Dans in de Spiegel

Maud
Tielemans

 

Dans in de spiegel logoEen onderzoek door Maud Tielemans

Dans in de Spiegel is een vergelijkend onderzoek naar de (h)erkenning van het theoretische kader ‘Cultuur in de Spiegel – (Vlaanderen)’ door leerlingen, leerkrachten en experts met betrekking tot kwalitatieve danseducatie in het Vlaamse lager onderwijs. Het doel van het onderzoek was een advies te vormen ter verbetering van het Vlaamse formele onderwijs. Dit is van belang om in de toekomst de kwaliteit van danseducatie te vrijwaren, te behouden en een maatschappelijk draagvlak te creëren.

Het Bamfordrapport ‘Kwaliteit en consistentie’ bracht in 2007 enkele aandachtspunten voor het Vlaamse cultuuronderwijs aan het licht. Het werd de katalysator voor verschillende transversale rapporten vanuit de ministeries van Onderwijs en Cultuur. Allen met het oog op een kwaliteitsverbetering. In 2012 werd in navolging van Nederland, het onderzoek ‘Cultuur in de Spiegel – Vlaanderen’ opgestart. Het stelde cultuur als een proces van betekenisgeving met als doel scholen een eigen visie en doorlopende leerlijn te laten ontwikkelen voor cultuuronderwijs over vakken, studierichtingen en leeftijden heen. De theorie moest een instrument bieden om het pedagogische handelen en denken van de leerkrachten te versterken. Binnen de implementatiesrondes van het Vlaamse onderzoek, is er enkel een dansvoorbeeld bij de Albertschool in Molenbeek. Zowel bij de Nederlandse SLO, Cultureel Content als in de tweede implementatieronde kwam dans niet aan bod. Daarbij mag uiteraard niet vergeten worden dat het een jonge theorie is die verschillende jaren nodig zal hebben alvorens helemaal geïmplementeerd te zijn. De vraag die Dans in de Spiegel trachtte te beantwoorden was:

In welke mate (h)erkennen leerlingen, leerkrachten en experts het theoretische kader (CiS Vlaanderen) als kwalitatieve danseducatie voor het Vlaamse lager onderwijs?

Om deze vraag te beantwoorden beriep het onderzoek zich op drie domeinen: de cultuurtheorie van Barend Van Heusden (2010), het Vlaamse vervolgonderzoek (Vermeersch, 2012-16) en het begrip kwaliteitsvolle danseducatie. De cultuurtheorie kent zijn oorsprong in de cognitiewetenschappen. Het ziet kunst als een vorm van metacognitie (reflectie) waardoor mensen greep proberen te krijgen op hun ervaring. Daardoor biedt het een theoretisch cognitief perspectief op cultuur. Van Heusden en Van Es (2014) stellen dat het kader kwaliteit biedt als het ervoor zorgt dat alle geledingen die zich bezighouden met cultuureducatie zich in toenemende mate bewust worden van hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Het stelt drie pijlers waar het op rust (Van Heusden, 2010):

  1. Het onderwerp waar cultuureducatie over gaat;
  2. De cognitieve, culturele basisvaardigheden die worden ingezet;
    • Waarnemen, verbeelden, conceptualiseren & analyseren met emotie als motor van ons denken.
  3. De verschillende cultuurdragers waarin cultuur en (dans)cultureel bewustzijn vorm krijgen
    • Lichaam, voorwerpen, taal & grafische tekens.

 

Het Vlaamse onderzoek volgde deze theorie ook en ging vanuit een eerder praktijkgerichte benadering aan de slag (Van Iseghem, 2018). In essentie zijn beide onderzoeken hetzelfde en kan gesteld worden dat kwaliteit gevonden kan worden in: leerdoelen, visie, toetsing, tijd, leeromgeving, leerinhoud, leeractiviteit, leerkrachtrollen, concreet & abstract werken, reflectie, theorievernieuwing, vakoverstijgend werken,…. Het onderzoek baseerde hier haar indicatorenschema op dat werd nagelezen door Vermeersch en Van Heusden.

 

Kwaliteit is de mate waarin iets goed is. Voor dit onderzoek werd kwaliteit opgedeeld in twee grote gebieden:

  1. Kwaliteit door de aanwezigheid van een visie op danseducatie.
  2. Kwaliteit door een leeropbrengst gekoppeld aan danseducatie.

 

Er werd gekomen tot volgende definitie van kwaliteitsvolle danseducatie:

Danseducatie is de ontwikkeling van fysieke, cognitieve, sociale, affectieve en artistieke vaardigheden die het mogelijk maken dans in al zijn vormen te leren kennen, ervaren, beleven, waarderen, interpreteren, beoordelen en beoefenen; dit zowel met das als doel en middel op een actieve, receptieve of reflectieve manier. Education in and through dance (Bamford, 2006; Dieckman, 2009; Maes, 2013; Bergman, 2012).

Voor het onderzoek werden 134 leerlingen, 12 leerkrachten en 10 experts op drie verschillende wijzen ondervraagd. Ze kregen eerst een open brainstormvraag. Door tijdsgebrek kon hier niet op doorgevraagd worden waardoor de conceptmappen verkregen uit deze dataverzameling louter ter illustratie gebruikt werden. Een tweede wijze waren open vragen met betrekking tot de indicatoren. Uiteindelijk kregen de respondenten kwalitatieve, gesloten vragen aan de hand van videomateriaal van de klasgroepen die beantwoord werden volgens de schaal van Likert.

