Een virus zonder benul van hogere ijdelheden, hoogstens van mensenvlees. De vroege beeldvorming van HIV/aids in Frans Kellendonks Mystiek lichaam en Dirk van Babylons De zwarte bruidegom en Carthago herrezen

Hendrik
Wittock

De ‘homoziekte’ aids. Een viraal verhaal uit de ‘80s.

Stigma ondervinden, hoe voelt dat? Bijvoorbeeld: ontdekken dat je geen bloed mag geven omdat je ‘soms met mannen slaapt’. De kans op besmetting met HIV is dan zo groot dat je niet eens langs hoeft te komen. Nochtans valt je levensstijl niet ‘excessief’ te noemen – al had je dat misschien wel gewild. “Logisch toch?”, zeiden sommige vrienden. “Ja,” zei ik, “ vroeger misschien, maar nu?”. Blijkbaar bestaat er nog steeds een idee dat HIV/aids ‘typisch’ is voor ‘mannen die met mannen slapen’. Maar, hoe ontstaat zo’n idee, en hoe zoek je dat uit als literatuurwetenschapper?

Wat is daar nu literair aan?

Het maatschappelijk belang van literatuur wordt regelmatig betwist. Literaire teksten zijn echter ook maar teksten. Samen met allerlei andere teksten vormen ze een breder maatschappelijk ‘discours’, ofwel een taalgebruik. Hoe we over de dingen praten bepaalt in grote mate hoe we erover denken. Daarom is het belangrijk om kritisch te blijven. We hebben een lange weg afgelegd van ‘homoziekte’ tot ‘homoseksuele mannen zijn een risicogroep’ maar toch blijft het idee leven dat homoseksuele mannen sneller met HIV besmet raken. Als taal- en literatuurwetenschapper kan je nagaan hoe zo’n ideeën talig vorm krijgen. Ik zocht een antwoord via drie deelvragen: (1) hoe werd HIV/aids door wetenschappers (metaforisch) begrijpelijk gemaakt voor de ‘gewone mens’ in de jaren ‘80, (2) wordt HIV/aids gelinkt aan homoseksualiteit tijdens dit proces en (3) in hoeverre verschilt het literaire discours hierin van het niet-literaire?

Niet homoseksueel maar té seksueel

Om de eerste twee deelvraag te beantwoorden raadpleegde ik bronnen over het Amerikaanse discours. De epidemie ‘startte’ immers in Amerika. Omdat het virus zich wereldwijd verspreidde, 'reisde' het taalgebruik ‘mee’. Vandaar dat de bevindingen over het Amerikaanse discours getoetst werden aan steekproefsgewijs verzamelde voorbeelden uit de Nederlandstalige media. Metaforen werden onderverdeeld in categorieën opgesteld door Gerard J. Steen. De belangrijkste zijn de ‘officiële metaforische modellen’ en de ‘omstreden metaforische modellen’. Heel wat metaforen voor HIV/aids ontstonden in het wetenschappelijk discours. Dit zijn officiële metaforische modellen. Wanneer deze metaforen gebruikt worden in het publieke debat, worden ze omstreden. Het onderscheid is belangrijk omdat de officiële metaforen gezag hebben omdat ze ‘neutraal’ zouden zijn. Wanneer de media deze echter zonder wetenschappelijke kennis overnemen kan het stigmatiserend potentieel tot uiting komen. De slotsom is dat niet zozeer homoseksualiteit als wel de levensstijl geassocieerd met homoseksuele mannen in verband gebracht wordt met een verhoogde kans op HIV-besmetting. Vandaar worden homoseksuele mannen een ‘risicogroep’ genoemd. Maar riskeert de homoseksuele man dan HIV, of is deze groep riskant? Taal kan neutraal (bedoeld) zijn, taalgebruik is dat niet.

