Illness perceptions in patients with chronic musculoskeletal pain

Emmanuel
Jacobs

Ik was nog maar een onschuldig jongetje toen mijn leven al besmeurd werd met het alom gevreesde woord: de bewuste “thesis”… Gezegend met drie oudere zussen, werd ik jaren geleden reeds geconfronteerd met de rush van “dode lijn” naar “dode lijn”, het om ter best omgaan met “terug voeden” van een zekere promo-tor, en de veelvuldige overbelastingsletsels door te lang achter de computer te zitten.

“Goed zot”, dacht ik toen en, met zekerheid dat ik nooit aan zo’n marteling zou beginnen, zette ik mijn glaasje onschuldige melk aan mijn lippen. Zo’n acht jaren later zet ik, tijdens mijn rush van deadline naar deadline, het om ter best omgaan met feedback van mijn promotor en met veelvuldige overbelastingsletsels door te lang achter de computer te zitten, mijn blikje Red Bull aan de lippen.

Nooit geweten dat je letterlijk je ziel in enkele woorden op papier kon zetten. Het begon reeds vroeg: toen mijn promotor kenbaar maakte dat ze vertrouwen had in mij en de medestudenten die mee onder haar promotie vielen, groeide naast mijn trots ook mijn motivatie om na enkele maanden een kanjerwerk in te sturen.

Gesteund door familie, vriendin en vrienden verdiepte ik mij in het onderwerp van ziektepercepties bij chronische pijnpatiënten. Desondanks de theorielessen die dit onderwerp reeds aanraakten in de voorbije jaren, bleef het toch nog een tikkeltje koffiedik kijken. Het enige dat ik met zekerheid wist, was dat chronische pijnpatiënten onze maatschappij rijkelijk vullen, en dat een zoektocht naar “de beste behandeling” voor deze populatie reeds jaren geleden werd ingezet, maar nog vele jaren zal duren. Mocht ik daar een steentje aan bijdragen? Het “grote werk” werd plots een “grote eer”.

Onder de toeziende ogen van mijn promotors ging ik dan uiteindelijk aan de slag om literatuur te verzamelen die gebruikt zou worden in mijn thesis, scriptie ofte masterproef. In onnoemelijk veel Excel-tabellen begonnen de cijfers van het aantal gevonden artikels te dansen voor mijn ogen, maar met de motiverende woorden van mijn promotor in de oren kon ik de blik toch verscherpen, tot mijn bewuste aha-erlebnis.

Zo rond november ongeveer zag ik namelijk het licht: de getallen begonnen te kloppen, alle zoekmachines waren geraadpleegd, mijn onderzoeksvragen stonden vast,… Het leek wel alsof “goed begonnen, half gewonnen” van een loze uitspraak naar een levensmotto verschoof.

In februari volgde een plechtig moment: mijn eerste hoofdstuk werd naar mijn promotor ingestuurd. De krampen die ik kreeg van mijn vingers gekruist te houden, konden na enkele dagen verdwijnen, toen  de e-mail met feedback van mijn promotor in mijn Postvak In stond te knipogen.

Met een licht gestegen hartslag opende ik het document (“Failed to open” van mijn computer en “Niet nu!” als mijn antwoord inbegrepen). “Stel je voor”, dacht ik nog, “dat er gewoon staat dat het een goede eerste versie is en dat ik zo mag verder doen”.

Niets was minder waar: een volledig rood document kwam terug, met –ironisch genoeg– het berichtje dat ik me niet moest laten demotiveren, dat het perfect normaal is dat je in de eerste versies je eigen woorden moet terugzoeken door het dichtgegroeide bos van rode en doorstreepte worden.

Zo ging het enkele maanden verder: versie na versie werd ingestuurd en teruggestuurd, zwart heen, rood terug. Na een intense digitale briefwisseling werd overgeschakeld op telefonisch contact om iets vlotter te kunnen communiceren en de versies wat vlotter te laten over en weer gaan.

Midden mei kwam een verlossende e-mail die een warme gloed door iedere spier liet gaan (ondertussen was ik zelf bijna chronische pijnpatiënt na al dat computerwerk), die mij zo liet zuchten dat ik er zeker van ben dat de Beaufortschaal toch kortstondig gestegen is: “Proficiat, dit is een goed werk, het mag naar de drukker!”.

Tussen een afgewerkte, ingebonden thesis en mezelf stond nog slechts een kopieercentrum dat mij wilde helpen. Wanneer ik ook hen aan mijn kant gekregen had, stapte ik (oké, reed ik, maar “stapte” klinkt zoveel heroïscher) met zekere tred naar het gebouw waar alles begon: de Artesis Hogeschool Antwerpen, campus Gezondheidszorg in Merksem.

Er restte mij enkel nog om mijn promotoren terecht en van harte te bedanken voor hun werk en tijd die graag doneerden aan deze thesis. Het bijhorende pintje met medestudenten achteraf deed de smaak van opluchting alle eer aan!

Download scriptie (2.85 MB)
Universiteit of Hogeschool
AP Hogeschool Antwerpen
Thesis jaar
2013
Thema('s)