Managing Inequality: The Political Ecology of a Small-Scale Fishery, Mweru-Luapula, Zambia

Bram
Verelst

A Common Tragedy: De Politieke Ecologie van de Visserij in Mweru-Luapula, Zambia

21 september 2012: Zambiaans president Michael Sata roept voor het parlement op tot dringende maatregelen om de visvangst in de nationale meren en rivieren te behoeden van een ecologische ramp. “Het veelvuldig aanwenden van illegale vismethoden en het niet naleven van het jaarlijkse visverbod putten de gemeenschappelijke visvoorraden uit”. Hij maant hierbij aan tot een actievere beleidsvoering om biologische degradatie in de nationale waterbronnen te vermijden, want “dit is cruciaal voor de voedselveiligheid in de regio’s en essentieel om duurzame ontwikkeling te garanderen”.

Deze toespraak van president Sata kan echter bezwaarlijk als grensverleggend worden beschouwd. Ze is immers ingebed in een visie op gemeenschappelijk gebruik van natuurlijke bronnen die sinds decennia landbouwontwikkeling domineert: de “mythe” van de Tragedy of the Commons (ook wel common property theory genoemd). Deze theorie is gebaseerd op een essay van ecologist Garrett Hardin in 1968, die wees op een sociaal dilemma in het beheer van natuurlijke bronnen. Twee ideeën staan hierin centraal: vrije toegang tot natuurlijke bronnen leidt onvermijdelijk tot overexploitatie en individuen zijn niet in staat dit te beletten.

Dit paradigma heeft vele overheden in het Zuiden aangemoedigd om rechten en verantwoordelijkheden omtrent natuurlijke bronnen uit handen te nemen van lokale groepen. Als legitimatie wordt aangehaald dat het overmatig gebruik van common-pool resources als bossen, landbouwgronden, weiden en visgebieden het gevolg is van deze ‘tragedie’.

Het gebruik van dit model in landbouwontwikkeling is echter problematisch. Het is ten eerste vaak gebaseerd op onbetrouwbare statistische gegevens. De precaire politieke situatie in vele landen in het Zuiden heeft immers een systematische analyse van natuurlijke bronnen praktisch onmogelijk gemaakt. Ten tweede doet het dienst als een rationalistisch interpretatiekader dat de sociale realiteit van lokale economie en ecologie vervormt: onafhankelijke en gelijke economische actoren streven louter hun eigenbelang na in het gemeenschappelijk gebruik van natuurlijke bronnen, waardoor biologische uitputting onafwendbaar is, met algemene verarming tot gevolg. Dit kader negeert het bestaan en belang van machtsrelaties, politiek en ideologie – vervat in lokale instituten, gewoonterecht en sociale netwerken – die toegang tot en controle over natuurlijke bronnen beïnvloeden.

Een onderzoek naar de lokale visserij in het Mwerumeer – aan de grens met de Democratische Republiek Congo en Zambia – toont immers aan dat armoede niet zozeer af hangt van het aantal natuurlijke rijkdommen, maar van de verdeling ervan. Aan de hand van een politiek-ecologische analyse werden de historische trajecten – van de koloniale tijd tot heden – van de visserij en het beheer van de visserij in Mweru blootgelegd. Drie aandachtspunten stonden hierbij centraal (i) de evolutie van het ecologische systeem van het Mwerumeer, (ii) de sociaal-economische en politieke context waarin veranderingen in de (beleids-)structuur van de visserij plaatsvonden, en (iii) mechanismen van politieke en sociaal-economische subordinatie. Kort samengevat stonden drie speerpunten centraal: natuur, context en macht.

De conclusies van dit onderzoek gaan lijnrecht in tegen de vooronderstellingen waarop het model van de Tragedy of the Commons gestoeld is. Het Mwerumeer blijkt immers een ecologische veerkracht te hebben die zeldzaam is onder natuurlijke waterbronnen. Bepaalde vissoorten kunnen weerstaan aan extensieve druk van de visserij, en het verdwijnen van een vissoort gaat vaak gepaard met de opkomst van een andere. Deze dynamische natuur kenmerkt ook de bevolking die economisch afhankelijk is van het Mwerumeer. De populariteit van de grote en commercieel interessante mpumbu vis bijvoorbeeld, in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw, leidde tot de opkomst van een nieuwe lokale kapitalistische ondernemersklasse. Politieke, economische, ecologische en sociale veranderingen gingen hand in hand. Zo veroorzaakte de zaïrisering onder Mobutu, en de aanleg van een verbeterd wegennetwerk aan de Zambiaanse kant van het Mwerumeer, een migratiebeweging naar Zambia die leidde tot het ontstaan van grote vissersdorpen als Kashikishi en Pweto. Deze migratiebeweging werd nog versterkt door de opkomst van chisense – een kleine sardine – in de jaren zeventig en de gelijktijdige crisis in de mijnsector.

Wil dit zeggen dat toegang tot het Mwerumeer inderdaad vrij is, zoals de aanhangers van de zogenaamde common property theory beweren? Het is antwoord is neen. Naast de rol van traditionele autoriteiten als culturele beschermers van het meer en de aanwezigheid van formele instellingen als de Zambiaanse immigratiedienst, vereist toegang tot de lokale visserij ook kapitaal en kennis. Vissen op chisense bijvoorbeeld is zeer kapitaals-en arbeidsintensief. Paraffinelampen en speciale netten dienen aangeschaft te worden, en ervaring en expertise zijn nodig om te weten waar de beste visplaatsen zich bevinden. Toegang tot deze kennis en tot de nodige financiële bronnen is niet voor iedereen gelijk. Amartya Sen wijst hieromtrent op het belang van sociale netwerken.

Het gebruik van een natuurlijke bron als het Mwerumeer is dus niet vrij en, nog belangrijker, niet gelijk voor iedereen. Geen enkel economisch systeem wordt gekenmerkt door gelijke en onafhankelijke individuen. Het zijn sociale netwerken – op basis van vriendschap, familie, gewoonte of krediet – die bestaan tussen de gebruikers van het Mwerumeer, die bepalen wie wint en wie verliest in de economie van Mweru. Ongelijkheid is inherent aan elke samenleving. De grote fout van wie gelooft in een Tragedy of the Commons, en van wie zijn beleid daarop afstemt, is de onwil of het onvermogen om dit in te zien.

Het huidig beleid omtrent visserij in Mweru-Luapula heeft een gedecentraliseerde structuur opgericht met lokale comités en actiegroepen. Leden van deze comités zijn echter louter welgestelde zakenmannen die andere belangen hebben dan kleinschalige vissers en handelaars. De eerste groep beoogt immers een vorm van schaalvergroting (meer boten en netten, en de verwijdering van lokale tussenpersonen om direct naar de steden te kunnen transporteren) terwijl voor de niet-vertegenwoordigde groep deze tussenpersonen juist essentieel zijn om de lokale gemeenschap van vis te voorzien. Het risico bestaat er momenteel in dat lokale beleidsmaatregelen niet ten voordele zullen zijn van de armeren, maar juist van diegenen die al beter af waren.

Het verhaal van de visserij hier leest daarom niet als een Tragedy of the Commons. De tragiek ligt in de observatie dat dit paradigma een beleid heeft vorm gegeven dat de kloof tussen arm en rijk alleen verder verweidt.

Download scriptie (578.21 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012
Thema('s)