Restauratie van landelijke vakwerkbouw: focus op erfgoedwaarden en duurzaamheid

Sara
Fraussen

Restauratie van landelijk vakwerk in Limburg: duurzaamheid versus erfgoedwaarden

Daar staat hij plots, temidden het landschap,  als een vage schim van vergane glorie. Zijn statigheid verloren, aangetast door de tand des tijds. Noeste handarbeid zijn hem voorafgegaan, door vakmanschap gekneed en gevormd tot wat hij is. Zijn gloriedagen van weleer, voorgoed voorbij… Of toch niet?

In Limburg, en in het bijzonder in Haspengouw en de Kempen, bleven talrijke historische vakwerkconstructies bewaard. De vakwerkbouw op het platteland creëert een unieke weergave van het landleven in het verleden. Deze traditionele constructies vormen tastbaar bewijs van de plaatselijke geschiedenis, vergeten vaardigheden en vakmanschap waardoor ze bijdragen tot het ontwikkelen van een lokale identiteit. .

In tijden waarin het Kyotoprotocol, U-waardes en k-peilen onbestaande waren, en duurzaamheid nog niet verheven was tot een hot item, werd er in onze contreien op een duurzame, constructieve manier gebouwd. Lokale bouwmaterialen werden toegepast, zoals leem en houtsoorten uit de nabije omgeving van de bouwplaats. De gebouwen bestonden uit kleine ruimtes met beperkte raamopeningen. Leefruimtes werden geconcentreerd rond de open haard. Bovendien heeft leem als bouwmateriaal een lage energie-inhoud gedurende zijn levenscyclus en kan het zonder toevoeging van externe middelen worden hergebruikt of gerecycleerd.

De vraag dringt zich op of het mogelijk is dit type erfgoed op een duurzame manier te restaureren, met respect voor zijn erfgoedwaarden. Het onderzoek focust daarom op de restauratietechnieken van leem-en vakwerkbouw, waarbij de huidige technieken en nieuwe ontwikkelingen geanalyseerd en beoordeeld worden, zowel op vlak van duurzaamheid als erfgoedwaarden.  

Erfgoedwaarden kunnen enkel afgelijnd worden door een grondige analyse van kenmerken, constructiemethoden en geschiedenis. Dit onderdeel vormt dan ook het eerste luik van het onderzoek. Vervolgens werd gefocust op de interactie tussen erfgoed en duurzaamheid. De output van deze hoofdstukken waren richtlijnen omtrent duurzaamheid en erfgoedwaarden van vakwerkbouw.

Van de boeken naar de praktijk: op de werf werden de verschillende restauratietechnieken opgevolgd. Via gesprekken met aannemers, erfgoedconsulenten en architecten werd duidelijk welke technieken frequent worden toegepast, en wat hun voor-en nadelen zijn.

Omdat er in de restauratie geen ‘one size fits all’ bestaat, was een casestudy aangewezen voor de evaluatie van de restauratietechnieken op vlak van duurzaamheid en erfgoedwaarden. Om de meest geschikte opties te bepalen, werd een diepgaande analyse van de geschiedenis van het gebouw uitgevoerd op basis van kadasterplannen en het aflezen van bouwkenmerken. Vervolgens werden de architecturale kwaliteiten van het complex geëvalueerd en in kaart gebracht. De technische analyse toont de oorzaken van de bouwvallige toestand. Tijdens de laatste fase werd een duurzaam ontwerp ontwikkeld en de verschillende restauratietechnieken uit de praktijk tegen mekaar afgewogen om de beste oplossing te vinden die zowel de erfgoedwaarden respecteert als een duurzame methode is.

Tijdens de ontwikkeling van het ontwerpvoorstel kwamen de knelpunten van de restauratie van dit type erfgoed naar voor. Een van de uitdagingen was het binnentrekken van licht in de kleine ruimtes met beperkte raamopeningen. De interventies in het uitgewerkt voorstel tonen hoe het mogelijk is om aangename leefruimtes met een overvloed aan daglicht te creëren zonder de harmonie van het gesloten ensemble te verbreken.

Het onderzoek analyseert de verschillende restauratiemethoden die momenteel gangbaar zijn in de praktijk en evalueert hun duurzaamheid en erfgoedwaarden. Het zet parameters op die gehanteerd kunnen worden bij een restauratieproject. Hierbij is er altijd een uitgebreide beoordeling van het gebouw nodig, zowel op bouwhistorisch, architecturaal en technisch vlak. Zo worden de restauratie-opties die meest geschikt zijn voor het project geïdentificeerd, waarbij rekening gehouden wordt met de toekomstige functie en gebruik van het gebouw, zijn densiteit en diensten.  

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2013