Kijk uit: een museumbezoek kan je leven veranderen

Filip
Permentier

Kijk uit: 

een museumbezoek kan je leven veranderen

 

Geef me een museum en ik zal de samenleving veranderen.” 

De Britse socioloog Tony Bennett klinkt provocerend wanneer hij het in 2005 over de maatschappelijke opdracht van (kunst)musea heeft. Tegelijkertijd beklemtoont hij de kracht van musea en hun collecties. Daartegenover staat dat musea vandaag vaker ter verantwoording geroepen worden dan dat hun nut geprezen wordt. De beschikbare financiële middelen zijn schaars en de vraag om zich voor het aanwenden van deze schaarse middelen tegenover de maatschappij te verantwoorden, klinkt steeds luider. Deze vaststellingen leiden tot de vraag: wat is de sociale waarde van (kunst)musea?

Musea: entertainment en toerisme?

Toen de moderne (publiek toegankelijke) musea in de 18de eeuw ontstonden, vervulden ze een zeer belangrijke pedagogische en publieke functie. Museale collecties werden gebruikt om de burgerlijke waarden van de verlichting over te dragen. De burgers moesten worden opgevoed en museale instellingen zagen in dit proces een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd. In de 19de eeuw lieten ze zich gewillig bij de natievorming en de creatie van een nationale identiteit inschakelen. Vooral in het Verenigd Koninkrijk gebruikten museale instellingen zeer handig de media (kranten en tijdschriften) om hun rol in het politieke debat rond alles wat met cultuur te maken had op te eisen.

Sinds het eerste kwart van de 20ste ging de museumruimte op een witte kubus lijken. Deze white cube-architectuur was de uitdrukking van de neutrale positie die musea in deze periode wilden innemen. De neutrale ruimte was nodig om de kunstwerken op een zo zuiver mogelijke wijze aan het publiek te kunnen tonen. De focus op een ideologische en politieke neutraliteit was een van de factoren die ervoor zorgden dat (kunst)musea en de maatschappij van elkaar vervreemdden.

Vandaag voltrekken museale ontwikkelingen zich in de slipstream van de markteconomie. De focus wordt zeer vaak op het beleven van het museum gelegd. De wijze waarop musea digitale ontwikkelingen integreren en museale ruimtes ensceneren, toont aan dat ze zich in de lijn van de vrijetijdsindustrie ontwikkelen. Mede hierdoor geven ze een deel van hun kritisch vermogen op en zijn ze zo goed als volledig uit het maatschappelijke debat verdwenen. In de tijdelijke tentoonstelling Het afwezige museum (2017) werd de vraag naar de rol van kunstmusea in de publieke arena door de curatoren van WIELS (een instelling voor hedendaagse kunst) openlijk gesteld.

Collectie of publiek?

Net voor het aanbreken van de 21ste eeuw stelde Stephen E. Weil vast dat de collectie niet langer de raison d’être van een museum kan zijn. Uit interviews met diverse museummedewerkers blijkt dat er op dit vlak in Belgische musea een spanningsveld tussen de publieksmedewerkers en de museumdirectie bestaat. Collectiegericht denken bepaalt nog zeer vaak het museumbeleid, terwijl de concrete museumpraktijk zeer sterk bij de noden en verlangens van het publiek probeert aan te sluiten.

Op dit punt stelt zich de vraag naar wie het publiek van het museum is. Richt het museum zich op de modale toerist die in zijn vrije tijd wel eens een museum bezoekt of op de internationaal meerwaardezoeker, en maakt de lokale gemeenschap deel uit van het doelpubliek? Onder invloed van museumwetenschappelijke theorieën uit de VS en het Verenigd Koninkrijk is het antwoord duidelijk: een museum staat ten dienste van de gemeenschap waarin het zich bevindt. 

Impact  

Factoren die wijzen op de impact van de museumpraktijk, zoals tijdens dit onderzoek vastgesteld.

