Connected television: jurisdictional challenges in a converged media environment

Raf
Schoefs

Connected TV kruipt door de mazen van de wet

Met de opkomst van Connected TV vinden een aantal nieuwe spelers en diensten de weg naar de woonkamer. Diensten zoals YouTube, Apple TV en Google TV worden makkelijker toegankelijk voor het grote publiek, en hoewel die diensten om hetzelfde publiek strijden als de traditionele omroepen, moeten zij toch niet aan dezelfde regels voldoen, wat een onevenwicht creëert. Nog problematischer wordt de situatie wanneer die diensten van buiten Europa worden aangeboden, en zo ook aan de Europese regulering kunnen ontsnappen.

Connected TV verwijst in enge zin naar de integratie van internetdiensten in televisietoestellen. In ruime zin verwijst dat concept naar de geleidelijke samensmelting van traditionele omroepdiensten en het internet, wat leidt tot een uitbreiding van de kijkmogelijkheden voor de consument. Met de opkomst van Connected TV vervaagt echter ook het onderscheid tussen de vertrouwde consumptiepatronen van lineaire omroep via tv-toestellen, en diensten op aanvraag die via computers worden verstrekt, waardoor de druk op het huidige wetgevende kader toeneemt.

Om de bevoegde lidstaat te kunnen aanduiden, moeten twee vragen beantwoord worden: Wie is verantwoordelijk voor het aanbieden van een mediadienst in Europa? En welke lidstaat is bevoegd om zijn nationaal recht op te leggen aan de aanbieder van een mediadienst?

Wie is verantwoordelijk?
Volgens het Europese wetgevende kader draagt de persoon die de effectieve controle heeft over de keuze van programma’s én over de organisatie ervan de verantwoordelijkheid voor de aangeboden mediadienst. Enkel die persoon moet ervoor zorgen dat de aangeboden mediadienst de mediawetgeving respecteert. Dat criterium heeft zijn nut bewezen in een omgeving die hoofdzakelijk bestond uit traditionele lineaire televisie-uitzendingen en uit mediadiensten op aanvraag. Het wordt echter moeilijker om datzelfde criterium toe te passen op de talrijke nieuwe spelers die de weg naar het televisiescherm vinden en daarbij een cruciale rol opnemen. Zo ontwikkelen producenten van smart tv’s vaak een eigen portaal waarmee de kijker toegang krijgt tot een verscheidenheid aan media- en internetdiensten. Daarnaast valt op dat een televisieaanbieder zoals Telenet niet meer louter programma’s gaat doorgeven, maar ook de audiovisuele inhoud van derden gaat bundelen in pakketten die hij vervolgens tegen betaling aanbiedt. Verder worden User-Generated-Content (UGC)-platformen, zoals YouTube, gemakkelijker toegankelijk voor het grote publiek, en vinden diensten zoals Apple TV en Google TV hun weg naar de woonkamer.

Hoewel al die nieuwe spelers, die men ook wel eens ‘gatekeepers’ noemt, tussen de omroepen en de kijker staan, en zo in belangrijke mate bepalen welke audiovisuele inhoud zichtbaar of makkelijk vindbaar is voor de kijker, zullen zij zich niet moeten houden aan de bestaande mediawetgeving. Die gatekeepers dragen doorgaans immers niet de verantwoordelijkheid, zoals de wet dat vereist. Om het evenwicht tussen de gatekeepers en de traditionele aanbieders van mediadiensten te herstellen, dringt een wijziging van de wetgeving zich op. Daarvoor wordt er het best een nieuwe categorie en nieuwe definities in het leven geroepen, waarbij de ‘gatekeepers’ zoals hierboven vermeld maar aan een aantal kernverplichtingen moeten voldoen.

Welke lidstaat is bevoegd?
Een audiovisuele mediadienst mag in maar één Europese lidstaat, namelijk het land van oorsprong, gereguleerd worden. Eens dat gebeurd is, kan de dienst ongehinderd circuleren binnen de Europese Unie. De toepassing van die regel is moeilijk in een convergerend medialandschap. Zo houden de regels vandaag natuurlijk geen rekening met de eerder vermelde gatekeepers, waardoor een wijziging van de regels om de bevoegde lidstaat aan te wijzen zich ook opdringt.

Het wordt echter nog complexer wanneer aanbieders van mediadiensten die buiten de Europese Unie gevestigd zijn, hun diensten met behulp van het internet toch richten op een Europees publiek. De Europese wetgever vindt dat alle diensten die een impact hebben op een Europees publiek onderworpen moeten zijn aan de Europese mediawetgeving. Daarom werd er in het verleden voor gekozen om niet-Europese spelers te onderwerpen aan de Europese regelgeving zodra die gebruik maken van een aarde-satellietverbinding in een lidstaat of van satellietcapaciteit van een lidstaat. Hoewel die aanknopingsfactor in het verleden van nut kon zijn, is die achterhaald in een tijdperk waarin zeer veel diensten worden aangeboden op het internet. Aangezien de Europese regelgeving stilzwijgend is over die problematiek zou men kunnen stellen dat elke lidstaat bevoegd is om niet-Europese spelers te onderwerpen aan zijn nationale mediawetgeving, waardoor de spelers geconfronteerd kunnen worden met 28 nationale wetgevingen.

Het verdient echter de voorkeur om dit probleem op Europees niveau aan te pakken. Een eerste oplossing kan worden gevonden op btw-vlak, waar niet-Europese dienstverleners de kans krijgen om zich in Europa te registeren zodat ze kunnen genieten van de voordelen van de Europese btw-wetgeving. Een tweede oplossing kan worden gevonden op het vlak van de bescherming van persoonsgegevens. Daar ligt momenteel het voorstel op tafel om niet-Europese verwerkers van persoonsgegevens van Europeanen te verplichten om een lokale vertegenwoordiger in de Europese Unie aan te duiden, die als aanspreekpunt kan fungeren in geval van problemen.

Conclusie
Het lijdt geen twijfel dat Connected TV het wetgevende kader onder druk zet en interessante uitdagingen met zich meebrengt. De Europese mediawetgeving is momenteel niet aangepast aan het huidige medialandschap en slaagt er niet in om alle spelers in de waardeketen te onderwerpen aan gelijkaardige regels. Als oplossing voor dat probleem lijkt de introductie van een nieuwe categorie ‘gatekeeper’ aangewezen. Ook de manier waarop de bevoegde lidstaat wordt aangewezen, moet gemoderniseerd worden en moet een oplossing bieden voor niet-Europese spelers die hun mediadiensten over het internet aanbieden en zich op het Europese publiek richten. Een registratieplicht of de aanwijzing van een lokale Europese vertegenwoordiger lijken daarvoor de gewezen aanknopingsfactoren.

Download scriptie (609.28 KB)
Universiteit of Hogeschool
Odisee
Thesis jaar
2013