Évolution de l’attitude face au français et de la motivation pour l’apprendre comme L2 en Flandre: Une comparaison entre des apprenants de cinquième année primaire et de deuxième année de l’enseignement secondaire

Jeroen
De Hert

De kanteling van plezier naar afkeer voor Frans

Enthousiaste leerlingen van het vijfde leerjaar die al fluitend naar de Franse les gaan of angstige leerlingen die zich in het tweede middelbaar er naartoe slepen. Twee werelden van verschil zegt u? Niets is minder waar, maar klopt dit beeld ook met de werkelijkheid?

Motivatie als sleutelwoord

Corder zei het met de volgende woorden: “Given motivation, anyone can learn a language”. Men is ervan overtuigd dat motivatie een belangrijk element is om een taal te leren. We merken allemaal dat we sneller en beter iets leren als we goed gemotiveerd zijn. Leerkrachten Frans stellen echter met grote bezorgdheid een daling van de motivatie voor hun vak vast. De masterproef, Évolution de l’attitude face au français et de la motivation pour l’apprendre comme L2 en Flandre: Une comparaison entre des apprenants de cinquième année primaire et de deuxième année de l’enseignement secondaire, is nagegaan of het verschil qua attitude en motivatie tussen het begin van het leerproces in het vijfde leerjaar en het tweede middelbaar wel degelijk bestaat.

Een continuüm

Het eerste besluit zou de leerkrachten Frans wat kunnen troosten. De meerderheid van de leerlingen zegt graag de Franse taal te leren. Nochtans mag men niet te vroeg victorie kraaien. Op het continuüm van “goed gemotiveerd”, zijn leerlingen van het vijfde leerjaar immers duidelijk meer gemotiveerd dan leerlingen van het tweede middelbaar. Men kan zelfs van een vrij sterke daling van de motivatie spreken. Waar komt die toch vandaan?

Kluwen van onderlinge verbanden

Volgens de ondervraagde leerlingen in het onderzoek bepalen vier grote factoren hun motivatie voor het leren van Frans: hun zelfvertrouwen, de lessen, het belang van de taal en het esthetische karakter van de taal. Belangrijke aspecten hierbij zijn de schoolresultaten en de ervaren moeilijkheid. De oorzaak van de motivatiedaling reduceren tot deze enkele aspecten zou te kort door de bocht zijn. Motivatie is immers een complex kluwen van onderlinge verbanden die in onderstaand schema worden weergeven.

 

 

Afbeelding verwijderd.

Schema: Het mechanisme van de (evolutie van de) motivatie voor het leren van Frans

 

Te moeilijk

Schoolresultaten vormen een eerste centrale rol in de motivatie. Zo zijn leerlingen van het vijfde leerjaar tevreden over hun schoolresultaten, terwijl de oudere leerlingen zeggen dat ze slechte punten hebben. De taal, de leerstof, de lessen en de leerkracht hebben hier een invloed op. De taal en de leerstof worden als moeilijk (lees: vaak te moeilijk) ervaren door de oudere leerlingen. De leerstof wordt inderdaad complexer naarmate het leerproces vordert. Dit is logisch, maar het verschil wordt door de ondervraagde leerlingen als enorm beschouwd. Daarnaast moeten leerlingen in het secundair onderwijs vooral schrijven, een “niet zo leuke en moeilijke vaardigheid”, terwijl de jongere leerlingen met alle vaardigheden ongeveer evenveel in contact komen. De rol van de leerkracht ten slotte schuilt in de hulp en de herkansingen die hij/zij biedt, wat voor de oudere leerlingen niet voldoende aanwezig is. De som van deze aspecten leidt ertoe dat leerlingen de moeilijkheid als de grootste reden van hun dalende motivatie aanwijzen.

Meer actie

De algemene motivatie wordt ook beïnvloed door de lessen zelf. Leerlingen van het secundair onderwijs willen actiever zijn en vinden hun lessen Frans vaak saai. In het vijfde leerjaar is dat gevoel er niet. Zij gebruiken de taal dan ook in spelactiviteiten, liedjes, communicatieve en reële situaties, enzovoort. Het functioneel gebruik wordt echt gemist door de oudere leerlingen. Ze vinden het jammer dat ze alle leerstof vergeten, omdat ze “het slechts één maal moeten leren voor het examen zonder er iets mee te doen”. Daarnaast willen ze meer spreken in de les, zodat ze het nut van de leerstof kunnen ervaren.

