Houding t.o.v. Standaardnederlands in de klas

Elke
Ruelens

taalgebruik in de klas: standaardtaal of tussentaal?

-         Wat vinden de toekomstige leerkrachten? –

 

Een onderzoek bij de studenten in de lerarenopleiding van KHLim levert wat meer inzicht op inzake de taalbeheersing van deze studenten en hun houding tegenover het Standaardnederlands. Uit dat onderzoek blijkt dat de taalbeheersing van de studenten voor verbetering vatbaar is. Ook is duidelijk dat deze toekomstige leraren menen dat tussentaal best een plaats mag krijgen binnen het klasgebeuren.

Al jaren wordt er verwoed gediscussieerd over het Standaardnederlands en tussentaal. De ene is ten zeerste gekant tegen de ‘verloedering van de taal’, de andere vindt dat we de taal gewoon moeten laten evolueren.  Ook taal in het onderwijs was al menig maal het onderwerp van discussie. Volgens de Vlaamse Regering moet elke leerkracht de standaardtaal hanteren in de communicatie met leerlingen (Vlaamse Regering, 2008), maar volgens onder anderen enkele taalkundigen vormt het geen enkel probleem dat leraren zich wel eens bedienen van tussentaal (Beel, 2012). Maar hoe staan toekomstige leerkrachten tegenover het taalgebruik in de klas? Dat werd onderzocht en de conclusies van dat onderzoek worden hieronder toegelicht.

Van leerkrachten wordt verwacht dat ze de standaardtaal, de taalvariëteit van het Nederlands die als norm aanvaard wordt, te allen tijde aanwenden in de communicatie met leerlingen, ouders en externen (Vlaamse Regering, 2008). Toch bleek uit recente onderzoeken reeds dat leerkrachten zich vaker bedienen van tussentaal dan van de standaardtaal.  Zo kwamen Bert Walraet en Bieke Olders met enkele gelijklopende conclusies over het taalgebruik van leerkrachten voor de dag: (1) Geen enkele leerkracht drukt zich steeds uit in het Standaardnederlands; (2) het taalgebruik van jongere leerkrachten is tussentaliger dan dat van oudere leraren; (3)  leraren in de lagere jaren drukken zich consequenter uit in de standaardtaal; (4) en elke leerkracht doet aan codewisseling – dat is het wisselen tussen twee taalvariëteiten, bijvoorbeeld de standaardtaal en tussentaal – onder bepaalde omstandigheden (Olders, 2006-2007; De Caluwe 2012). Uit het onderzoek van mevrouw Olders kwam ook voort dat de leerkrachten het eigen taalgebruik niet correct kunnen inschatten.

Met onder andere deze onderzoeken als achtergrond is er een onderzoek ingesteld naar de kennis van en de houding tegenover Standaardnederlands in de klas bij de eerste- en derdejaarsstudenten aan de lerarenopleiding van KHLim. Aan de hand van enquêtes en observaties werd het taalgebruik van de studenten en hun houding tegenover de standaardtaal in kaart gebracht.

De eerste bevinding omtrent de taalbeheersing van de bovengenoemde studenten houdt in dat een aanzienlijk deel van deze studenten het Standaardnederlands niet voldoende beheerst om te voldoen aan de normen opgelegd door de Vlaamse Regering. In de eerste opleidingsfase krijgt iets meer dan een derde van de studenten geregeld negatieve feedback op taalgebruik, in het derde jaar is dat nog ongeveer een vijfde. Verder blijkt ook dat de studenten hun taalgebruik niet altijd even goed kunnen inschatten; het eigen taalgebruik wordt vaak standaardtaliger ingeschat dan het in werkelijkheid is. Ten slotte bleek dat de respondenten aan codewisseling doen; hun keuze voor dialect, tussentaal of standaardtaal hangt af van de situatie waarin ze zich bevinden. Zo wordt het Standaardnederlands het vaakst aangewend in formelere situaties, zoals bij presentaties. Een opvallende vaststelling is dat elke respondent heeft aangegeven zich van de standaardtaal te bedienen in de communicatie met leden van de directie. Tussentaal krijgt steeds meer de bovenhand naarmate de situatie als informeler wordt ervaren: in de communicatie met docenten, bijvoorbeeld, wendt de meerderheid van de respondenten tussentaal aan.

Voorts zijn er ook enkele vaststellingen betreffende de houding van de studenten ten opzichte van het gebruik van de standaardtaal. Uit de enquêtes blijkt dat het grootste deel van de studenten bereid is het Standaardnederlands aan te wenden in de klas, zowel binnen de lessen op de hogeschool als binnen de stageschool. Toch kwam uit de antwoorden naar voren dat het gebruik van standaardtaal door een kleiner aantal studenten als nuttig ervaren wordt. Voorts gaf het merendeel van de respondenten aan later de standaardtaal te zullen bezigen in de klas, hoewel slechts een vierde van de studenten meent dat tussentaal niet thuishoort in de klas.

Er kunnen dus twee algemene besluiten geformuleerd worden. Ten eerste blijkt dat er op vlak van taalbeheersing ruimte voor verbetering is; niet alle studenten beheersen de standaardtaal voldoende en een gedeelte van de respondenten kan het eigen taalgebruik niet correct inschatten. Ten tweede blijkt dat, hoewel ze te kennen geven dat tussentaal een plaats mag krijgen binnen het klasgebeuren, de respondenten geen uitgesproken positieve of negatieve houding aannemen tegenover het Standaardnederlands.

Download scriptie (1.26 MB)
Universiteit of Hogeschool
UC Leuven-Limburg
Thesis jaar
2013
Thema('s)