Discrimination of Women at Work

Philippine
Van den Brande

    ‘Vrouwelijke arbeidsmarkt participatie: Wankel of in kannen en kruiken?’

Ongeveer twee jaar geleden begon ik mijn zoektocht naar een thesis onderwerp. Onder invloed van mijn medestudenten, ouders en vrienden ontwikkelde ik belangstelling voor emancipatie en vrouwelijke tewerkstelling. Feministen beweren dat de condities waarin vrouwen werken nog steeds veel te wensen overlaten, ondanks het feit dat vrouwelijke tewerkstelling nu al decennia lang erkend wordt in Europa. Aangezien ik mezelf beschouw als een trots lid van het vrouwelijke geslacht en, zoals ik het zou verwoorden, een eerder ambitieuze ‘carrière jager’, besloot ik om mijn thesis over dit onderwerp te schrijven.
Gelijkheid en non-discriminatie zijn van essentieel belang in discussies over vrouwenrechten. Het is dan ook spijtig dat deze begrippen vaak door elkaar gehaald worden of zelfs erger – verkeerd begrepen worden. In het eerste deel van mijn thesis heb ik geprobeerd om korte metten te maken met de meest voorkomende dubbelzinnigheden. Het was eerst en vooral noodzakelijk om de gelijkheid en discriminatie begrippen te definiëren en in de juiste context te plaatsen. De twee volgende onderverdelingen tonen aan dat discriminatie een lastig concept is dat zelfs verschillende gedaantes kan aannemen. Het is in principe wettelijk verboden om vrouwen te onderwerpen aan een discriminerende behandeling. Onderverdeling vier beschrijft de belangrijkste uitzonderingen op dit verbod. De laatste onderverdeling van deel één introduceert de controversiële notie ‘positieve actie’ aan de lezers.     
Deel twee beschrijft de rechtsregimes die van belang zijn voor vrouwelijke arbeidsmarkt participatie. Door een vooraf bepaalde agenda moest ik mezelf beperken tot twee internationale en twee regionale regimes. Ik koos het weinig bekende Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen omdat het het belangrijkste Verenigde Naties verdrag is wat vrouwenrechten betreft. De Internationale Arbeidsorganisatie functioneert als mijn tweede internationale regime. Aangezien mijn thesis zich specifiek richt op Europese vrouwen, was de keuze voor de Europese Unie en het Herziene Europees Sociaal Handvest als regionale regimes voor de hand liggend.
Deel drie van mijn thesis is ongetwijfeld het belangrijkste deel. Doorheen de jaren, feministen stelden een lijst op van specifieke werk-gerelateerde problemen. In deel drie benader ik het merendeel van deze problemen vanuit een vergelijkend perspectief. Inbegrepen zijn onder meer arbeids- en promotiekansen, de loonkloof, seksuele intimidatie, deeltijds werk, zwangerschap, ouderschapsverlof en kinderopvangvoorzieningen.
Mijn ingesteldheid was eerder positief toen ik net aan het project begon. Ik ging er (argeloos?) vanuit dat feministische conclusies met een korrel zout genomen moeten worden. Dit optimisme week echter voor teleurstelling naarmate ik verder vorderde. Diverse bronnen tonen aan dat verontrustende gebruiken gewoonweg overleven. De gemiddelde werkneemster verdient nog steeds minder dan haar mannelijke collega. Vrouwen zijn de voornaamste slachtoffers van seksuele intimidatie op het werk. Werkneemsters worden vaker ontslagen dan werknemers. Vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in de hogere functies die een uitoefening van gezag of verantwoordelijkheid vereisen. Loopbaanonderbreking of loopbaan beëindiging om voor jonge kinderen te zorgen wordt nog steeds overwogen door moeders, niet door hun mannelijke partners. Elk van de vier bovengenoemde rechtsregimes bevat regels om vrouwonvriendelijke praktijken aan te pakken maar tot zover, de resultaten zijn gemengd. De ongunstige behandeling van werkneemsters is nog steeds te wijten aan hardnekkige stereotypen over de rol van de vrouw en haar plaats in de maatschappij. In sommige gevallen zijn de rechtsregimes erin geslaagd om deze stereopen aan te pakken. In andere gevallen daarentegen is het zeer duidelijk dat rechtsregels alleen niet voldoende slagkracht hebben of dat ze de ongunstige stereotypes zelfs bevestigen.
In conclusie, de trieste waarheid blijkt te zijn dat – in de woorden van de succesvolle professor Anne-Marie Slaughter – “European women still can’t have it all”.

 

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2013