Gebroken lichamen, gebroken families, gebroken generaties?

Olivia
De Sutter

Gebroken, zo worden oud-strijders beschreven door onderzoekers. Ook in onderzoek naar invalide soldaten van de Eerste Wereldoorlog is dit duidelijk zichtbaar. Hun invaliditeit, te wijten aan de Groote Oorlog, maakt van hen gebroken mannen. Maar klopt dit beeld wel met de beleving van families van invalide soldaten uit de Groote Oorlog? Zijn hun herinneringen aan hun (groot)vader getekend door lijden en gebrokenheid, een erfenis van scherven? Ik onderzocht welke herinneringen er leven bij de volgende generaties van invalide soldaten uit de Eerste Wereldoorlog en hoe zij het ervaren hebben om op te groeien tot volwassenen in relatie tot deze mannen. Ik luisterde naar hun verhaal, het verhaal van hun (groot)vader, die allesbehalve een gebroken man bleek te zijn.

 

De Oorlog en zijn honderdjarige herdenking

Honderd jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog brak een periode aan van vier jaar herdenken. De Oorlog en haar gevolgen krijgen zo weer een plaats op het schouwtoneel. Voor veel families is de Oorlog echter nooit weggeweest. Zij kregen immers na 1918 de Oorlog in huis. Sommige families moesten leren omgaan met het heengaan van hun geliefde soldaat, terwijl andere families hun soldaat met een invaliditeit verwelkomden. De Oorlog drong binnen in het familieleven en werd een deel van het dagelijkse leven van de volgende generatie(s). Alles vloeit nu eenmaal in elkaar over, ook de herinneringen. Ik ontdekte dat de Oorlog en zijn gevolgen wel degelijk hun impact hebben gehad op volgende generaties, maar van een heel andere aard dan verwacht.

 

Invaliditeit als surplus

“Zij (de invalide oud-strijders) moeten een dikke pluim krijgen omwille van hun onverzettelijke wil om iets te maken van hun leven”

De interviews met de verschillende families brachten al snel een heel ander beeld van de oud-strijders. Hun (groot)vaders kunnen niet louter beschouwd worden als “invalide” soldaten of zoals sommigen het sterk zouden formuleren, “gehandicapt voor het leven”. Deze vaders en grootvaders waren méér dan hun invaliditeit, de nasleep van de oorlog. Ze verdienden een andere perceptie. Voor deze families waren deze mannen hun helden. In de eerste plaats waren het oud-strijders, niet alleen voor hun gezin, maar ook voor de dorpsgemeenschap en de gehele samenleving. Hun invaliditeit toonde hun sterkte, het maakte duidelijk wie ze waren en waar ze voor hadden gevochten. De oud-strijders wilden dat hun kinderen alle kansen kregen die ze zelf niet hebben gehad. Daarbij had die invaliditeit zo zijn voordelen. Zo konden sommige (klein)kinderen dankzij het invaliditeitspensioen gaan studeren. De oud-strijders hadden ervoor gekozen om verder te gaan en iets te maken van hun leven. Doorzettingsvermogen, fierheid, respect en kracht zijn de woorden die de families hanteren en zo willen ze zich hun (groot)vader herinneren.

 

Een vervlochten realiteit

“Over de Oorlog zelf wilde hij echter niet spreken. Hij wilde er niet mee worden geconfronteerd.”

Ondanks de ontelbare pogingen van de (groot)vader om de herinnering aan de Oorlog te vergeten, zijn invaliditeit te verbergen of te beperken door middel van hulpmiddelen, is de Oorlog vervlochten geraakt met de herinneringen van de (klein)kinderen. Invaliditeit en de Oorlog waren een onderdeel van hun dagdagelijks leven, het hoorde er bij. De Oorlog kon niet zomaar uitgewist worden in deze families. Zeker wanneer de kwetsuren van de (groot)vader duidelijk zichtbaar waren. Geamputeerde ledematen, krukken, protheses of blindheid maakten dat de invaliditeit duidelijker aanwezig was in de families en de opvoeding van deze (klein)kinderen.

 

Musea als doorgeefluik

Herinnering speelt zich niet enkel af in de huiskamer. Ook buitenshuis is de Groote Oorlog nog voelbaar, alhoewel niet overal even goed zichtbaar. In het station van Brugge bijvoorbeeld is de monumentale plaat voor de gesneuvelden van de Oorlogen in een verborgen hoekje weggestopt. Het zijn restanten van de herdenking van onze oud-strijders. Nochtans is het duidelijk dat de publieke ruimte een belangrijk aandeel heeft in het levend houden van de herinnering aan de Oorlog en de (groot)vader. Families maken op hun eigen manier gebruik van deze publieke plekken, door bijvoorbeeld straatnamen te vernoemen naar hun geliefde oud-strijders, een pelgrimage te doen of een begraafplaats te bezoeken. Deze plaatsen zijn cruciaal voor de manier waarop de Oorlog kan herinnerd worden, zowel op persoonlijk als maatschappelijk vlak. Musea, archieven en de publieke ruimte hebben dan ook een specifieke taak te vervullen. Ze zijn het doorgeefluik naar de volgende generaties. Door deze specifieke verantwoordelijkheid staan zij voor een grote uitdaging. Hoe ze ervoor kunnen zorgen dat de verhalen van deze generaties blijven leven zonder dat deze bevroren worden in een betekenisloze context is nog maar de vraag.

 

Er kan geconcludeerd worden dat spanningen, conflicten en Oorlog een eigen dynamiek in gang kunnen zetten die niet noodzakelijk negatief uitdraait voor volgende generaties. Uit het moeilijke leven van de invalide soldaat kwam een volgende generatie die nieuwe kansen kreeg en greep om iets te maken van het leven. De invaliditeit was een deel van het gezin, het dorp en de samenleving. De Oorlog en zijn nasleep werden één verhaal in onze herinneringen aan deze oud-strijders. De Oorlog is onze (groot)vader.

Download scriptie (1.23 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. Dr. Pieter Verstraete
Thema('s)