Van verhaal tot literatuur

Er is niet veel Nederlandse literatuur geschreven over HIV/aids. Als het ter sprake komt is het vaak een terloopse vermelding. Niet zo voor Mystiek lichaam: een geschiedenis (1986) van de Nederlandse Frans Kellendonk en De zwarte bruidegom (1986) en Carthago herrezen (1987) van de Vlaamse auteur Dirk Van Babylon. Beide auteurs zijn homoseksueel. In (activistische) aidsliteratuur kunnen (homoseksuele) auteurs gebruik maken van wat Foucault een ‘reverse discourse’ noemde, een taalgebruik dat een stigmatiserend discours ‘omkeert’. Volgens Steven Kruger, auteur van AIDS Narratives (1996), worden er twee mogelijke culturele narratieven in aidsliteratuur herwerkt: een individueel verhaal of een collectief apocalypsverhaal. De beeldvorming van aids en homoseksualiteit in de romans werd geanalyseerd volgens beeldspraak en narratief om zo te bepalen of het dominante discours al dan niet ‘omgekeerd’ werd.

De ene homo is de andere niet

De analyse volgens aidsnarratieven was vooral interessant voor Kellendonks roman. Daarin worden twee ziekteverlopen verhaald: dat van hoofdpersonage Leendert en diens grote liefde, de naamloze jongen. De jongen krijgt nergens een naam en is in die zin een ‘exempel’. Hij leidt Leendert in ‘een vreemde ethiek’ in, waarin promiscuïteit, sekswerk en zelfs pedofilie aanvaardbaar zijn. Na een operatie, in een relatief vroeg stadium van zijn ziekte, vraagt de jongen Leendert om zijn lymfevocht op te drinken. Hij wil dat Leendert bewijst dat hij in zijn gezondheid gelooft. Nergens in de roman wordt deze aseksuele besmetting sluitend bevestigd. De twee verhalen zorgen er in samenspel voor dat er duidelijk een schuldige en een onschuldige is.  Ook bij Van Babylon is er sprake van een ‘schuldig soort homoseksuelen’ en hun ‘onschuldige soortgenoten’, maar dit komt eerder uit de dialogen naar boven.

Zin geven aan een zinloos gegeven

Uit de analyse volgens beeldspraak blijkt dat verschillende metaforen overgenomen worden. Toch krijgen ze een nieuwe invulling in de context van de romans. Kellendonks roman is eerder stigmabevestigend. De meest problematische passage komt aan het einde, wanneer Leendert een ‘hooglied op de dood’ zingt. Door aids wordt seks tussen mannen ‘vruchtbaar’, de seropositieve homo ‘sticht’ immers ‘een dynastie van de dood’. Doordat de aidspatiënt een actieve rol als verspreider krijgt, wordt deze ‘dader’ in plaats van ‘slachtoffer’. Het discours wordt door Kellendonk dus niet ‘omgekeerd’ maar wel herwerkt. Van Babylons romans zijn meer activistisch. Hij reproduceert stigmatiserend discours en ontkracht het. In die zin hanteert hij een reverse discourse. Opvallend is dat beide auteurs de beeldspraak van het huwelijk, alleszins de relatie, herwerken. Bij Kellendonk wordt het enige mogelijke huwelijk voor een homo, een huwelijk met de dood. Bij Van Babylon is HIV ‘smoorverliefd op de mens, à en mourir’. De auteurs proberen zo misschien zin te geven aan een zinloze realiteit door HIV/aids in te passen in bestaande, ‘zinvolle’ manieren van samenleven.

HIV, een virus zonder vooroordelen

In april 2015 besliste het Europees Hof van Justitie dat permanente uitsluiting van homoseksuelen als donor gerechtigd kan zijn, maar dat ‘als man slapen met mannen’ niet langer de enige reden voor weigering mag zijn. In Nederland besliste het College voor de Rechten van de Mens bovendien dat zo’n uitsluiting een vorm van discriminatie is. Verandering lijkt dus op til. Voorzichtigheid blijft natuurlijk anno 2015 geboden, maar niet alleen voor risicogroepen. Onveilige vrijen is altijd een risico. Voor dit virus ‘zonder benul van hogere ijdelheden’ doet het er immers niet toe of je een man, een vrouw, homo-, hetero- of biseksueel bent. 

Download scriptie (884.51 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2015