Uit de observatie van zeer diverse museumactiviteiten in de KMSKB, BOZAR, het Museum van Elsene en WIELS en uit meer dan 100 interviews blijkt dat musea een belangrijke rol bij inburgering en gemeenschapsopbouw kunnen spelen. Musea zijn geen neutrale plaatsen in de stad: kunstwerken zetten aan tot reflectie en ze beschikken, net als de museumpraktijk, over een emanciperend vermogen. Wanneer de gids of de begeleider vertrekt vanuit de verwachtingen, de capaciteiten en het ontwikkelingsvermogen van het publiek, kan dit leiden tot een toename van kennis en vaardigheden en tot het ontwikkelen van een open en tolerante identiteit. De kennismaking met de artistieke uitdrukkingen van zeer uiteenlopende wereldbeelden, opvattingen, verhalen, … zorgt ervoor dat de participanten zich van hun eigen unieke identiteit bewust worden. Dit bewustzijn creëert niet alleen een besef van de eigen cultuur, maar ook van de veelheid aan opinies, visies en artistieke uitdrukkingen.

Binnen een publieksgerichte aanpak worden de bezoekers als actieve participanten beschouwd. De museale activiteit richt zich niet in de eerste plaats op het overdragen van kennis, maar op de productie van betekenis. Dit veronderstelt een zeer intense interactie tussen het museum, de collectie en het publiek. Op dit vlak hebben musea nog een lange weg te gaan.

Nut door kunst en publiek

Om hun bestaansrecht in de toekomst te verzekeren, zullen musea hun nut en functie moeten kunnen bewijzen. Het bewaren, verwerven, bestuderen en ontsluiten van kunstwerken, artefacten en/of erfgoedcollecties zal geen voldoende argument zijn. Kunstobjecten en artefacten beschikken niet over een intrinsieke waarde die hen incontournable maakt. Ze moeten hun waarde steeds opnieuw bewijzen, of met andere woorden gezegd: het publiek beslist wat publiek waardevol is. 

Daarom is het belangrijk dat musea een zo breed mogelijke maatschappelijke impact genereren. Uit dit onderzoek blijkt dat de lokale gemeenschap er niet alleen voor openstaat, maar dat ze ook vragende partij is. 86% van de geïnterviewde participanten zei in de toekomst nog eens een museum te willen bezoeken, 25% deed dit effectief binnen de maand volgend op het eerste bezoek. Ongeveer 70% zei dat de gids een belangrijke meerwaarde voor het museumbezoek was. De mogelijkheid tot dialoog, de aangereikte historische context, de kunstwetenschappelijke informatie en de terugkoppeling naar het persoonlijk leven creëerden bij de participanten een betekenisvolle ervaring die soms hun blik op de werkelijkheid (of op het leven) veranderde. Of zoals een participant het verwoorde: “Meestal ga ik [naar een museum] om te kijken en te genieten, maar er is ook een andere functie: jonge mensen krijgen inspiratie. Oudere mensen krijgen energie door mooie dingen. (…) Sommige beelden kunnen mensen tot reflectie aanzetten. Beelden over oorlog kunnen tegen radicalisering werken. [Kunst] kan bijdragen tot een bewustzijn. Men krijgt oog voor onrecht. Soms mag de kunst hierover ook hard zijn.

Bibliografie

Ivo Adriaenssens, Joris Capenberghs & Patrick De Rynck, Musea en Publiekswerking. Zeven buitenlandse cases als inspiratiebron & Een museumkaart als instrument? (Cultuurstudies 5), Brussel 1998.

Tony Bennett, “Civic Laboratories. Museums, Cultural Objecthood and the Governance of the Social”, Cultural Studies 19:5 (2005), p. 521-547.

Rosemary Flanders, “Early Museums and the Nineteenth-Century Media”, in: Eilean Hooper-Greenhill (ed.), Museum, Media, Message, London - New York 1995, p. 74-84.

Carol Scott, “Measuring the Immeasurable: Capturing Intangible Values. Marketing and Public Relations International Committee of ICOM (International Council of Museums). Conference Keynote, Brno, Czech Republic, 19th September 2011” (online), in: ICOM, s.l. 2011. (http://network.icom.museum/fileadmin/user_upload/minisites/mpr/papers/2… juni 2016).

Colin Trodd, “Culture, Class, City. The National Gallery, London and the Space of Education, 1822–57” in: Marcia Pointon (ed.), Art Apart. Art Institutions and Ideology Across England and North America, Manchester 1994, p. 33-49.

Stephen E. Weil, “From Being About something to Being For Somebody. The Ongoing Transformation of The American Museum”, Daedalus 128:3 (1999), 229-258.

WIELS, “Het afwezige museum” (online), in: wiels.org, s.d. (http://www.wiels.org/nl/exhibitions/927/Het-afwezige-museum, 2 september 2017)

 

 

Download scriptie (19.43 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Tamara Ingels