Knikkende knieën

Het beeld van leerlingen die met knikkende knieën naar de Franse les gaan, is jammer genoeg de werkelijkheid. Leerlingen van het tweede middelbaar hebben een veel kleiner zelfvertrouwen, waarop de leerkracht volgens hen een grote impact heeft. Ten eerste betreuren leerlingen de afwezigheid van hulp die ze “vroeger wel kregen”. Ten tweede staan leerlingen van het tweede middelbaar tijdens de meeste spreekoefeningen alleen voor de klas en worden ze direct beoordeeld. Zulke stressvolle activiteiten worden niet in het vijfde leerjaar vermeld. Vervolgens hebben leerlingen minder angst om te spreken (en dus om een fout te maken), wanneer zij een fout als een leerkans beschouwen die op een vriendelijke manier gecorrigeerd wordt. Anders krijgen leerlingen een gevoel van onbekwaamheid.

Ik kan geen Frans

Het gevoel van onbekwaamheid, dat vooral voorkomt in het secundair onderwijs, wordt versterkt door onheldere feedback. Een 4/10 geeft hen bijvoorbeeld het idee niet goed Frans te spreken. Ze weten echter niet dat de leerkracht deze score gaf, omdat ze niet lang genoeg aan het woord waren. De leerlingen krijgen dus de boodschap niet goed Frans te spreken, hoewel het punt hun capaciteiten niet weerspiegelt. Het gaat zelfs verder. Leerlingen van het tweede middelbaar zeggen geen Frans te durven spreken, omdat ze niet zo’n goede punten hebben. Zoals eerder gezegd, komt in het secundair onderwijs vooral de schrijfvaardigheid aan bod. Deze vaardigheid heeft bijgevolg de grootste invloed op hun resultaat. Leerlingen hebben dus angst om te spreken, omdat hun resultaten niet zo goed zijn vanwege hun schrijfvaardigheid. Het lijkt wel de omgekeerde wereld…

Mooie taal

Een andere reden voor het verschil in motivatie tussen de twee groepen komt door de wil om Frans te leren met als doel te kunnen communiceren met Franstaligen.
Leerlingen van het tweede middelbaar zijn hier minder gemotiveerd voor. Dit verklaren ze hoofdzakelijk door hun onzeker gevoel. Nochtans vinden de beide leeftijdsgroepen het een mooie taal. In het tweede middelbaar leidt dit echter niet tot een hogere motivatie, doordat ze het daarnaast vaak een te snelle en te moeilijke taal vinden.

 

Het belang van de Franse taal

Ten slotte heeft de wil om Frans te leren met zicht op een praktisch een invloed op de motivatie. Leerlingen van beide leeftijdsgroepen denken dat hun ouders Frans in eerste instantie belangrijk vinden in het kader van reizen en in tweede instantie voor het vinden van een job. Deze verdeling komt overeen met de mening van de leerlingen zelf.
Dit zorgt er echter niet voor dat ze de lessen Frans leuker en interessanter vinden. De vergelijking tussen de twee groepen toont daarenboven aan dat de overtuiging van het belang van Frans afneemt, hoewel de meeste leerlingen het nut van de taal wel blijven inzien.

Keer het tij

De dalende motivatie voor Frans is dus vooral te wijten aan de lessen, de schoolresultaten en de evaluatie, die het zelfvertrouwen sterk beïnvloeden. Nu de scriptie heeft aangetoond waar de daling van de motivatie vandaan komt, is het aan de leerkrachten Frans en het ‘Departement Onderwijs en Vorming’ om tot actie over te gaan. Op die manier kan de hoge motivatie, die leerlingen van het vijfde leerjaar tonen, gebruikt worden en behouden blijven. Hopelijk kan het tij gekeerd worden en gaat binnenkort elke leerling fluitend naar de Franse les.

 

 

 

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2015