Impro in de kleuterklas vanuit de opvoedende bril

Ann
de Craene

Vanuit de samenleving worden wel wat verwachtingen gesteld t.a.v. leraren. (Aelterman e.a., 2012). De vele verantwoordelijkheden of typefuncties – in totaal negen - die samen het beroepsprofiel vormen, komen hierdoor regelmatig onder druk te staan. Bovendien is het de bedoeling om al deze functies geïntegreerd op te nemen, wat volgens rondvraag soms claustrofobisch aanvoelt  (panelgesprek, oktober 2016). Uit diezelfde rondvraag bleek er ook nood te zijn om specifiek rond de typefunctie ‘De leraar als opvoeder’ aan de slag te gaan.

Onderzoek hieromtrent bracht me tot heel wat inzichten, met impro als verbindende factor wanneer het gaat over het peuter- en kleuterprofiel en de na te streven doelen binnen het opvoederschap. In een tweede fase, werden bovenstaande inzichten gekoppeld aan een werkwijze om improsessies vanuit de opvoedende bril te ontwerpen.

> Improvisatietheater en het peuter-en kleuterprofiel

Improviseren is eigen aan jonge kinderen.  Een soort van tweede natuur. Improtheaterdocent en psycholoog K. Vandepitte (persoonlijke communicatie, 3 april 2017) verklaart dit  doordat ze nog niet het zgn. superego ontwikkeld hebben, aldus deze Freudiaanse benadering (mens en samenleving, 2012). Ze zijn nog heel spontaan, nog niet beladen met algemeen heersende waarden en normen. Doorheen mijn observaties viel het me op hoe vaak ze het improviseren an sich wel niet doen en spontaan invulling geven aan de (improvisatie)theaterbouw-stenen wie, wat, waar, waarom en wanneer.

Bij kleuters is het belangrijk aansluiting te vinden binnen hun leef- en belevingswereld. Betekenisvolle inhouden ontstaan, transfers naar andere inhouden worden uitgelokt (Lesgevers Praktijk en Stage, 2016).  Via een geleide improvisatie is het mogelijk dit uit te lokken. De interpretatie die kinderen geven en tonen is de uiting van wat hen bezighoudt. Het is uniek en persoonlijk.  Kinderen worden op die manier heel dicht bereikt binnen hun leef-en belevingswereld.

Ook impliciet krijg je zo heel wat info hoe het kind de wereld ervaart. Denk aan lichaamstaal, stemgebruik etc.

Geleide impro - ableau vivant met vrij onderwerp.  H. en F. tonen hier ‘stille circustechnieken’. Circus leeft enorm in de klas

Typerend  voor hen,  is de taal die nog volop in ontwikkeling is. Niet elk kind kan zich bijgevolg (al even) verstaanbaar maken. Binnen improvisatietheater is het lichaam - beweging, houding, mimiek-  het belangrijkste element om de interpretatie te uiten (Klein Applaus, 2010). Het non-verbale is een soort van universele taal, het verbale eerder bijkomstig.

> Improvisatietheater en het beroepsprofiel met zijn typefunctie  ‘De leraar als opvoeder’

De overheid stelt een emancipatorische onderwijsvisie waarbij de opvoeder zorgt draagt voor elk kind als persoon. Zo ontstaat een veilig basisvertrouwen , wat groeibevorderend werkt (Aelterman e.a., 2012)

Via een geleide impro creëren kinderen iets. Het is belangrijk dit te waarderen en te respecteren, om zo succeservaringen te noteren, wat dan weer een intrinsiek motief geeft tot zelfactualisatie en zelfrealisatie, met potentiële groeimogelijkheden. (Maslow, 1976).

Improvisatietheater biedt vanuit zelfrealisatie kansen tot keuzes maken,  tot beslissen, tot verantwoordelijkheid nemen en dragen. Inspraak wordt ten volle verleend, wat Vanobbergen van primordiaal belang vindt in zijn boek ‘Het kind van onze dromen’ (Vanobbergen, 2014).

Impro met ‘wiebeloogjes. Individuele oefening. Kinderen creëren zelf een karaktertje en bepalen een eigen verhaallijn

Het is ook inzetten op duurzaam onderwijs (Duurzaam onderwijs, 2012). Vanuit zelfrealisatie kunnen kinderen eigen mogelijkheden optimaliseren.

