoe we kinderen moeten leren omgaan met beelden en meer bepaald: hoe een esthetische opvoeding moet worden ingevuld. Het geeft te denken welke beelden leerkrachten dienen te gebruiken om een esthetische gevoeligheid aan te wakkeren bij kinderen. Het ‘gevangen’ zijn in een beeld betekent dat men in een esthetische appreciatie van een beeld niet anders kan dan in de beschouwing van het beeld te blijven. De gerichtheid op de zuivere verschijning laat gewoonweg niet toe het beeld te verlaten. Misschien wordt het tijd dat we deze esthetisch overmeestering opnieuw meer aandacht geven in het onderwijs.

Download scriptie (464.06 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Arthur Cools