Impliciete veronderstelling onder de loep: hoe scoren Vlaamse laatstejaarsscholieren secundair onderwijs op een B2-taaltoets die bedoeld is voor anderstaligen?

Elke
Gilin

Stel je voor: je buurjongen, een net afgestudeerde Vlaamse scholier secundair onderwijs, wil zich inschrijven aan een Engelstalige universiteit in het buitenland. Vanuit de veronderstelling dat studenten een bepaald taalniveau nodig hebben om deel te nemen aan het Engelstalige universitaire leven, zal hij als internationale student met een andere moedertaal dan de doceertaal een B2-certificaat Engels moeten voorleggen alvorens hij zich kan inschrijven. Dat is niet enkel het geval in buitenlandse universiteiten, ook Vlaamse universiteiten leggen talige toelatingsvoorwaarden op aan internationale studenten. Maar, hoe zit het met de taalvaardigheid van Vlaamse laatstejaarsscholieren secundair onderwijs die geen certificaat moeten voorleggen bij inschrijving in het Vlaamse hoger onderwijs?

 

 

Toelatingsvoorwaarden Vlaamse hoger onderwijs



Studenten die minder dan een jaar Nederlandstalig secundair onderwijs genoten hebben of die minder dan zestig studiepunten succesvol afgelegd hebben in het hoger onderwijs met Nederlands als doceertaal, worden gezien als “anderstaligen” en moeten bijgevolg hun kennis van het Nederlands aantonen via een taalproef of certificaat.

 

de Gemeenschappelijke Referentieniveaus (Nederlandse Taalunie 2008:25)

Die anderstalige studenten moeten dus bij inschrijving een B2-certificaat volgens het Europees Referentiekader (ERK) voorleggen. Iemand die over dat gevraagde B2-minimumniveau beschikt, zou in staat moeten zijn om de hoofdgedachte van een complexe tekst te begrijpen, om vloeiend te communiceren met moedertaalsprekers, om een duidelijke en gedetailleerde tekst te schrijven en zou een standpunt over actuele kwesties moeten kunnen innemen. Naast lokale testen zijn in Vlaanderen de Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen (ITNA) en het profiel ‘Educatief Startbekwaam’ (STRT) van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT) twee algemeen aanvaarde taaltoetsen.

 

Impliciete veronderstelling

Impliciet wordt er dus verondersteld dat wie een diploma secundair onderwijs op zak heeft, ook voldoet aan het B2-niveau Nederlands volgens het Europees Referentiekader. Maar, klopt die impliciete veronderstelling steeds? Onderzoek van Deygers et al. (2017) op de schriftelijke component van STRT toont echter al aan dat dat niet steeds het geval is. Ook Elke Gilin, studente Taal- en letterkunde, neemt in haar masterscriptie die impliciete veronderstelling onder de loep. Anders dan bij het onderzoek van Deygers, werkt ze in haar verhandeling met de ITNA, de andere algemeen aanvaarde B2-taalvaardigheidstoets in Vlaanderen.

De ITNA is een taalvaardigheidstoets die de talencentra van vier Vlaamse universiteiten ontwikkelden en bestaat op het B2-niveau uit twee onderdelen: een computertest en een spreekexamen. De kandidaat begint met de computertest die bestaat uit drie componenten: taal in gebruik, lezen en luisteren. Wanneer de kandidaat voldoende scoort op de computertest, mag hij of zij deelnemen aan het mondelinge deel dat uit een presentatie en een argumentatie bestaat.

 

Onderdelen ITNAVerloop ITNA

 

Alhoewel de ITNA focust op anderstalige studenten, schrijft de scriptie van Gilin dus een ander doelpubliek aan: hoe presteren vijftig laatstejaarsleerlingen in een Nederlandstalige school op de computertest van de ITNA-toelatingsproef?

 

 

Taalachtergrond en socio-economische status

Gezien de toenemende diversiteit en de groeiende meertalige populatie, onderzoekt het exploratief onderzoek of er een verschil constateerbaar is tussen scholieren met een andere thuistaal dan het Nederlands (G1.5-sprekers) en scholieren met Nederlands als thuistaal (L1-sprekers). Het gebruik van een andere thuistaal dan het Nederlands kan immers gezien worden als een struikelblok voor onderwijssucces. De relatie tussen taalachtergrond en onderwijsprestaties is echter complex. Achtergrondfactoren die te maken hebben met de socio-economische status (SES) van scholieren kunnen een sterke invloed hebben op de onderwijsresultaten van leerlingen. Uit de resultaten van het Programme for International Student Assessment (PISA), een internationaal vergelijkend onderzoek naar onderwijseffectiviteit, blijkt bijvoorbeeld dat leerlingen uit gezinnen met een hogere SES beter presteren dan leerlingen met een lagere status.

 

 

Veronderstelling vs. realiteit



Uit de resultaten blijkt dat 32 procent van de participanten niet voldoet aan de B2-vereisten die de ITNA-computertest test, wat in lijn is met het onderzoek van Deygers (2017). Zowel thuistaal als socio-economische status hebben een significante invloed op de prestaties van de scholieren. Zo slagen er procentueel gezien niet alleen meer L1- dan G1.5-sprekers op de ITNA-computertest en haar testonderdelen, ook behaalt die eerste groep gemiddeld gezien een hogere score dan de G1.5-sprekers. Binnen de groep gezakte studenten zijn de G1.5-scholieren sterker aanwezig. Ondanks het feit dat die groep studenten enkele jaren secundair onderwijs gevolgd hebben in de doeltaal van de universiteit, blijkt de veronderstelling dat L1- en G1.5-sprekers evengoed scoren op academisch vlak niet te kloppen. 

Wat de socio-economische status betreft, liggen de gemiddelde scores van de scholieren met een hoge SES hoger dan de gemiddeldes score van de participanten met een zelf gerapporteerde lage SES, zeker in combinatie met thuistaal.

 

 

Uit de diplomavoorwaarden van het hoger onderwijs blijkt, zoals eerder vermeld, dat wie een Vlaams diploma secundair onderwijs behaalt, geen bijkomende taaltest moet afleggen om zijn of haar kennis van het Nederlands te bewijzen. Dus wanneer je buurjongen van zijn buitenlandavontuur afziet en ervoor kiest om een opleiding in het Vlaamse hoger onderwijs aan te vatten, moet hij geen bijkomende B2-taaltest, zoals ITNA of STRT, afleggen. Wil dat dan zeggen dat hij sowieso voldoet aan de talige eisen waaraan internationale studenten moeten voldoen? Nee; uit de resultaten van het verkennend masterproefonderzoek blijkt immers dat die impliciete veronderstelling minder correct is voor G1.5-scholieren en scholieren met een lage SES.

 

 

 

 

Download scriptie (2.03 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Lieve De Wachter
Kernwoorden