Van den Branden heeft het in zijn boek ‘Onderwijs voor de 21ste eeuw (2015) over ‘tinkering’ waarbij het creatief vermogen kansen moet blijven krijgen en wat  via improvisatie uitgelokt kan worden. Jonhnstones’ quote ‘Fantasy dangers do not kill you’ sluit hier dicht bij aan. Tijdens een impromoment leren kinderen al spelend bepaalde strategieën die ze later in realiteit kunnen inzetten. Denk hierbij aan een kind dat moeite heeft met bepaalde emoties maar dit al spelend toch kan verkennen.

Met deze inzichten ontwierp ik een methode om het opvoederschap te integreren in improsessies.

> Concept

Ik had een gestructureerd voorbereidingssjabloon voor ogen, om zo te komen tot de kern van het opvoederschap.

Om de emancipatorische onderwijsvisie zo dicht mogelijk te evenaren, vertrok ik vanuit de behoefteondersteunende opvoeding (Vansteenkiste, M., & Soenens, B., 2013). Enerzijds, een begeleidingsstijl vanuit eigen behoeften kan participatie bevorderen.

Anderzijds, begeleiders kunnen – vaak door enthousiasme – te controlerend zijn en zelf invulling geven aan de interpretatie. De kenmerken met impro worden nihil. Bewustwording van deze opvoedingsstijl biedt succeservaringen aan de kinderen.

De bouwstenen verbonden aan deze opvoedingsstijl fungeren hierbij als de souffleurs.

Fig. 1 Bouwstenen  - Bron: olod P & O

Vervolgens was het zaak doelen te stellen afgeleid uit het profiel en het opvoederschap (Aelterman e.a., 2012) . Ik formuleerde er vier + één, die ik aanzag als belichtingsitem. Via kleurcodes werden ze visueel gemaakt. Deze werden afgetoetst met de leergebieden en ontwikkelingsdoelen, waarbij ‘Mens en Maatschappij’ en ‘Muzische’ krijgen volop kansen.

vier + één belichtingsitems

Zowel voor de souffleurs als voor de belichtingsitems, ontwierp ik inspiratiefiches om dit alles te concretiseren.

Elke sessie werd opgebouwd door enkele rituelen om duidelijkheid, vertrouwen en structuur te scheppen. Zo was er Theaterpop Thea Theater die fungeerde als mediator en als symbool om kinderen te oriënteren naar de sessie toe. Bij de ijsbrekende opwarmingsronde werd steevast hetzelfde liedje gebruikt. Enige conditionering trad al snel op, wat ook duidelijkheid en veiligheid gaf.

Om de emancipatie en het groepsgevoel te benadrukken werd afgerond met een evaluatie zoals de theorie van het competentie-ontwikkelend evalueren (Heylen, L., 2010) en ‘de trotsdoos’ (Vandael, J. 2010).

Trotsdoos

Ik botste op een aantal pijnpunten rond participatie. Denk aan chaos, taal en kinderen met een bepaalde zorgvraag.

Door meer te werken aan de bouwstenen ‘structuur’, (kijklijn, afbakenen van speelruimte enz … ) reduceerde de chaos.

Concretiseren en visualiseren hielp dan weer voor kinderen die moeite hebben met de schoolse instructietaal.

Het grootste euvel was om kinderen met een bepaalde zorgvraag (hier ASS) voldoende participatiekansen te verlenen. Orthopedagoog Lora Onraet (persoonlijke communicatie, mei 2017) gaf mee dat het voor die kinderen niet zo evident is. Sommige van hen hebben immers moeite met verbeelding, wat net de basis is voor impro. Concretiseren of relationele steun verlenen kan soelaas brengen.

Toonmoment

Een afsluiter genre toonmoment is zeker geen must, maar wel een meerwaarde. Het maakt het betekenisvoller voor de kinderen, het brengt duidelijkheid (we ronden af) en het biedt kansen tot appreciatie.

Sfeerbeeld toonmoment in theaterzaal Bij ' De Vieze Gasten te Gent

Conclusie

Het volledige concept werd opnieuw voorgelegd aan het panel, wat positief onthaalt werd. “Het sjabloon begeleidt je van A tot Z om improsessies vanuit het opvoederschap te benaderen”, aldus het panel. Mission accomplished!

Download scriptie (13.95 MB)
Universiteit of Hogeschool
Arteveldehogeschool Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Mevr. Callens Sara
Thema('s)