GAS? Nee bedankt! Een belevingsonderzoek bij jongeren

Griet
Landuyt

GAS? Nee bedankt! Een belevingsonderzoek bij jongeren

Door de wet van 13 mei 1999[1], gewijzigd in 2004[2] en 2005[3] kregen de lokale besturen de mogelijkheid om vormen van 'openbare overlast' en 'kleine criminaliteit' aan hun politieverordeningen toe te voegen en zelf administratief af te handelen.[4] De zogenaamde gemeentelijke administratieve sancties (GAS) werden het Belgisch instrument bij uitstek om ‘overlast’ aan te pakken. De wet is nu aan een volgende herziening en uitbreiding toe onder het bewind van Joëlle Milquet, huidig minister van Binnenlandse Zaken.

Het lijkt er aldus op dat de huidige politieke – en misschien ook de publieke – cultuur rijp is voor een volgende wetswijziging. Het is, o.i., zeer opvallend dat men blijft ijveren naar de optimalisatie van het GAS-systeem. Men lijkt het falen ervan niet te willen toegeven, maar men streeft met vallen en opstaan naar hét overlastbestrijdingsinstrument. Eén ding lijkt men echter te vergeten: wetenschappelijk onderzoek en evaluatie.

Link GAS en jongeren

Er is een opmerkelijk evolutie op te merken aangaande de link tussen GAS – alsook overlast – en jongeren. De jeugd werd de afgelopen decennia meegesleurd in het veiligheidsdiscours.[5]

Een samenspel van de heersende culturele, politieke en economische ideologie in een samenleving stuurt aldus de publieke opinie en attitudes op beleidsniveau ten aanzien van jongeren.[6] Begrippen zoals, ‘GAS’, ‘overlast’ en ‘jongeren’ worden heel vaak in een adem uitgesproken. Kinderen en jongeren worden steeds vaker beschouwd als een bron van overlast in de publieke ruimte. Het lijkt alsof de samenleving de tolerantiedrempel heeft verlaagd ten aanzien van jongeren. Een veelvoorkomende kritiek, vanuit verschillende hoeken, is immers dat de toepassing van de GAS een visering van jongeren inhoudt.[7] Ondanks het feit dat men ervan uitgaat dat de jongeren geviseerd worden door het overlastbeleid, ontbreekt het aan onderzoek hiernaar.

Onderzoek naar de attitudes ten aanzien van GAS en de gevolgen van GAS, vanuit het oogpunt van de jongeren, is belangrijk voor de beeldvorming van de belevingen, ervaringen en attitudes van de jongeren. Deze inzichten dienen meegenomen te worden in de beleidsvorming, -implementatie en -evaluatie.[8]

Aan de hand van een belevingsonderzoek met 8 West-Vlaamse jongeren werd gepoogd worden om twee onderzoeksvragen te beantwoorden.

  1. Wat zijn de attitudes van jongeren ten aanzien van gemeentelijke administratieve sancties?

Algemeen kon opgemerkt worden dat de meeste Vlaamse jongeren hun GAS-boete als rechtvaardig beschouwden. Doch kon opgemerkt worden dat de jongeren niet opgezet waren met het feit dat GAS-boetes kunnen opgelegd worden voor verwaarloosbare feiten. Deze kunnen volgens de respondenten beter vervangen worden door een waarschuwing.

De meeste jongeren kozen ervoor om in bemiddeling te gaan. Er werd vastgesteld dat de alternatieve sanctie, die werd aangeboden in het kader van de GAS-bemiddeling, als positief werd ervaren. De bemiddeling werd algemeen als minder zwaar en ingrijpend ervaren.

In het onderzoek kwam naar voor dat de jongeren zich geviseerd voelen door het overlastbeleid. Volgens de respondenten worden zij vaak het slachtoffer van deze maatregelen, omdat zij vooral gebruikmaken van de openbare ruimte.

De meeste jongeren zijn er echter wel van overtuigd dat er maatregelen, op maat van de jongeren, moeten gecreëerd worden om de jongeren bij te sturen indien nodig. Zij zijn ervan overtuigd dat de jongeren jong moeten kunnen zijn en de mogelijkheid moeten hebben om hun grenzen te verkennen en te experimenteren. De beleidsmakers moeten er zich voor hoeden dat ze de grens niet doen vervagen tussen onschuldig experimenteergedrag en criminele gedragingen.[9]

Het contact met de verschillende actoren betrokken in de GAS-procedure verliep over het algemeen positief. Opvallend is echter dat geen enkele jongere beroep deed op de rechtsbijstand van een pro-Deoadvocaat. Daarnaast kon uit de interviews opgemerkt worden dat de jongeren niet goed wisten wat hun rechten waren en wat de proceduremogelijkheden waren tijdens hun GAS-procedure. O.i., is dit een zeer opmerkelijke vaststelling. Het was immers de doelstelling van de wetgever om extra rechtswaarborgen te creëren voor de GAS-procedure voor de minderjarigen[10], maar deze blijken uiteindelijk een lege doos te zijn.

