Sport en Eigenwaarde - Kwantitatief onderzoek naar de relatie tussen fysieke activiteit en eigenwaarde

Shannen
De Vos

Sportende student zit beter in zijn vel.

Thesis wijst uit dat er een verband is tussen bewegen en zelfbeeld

De bachelorscriptie ‘Sport en eigenwaarde’ onderzocht de invloed die fysieke activiteit heeft op ons lichaam én onze geest. Daarbij verdiepte deze zich op het aspect zelfbeeld en ontwikkelde en testte een methode om na te gaan of fysieke activiteit in verband staat met zelfbeeld.

Van Shannen De Vos.

Het schooljaar 2012-2013 bracht voor de Erasmus Hogeschool Brussel weer een nieuwe lading studenten mee die dit jaar een bachelorproef moesten afleggen ter bekroning van hun driejarige opleiding tot verpleegkundige. Eén van deze scripties spitste zich toe op fysieke activiteit en de invloed ervan op lichaam en geest.

Dat fysieke activiteit een positieve relatie heeft op de lichamelijke gezondheid is al langer bekend, maar toch lijkt dit nog niet doorgedrongen te zijn tot de Belgische bevolking. Zo bleek dat maar liefst 42,7% te weinig aan beweging doet. Een kleine opfrissing over de voordelen leek toch wel even nodig. De thesis beschrijft dan ook enkele effecten en voordelen die fysieke activiteit op het lichaam kan hebben. Voldoende bewegen brengt immers een verminderd risico op cardiovasculaire aandoeningen, sommige types van kanker, type 2 diabetes mellitus, obesitas en osteoporose met zich mee. Helemaal niet slecht dus! Bovendien blijkt uit de literatuurstudie dat de hoeveelheid beweging die wordt aangeraden eigenlijk nog best meevalt. Zo is drie keer 20 minuten intensieve beweging per week al voldoende.

Toch zijn dit niet de enige voordelen die aan voldoende fysieke activiteit verbonden zijn. Zo heeft dit ook een positieve invloed op mentaal vlak. Literatuur hieromtrent wees uit dat voldoende beweging leidt tot minder stress en angst, minder depressie en verbetering van academische prestaties. Kortom, fysieke activiteit bevordert het mentale welzijn. Eigenwaarde, ook zelfbeeld genoemd, is daar eveneens een aspect van en werd in deze thesis zorgvuldiger onder de loep genomen. Hierbij werd vermoed dat fysieke activiteit zou leiden tot een beter zelfbeeld. Deze veronderstelde relatie werd uit verschillende invalshoeken benaderd. Slaap is daarbij één van de vele voorbeelden waarlangs fysieke activiteit een positieve invloed heeft op het zelfbeeld. Personen die voldoende bewegen, hebben immers vaker voldoende slaap, wat dan weer zorgt voor een beter zelfbeeld.

Het onderzoek in het kader van deze thesis was erop gericht een methode te ontwikkelen en te testen om in een Vlaamse context bij een niet-klinische populatie na te gaan of meer fysieke activiteit gepaard gaat met een hoger gevoel van eigenwaarde. Met niet-klinische populatie wordt iedereen bedoeld die niet in een ziekenhuis verblijft. De steekproef werd in dit geval uitgevoerd bij de derdejaars studenten verpleegkunde aan de Erasmus Hogeschool Brussel. De methode die ontwikkeld werd, omvatte twee vragenlijsten, namelijk de NASA Physical Activity Status Scale en de Rosenberg Self-Esteem Scale. Deze werden uit het Engels vertaald naar het Nederlands. De eerste schaal omvatte 11 groepen, die elk een eigen intensiteit en frequentie van fysieke activiteit vertegenwoordigen. Hierbij dienden de studenten gewoon aan te duiden welk van deze groepen het beste met hun gewoontes overeenkwam voor de afgelopen maand. De tweede vragenlijst bestond uit tien vragen, die de studenten konden beantwoorden met helemaal akkoord, helemaal niet akkoord, niet akkoord en helemaal niet akkoord. Elk van de antwoorden kreeg een score, welke dan werden opgeteld tot een score op 30.

In totaal werkten 41 studenten mee aan de enquête, waarmee dus een responsgraad van 73% werd bekomen. Dit kan toch wel als vrij representatief beschouwd worden binnen de steekproef.

Om de resultaten gemakkelijk te kunnen analyseren, werden de 11 groepen van de NASA-schaal samengevoegd tot slechts drie, namelijk ‘sedentair leven tot recreationele activiteiten’, ‘zware aerobe activiteit minder dan 60 minuten per week’ en ‘zware aerobe activiteit meer dan 60 minuten per week’. De mate van eigenwaarde, de score op 30 dus, werd door middel van de mediaan berekend voor elk van deze drie groepen, wat de volgende resultaten gaf. De eerste groep had een mediaan van 18, de tweede een van 19 en voor de derde groep was de mediaan 20. Er is dus een stijging in rechte lijn waar te nemen in de mate van eigenwaarde, naarmate men meer activiteit doet. Dit is compatibel met een verband tussen fysieke activiteit en eigenwaarde en kan de hypothese ondersteunen dat eigenwaarde stijgt naarmate men fysiek actiever is.

Studenten die meer aan fysieke activiteit deden, scoorden dus gemiddeld hoger voor eigenwaarde dan studenten met een sedentaire leefstijl. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat, ongeacht de resultaten, dit onderzoek niet representatief is voor de doelpopulatie en ook niet significant gezien de kleine omvang van de steekproef. Een tweede bemerking is dat het onderzoek niet aantoonde in welke richting dit verband zich voordeed. Beïnvloedt het feit dat de studenten meer sporten hun gevoel van eigenwaarde? Of sporten ze sneller of meer omdat ze zich beter in hun vel voelen? Deze vraag dient nog beantwoord te worden. Toch kan geconcludeerd worden dat deze methode geschikt lijkt voor verder onderzoek en daarmee is het opzet van deze thesis dan ook geslaagd.

Download scriptie (7.66 MB)
Universiteit of Hogeschool
Erasmushogeschool Brussel
Thesis jaar
2013
Promotor(en)
Prof. Dr. Guido Goelen