Onderzoek naar best practices om slachtoffers en daders uit te nodigen tot deelname aan bemiddeling

Ben
Heymans

Indien er gekeken wordt naar de Vlaamse herstelrechtelijke praktijk, dan blijkt dat een deel van het herstelrechtelijk potentieel onderbenut blijft (Suggnomè, 2012). Ook internationaal stelt het European Forum for Restorative Justice vast dat het gebruik van herstelrechtelijke processen in de praktijk toch nog beperkt blijft. Om aan deze onderbenutting tegemoet te komen, is een beter inzicht nodig in de factoren die de beslissing tot deelname aan bemiddeling beïnvloeden (Wyrick & Costanzo, 1999, p. 254). Deze factoren zijn afkomstig van Wemmers en Van Camp (2011), die een model-procedure tot uitnodiging tot herstelrecht opgesteld hebben. De factoren zijn informed consent, timing van het aanbod, motivatie tot participatie en voorbereiding van slachtoffer en dader.

Dit onderzoek heeft drie doelen. Ten eerste tracht er een inzicht verkregen te worden in de uitnodigingspraktijk van bemiddelingsdiensten. Ten tweede wordt er nagegaan op welke wijze de factoren van Wemmers en Van Camp (2011) invulling krijgen binnen deze praktijk en op welke wijze deze invulling het best gebeurt opdat men zou komen tot een best practice. Ten derde wordt er onderzocht op welke vlakken er verschillen te vinden zijn in de praktijk tussen bemiddelingsdiensten van Suggnomè enerzijds en bemiddelingsdiensten voor minderjarigen anderzijds. Binnen dit onderzoek fungeren deze bemiddelingsdiensten dan ook als analyse-eenheden. Zo zijn er semigestructureerde interviews afgenomen bij vier bemiddelingsdiensten van Suggnomè en vier bemiddelingsdiensten voor minderjarigen. Per bemiddelingsdienst werd één bemiddelaar bevraagd.

Wat uit het onderzoek naar voren komt is dat de bemiddelingsdiensten van Suggnomè eerder hoogdrempelig met herinneringsbrieven werken, terwijl de bemiddelingsdiensten voor minderjarigen eerder laagdrempelig zelf huisbezoeken zullen aankondigen. Wat de factoren van Wemmers en Van Camp (2011) betreft, kan er gesteld worden dat er niet aan het principe van informed consent voldaan is vermits het aanbod niet geheel lineair is in Vlaanderen. Qua timing is men sterk afhankelijk van de doorverwijzingen van het parket en men geeft aan een snel en flexibel aanbod te prefereren. Echt innovatieve methoden om partijen te motiveren zijn er niet. Daar zal men eerder in gesprek met de partijen de meerwaarde van bemiddeling aantonen en ingaan op hun motieven om al dan niet deel te nemen. Tijdens de voorbereiding behandelt men grotendeels de structuur van het gesprek, de kosten/baten analyse van de partijen en de praktische zaken. De mate waarin de partijen voorbereiding nodig hebben, hangt sterk af van dossier tot dossier. Algemeen genomen zijn er geen grote verschillen op te merken tussen de twee types bemiddelingsdiensten. De factoren van Wemmers en Van Camp (2011) krijgen in grote lijnen dezelfde invulling, wat maakt dat het hier eerder om kleine nuances dan fundamentele verschillen gaat.

 

Download scriptie (1.09 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014
Kernwoorden