Hierbij nauw aansluitend kan opgemerkt worden dat het Belgische beleid faalt op het vlak van communicatie en informatieoverdracht. Zo was meer dan de helft van de jongeren niet op de hoogte van het feit dat er een GAS-boete boven hun hoofd hing. Nochtans is een goede communicatie essentieel voor het begrijpen en aanvaarden van een sanctie. Bovendien kan dit gevoelens van oneerlijkheid en onredelijkheid genereren. Daarnaast werd opgemerkt dat het merendeel van de jongeren nog nooit gehoord had van een GAS en gaven enkelen te kennen dat ze na het doorlopen van de GAS-procedure nog steeds niet goed weten wat het inhoudt. De oorzaak van deze onduidelijkheid kan gezocht worden in de complexiteit ervan.

  1. Wat is de perceptie van jongeren op de gevolgen van gemeentelijke administratieve sancties op jongeren?

De perceptie van de jongeren op de gevolgen van een GAS-boete op het gedrag bleek overwegend positief te zijn. Het merendeel van de jongeren gaf aan dat zij een positieve gedragswijziging konden opmerken. Zij hadden geleerd uit hun GAS-boete en stelden het gedrag niet meer. Deze goede voornemens lijken echter te vervagen na verloop van tijd. Bij slechts één respondent kon geen gedragsverandering opgemerkt worden. Opvallend is dat bij geen enkele respondent een negatieve gedragsverandering kon worden bemerkt. 

 

Uit de onderzoeksresultaten kon opgemaakt worden dat de gevolgen van een gemeentelijke administratieve sanctie op familiaal vlak als zeer gering kunnen worden beschouwd. De ouders lijken het experimenteergedrag van de jongeren enigszins te aanvaarden. Er werd geen impact op familiaal vlak waargenomen. De GAS-procedure an sich, werd echter door de ouders voornamelijk als tijdrovend, kostelijk en belachelijk ervaren.

Verder percipieerden de jongeren zo goed als geen gevolgen van de gemeentelijke administratieve sancties op sociaal vlak. De jongeren ervoeren geen invloed van dergelijke geldboetes op de sociale kring.

Ten slotte bleken ook de gepercipieerde gevolgen van de GAS-boetes op persoonlijk vlak gering te zijn. De GAS-procedure heeft slechts bij één jongere een diepe indruk nagelaten. De overige jongeren gaven daarentegen wel aan dat ze onder de indruk waren van het proces-verbaal. Een proces-verbaal lijkt een zwaardere connotatie te hebben dan een GAS-boete.

Tot slot kan gesteld worden dat GAS geen wondermiddel is die overlast in een, twee, drie laat verdwijnen. Toch blijkt dit instrument zijn plaats veroverd te hebben het veiligheidsdiscours Naar onze mening kunnen de gemeentelijke administratieve sancties een waardevol instrument worden. Een overlastbeleid kan het best worden gevoerd in het kader van een lokaal integraal beleid. Er moet in de eerste plaats vooral ingezet worden op een preventiebeleid. Hierbij kan gedacht worden aan een mix van handhavende, beschermende en ondersteunde maatregelen. Want een efficiënt preventiebeleid kan een repressief optreden voorkomen.

Verder kan er enkel gehoopt worden dat de nakende 15de verjaardag van de gemeentelijke administratieve sanctie gevierd zal worden met degelijk wetenschappelijk onderzoek.


[1] Wet van 13 mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, B.S., 10 juni 1999

[2] Wet van 17 juni 2004 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet, B.S., 23 juni 2004 (Erratum, B.S., 29 november 2004) en Wet van 7 mei 2004 tot wijziging van de Wet van 8 april 1965 tot betreffende de jeugdbescherming en nieuwe gemeentewet, B.S., 25 juni 2004

[3] Wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen – Ambtenarenzaken en Grootstedenbeleid – Gemeentelijke administratieve sancties (art. 21-22), B.S., 29 juli 2005

[4] VERBEEK, M. en VAN HEDDEGHEM, K. (ed.), Handboek gemeentelijke administratieve sancties: de bestuurlijke aanpak van overlast, Brussel, Politea nv, 2005, losbl.

[5] VAN AUDENHOVE, S. en VANDER LAENEN, F., "GAS en minderjarigen: strookt dit met het IVRK?", Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten 2011, 5, 281-284.

[6] Ibid, p. 258-274

[7] DE HERT, P., MEERSCHAUT, K. en GUTWIRTH, S., "Democratie en rechtsbescherming bij zeer lichte administratieve sancties", Panopticon 2008, 1, p.1.

[8] MCLNTOSH, B., "ASBO youth: rhetoric and realities", in SQUIRES, P. (ed.), ASBO nation : the criminalisation of nuisance, Bristol, Policy Press, 2008. P. 253

[9] VERENINGING VAN VLAAMSE JEUGDDIENSTEN, "Gemeentelijke administratieve sancties door een jeugdbril", in VERBEEK, M. en VAN HEDDEGHEM, K. (eds.), Handboek gemeentelijke administratieve sancties: de bestuurlijke aanpak van overlast, Brussel, Politea nv, 2011, losbl.

[10] Supra, p. 35 - 37

 

Download scriptie (1.68 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013