 

Conclusie

De leerlingen hadden een gelijkaardig beeld over kwaliteitsvolle danseducatie in de lagere school. Er moet dus ergens een referentiekader voor bestaan maar voorlopig is dat nog in onvoldoende mate terug te brengen naar de CiS-theorie. Dansen wordt door leerlingen vooral gezien als een manier om ‘gewone’ vakken op te leuken. Maar een groot besef van de echte leeropbrengsten zoals beschreven in het indicatorenschema en CiS(v)-Theorie is er niet bij de leerlingen. Het gaat hier dus om het creëren van een besef. De vraag is dan of dit niet specifiek in relatie staat tot het handelen van de leerkrachten. Bij hen besloot het onderzoek dat ze een beperkt gelijkaardig beeld hebben van danseducatie in de lagere school. Er moet dus een referentiekader voor bestaan dat hoofdzakelijk op vier gebieden (motorisch, tijd, genieten en leerprocessen) aansluiting vindt bij de CiS(v)-theorie en kan leiden tot kwaliteit. Momenteel wordt echter nog niet (h)erkend dat dit hun pedagogisch handelen en denken versterkt. Het wordt nog niet ingezet om wat leerkrachten doen aan danseducatie te herkennen en te evalueren. Het onderzoek besloot daarnaast dat de experts een deels overeenkomstig en een deels verschillend beeld hebben van danseducatie in de lagere school. Er moet dus ergens een referentiekader te vinden zijn. De vraag is dan of dit voortkomt uit hun opleiding, ervaring of een gezet kader van bovenaf. Momenteel wordt op veranderlijke wijze (h)erkend door experts dat de theorie het pedagogisch handelen en denken van leerkrachten versterkt. Kortom is het moeilijk om DE definitie van kwaliteitsvolle danseducatie te geven en te vergelijken. Net daar komt de theorie van Van Heusden van pas die beoogt zo breed te zijn dat alle andere kaders en theorieën er n zouden moeten passen. Uit het onderzoek blijkt dat iedere doelgroep een ander referentiekader hanteert en daarbinnen ook nog van mening verschilt. De inbedding van het theoretisch kader CiS(v) is nog niet voltooid voor Vlaanderen en wordt eerder in lager mate (h)erkend door leerlingen, leerkrachten en experts. Daardoor is het moeilijk te spreken van kwaliteitsvolle danseducatie. Deze kan behaald worden door de inbedding te versterken. Zo kan gezorgde worden voor een overeenstemming tussen theorie en praktijk. Dit zal echter een proces van jaren zijn.

 

Uit de onderzoeksresultaten kwamen enkele aanbevelingen naar voor. Om deze toegankelijk te maken voor een breed publiek, werden ze omgevormd tot: DANSSPIEGEL (klik hier voor de video).

 

Durf denken. Bied mogelijkheden zodat leerkrachten en beleidsmakers durven denken over een (persoonlijke) dansvisie.

Aselect gebruik van vaardigheden. Kijk naar de theorie en pas hem aan maar behoud de culturele basisvaardigheden van het leerproces. Maak duidelijk dat leerkrachten een focus kunnen kiezen binnen de vaardigheden maar ook moeten variëren.

Nieuw denken. Leerkrachten moeten een nieuwe manier van denken over danslessen aannemen voor de toepassing van de theorie. Bied hiervoor een toegankelijk kader (één voor de discipline en één discipline-overstijgend) dit om te komen tot education in and through dance vanuit een bottom-up benadering.

Structurele lessen. Bied scholen een structurele les danseducatie aan. Zorg ervoor dat scholen deze tijdsinvestering willen maken en start bij structurele lessen cultuureducatie.

Streefdoelen. Bied vanuit de leerplannen concrete doelen in de dansles aan om het leerproces van de leerlingen optimaal te ondersteunen. 

Procesgericht werken. Zowel voor de leerling als de leerkracht. Bouw het bestaande instrumenteel verder uit. Dit met enkele concrete lessen maar vooral tools voor verderzetting van het thema met een eigen uitwerking aangepast aan de leerling.

Integratie. Integreer dans in het hele schoolgebeuren, ondersteun deze implementatie.

Experts. Bied dansexperts aan scholen aan om te komen tot meer kwaliteit.

Gezondheid implementeren. Kwaliteit voor dans werd vaak aangehaald als onderdeel van motorische en sociale vaardigheden. Er wordt snel de link gelegd met meer sportgerelateerde activiteiten door de belanghebbende. Al het denken over handelingen is cultuur. Zoek ook draagvlak van dans in de sportsector. Zie het als een vorm van integratie. Misschien wordt er daardoor meer draagvlak gecreëerd.

Eenvoudig. Maak de theorie eenvoudig en behapbaar voor de leerkracht in het werkveld. Zorg dat ze geen theoretische afstand moeten nemen maar zich eigenaar voelt.

Leerlijn (horizontaal en verticaal). Help zowel horizontale als verticale leerlijnen met betrekking tot dans maar ook de andere kunstdisciplines te ontwikkelen. Hierin zullen vooral de onderwijskoepels hulp nodig hebben.

                                  La culture c’est la règle.

                                    L’art c’est l’exception.

QR

Afbeelding verwijderd.

 

 

 

Download scriptie (3.85 MB)
Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Paul Pos