A case study of local practices of Participatory Forest Management in Kaffa, Ethiopia. Self formation between principle&practice

Nathalie
Vandenabeele

 

Een wetenschappelijk verhaal over populaire mensen: lokale praktijken in een bosbeheer project in Agama, Ethiopië.

 For it is the nature of people to love, then destroy, then love again what they value most.

(Neale Donald Walsh)

De scene: van ontbossing tot gemeenschappelijk bosbeheer

 “But we are born here and relate to the forest. Yesterday we lived, today we live, and tomorrow we pass the forest to other generation. So we struggle, we survive. And from any direction, somebody comes to destroy this forest, we together lose our life. So we don’t pass for anybody our forest.” (Gezahagn, Agama villager, April 2012)

Er is lang geloofd dat elk verhaal over een groep mensen die samen een bos wil gebruiken en beheren onvermijdelijk een exitus infelix[1] inhoudt: degradatie en vernietiging van dat stuk bos. Vertrouwen werd eerder geplaatst in de staat of de markt om bossen en andere natuurlijke hulpbronnen centraal te beheren. Maar de persistentie en steeds groter wordende zichtbaarheid van ontbossing en degradatie van de natuur heeft (opnieuw) een (inter)nationale beleidsrespons veroorzaakt die nu oproept tot ‘goed bos- en natuurbeheer[2]’ en gekenmerkt wordt door een trend van decentralisatie. Het formeel samenwerken met en overdragen van verantwoordelijkheden aan lokale gemeenschappen, vooral in zogenaamde ontwikkelingslanden, om ‘hun’ bos te beheren wordt nu niet enkel gezien als de methode voor duurzaamheid, maar ook voor armoedebestrijding, toegang tot levensnoodzakelijke middelen en ontwikkeling. NGO’s, wetenschappers en beleidsmakers in het noorden en zuiden richten bijgevolg massaal hun aandacht op de ‘community’ en produceren een overvloed aan white papers, strategische plannen, beleidsaanbevelingen, projectmodellen en missie statements zodat de ‘juiste’ theorie geïmplementeerd wordt. Maar helaas. De praktijk, of toch hoe deze geïnterpreteerd wordt, valt meestal tegen.

Een Wirkliche Historie[3] over mensen en bossen

In (bos)beleid en interventies wordt vaak een sterk geloof geplaatst in abstracte regels en nieuwe formele organisaties (bv een boscoöperatieve) om het gedrag van mensen op lokaal niveau te reguleren in overeenstemming met bepaalde (duurzame) doelstellingen. Onafhankelijk van hun politieke, sociale en persoonlijke geschiedenis of gebaseerd op kennis waarom en hoe mensen doen wat ze doen in een specifieke situatie, gaat de aandacht naar wat er zou moeten gebeuren in plaats van wat er werkelijk gebeurt. Want wat gebeurt er namelijk wanneer een ‘democratisch’ ontwikkelingsproject ‘de grond raakt’? En wat is ontbossing? Is het één boom per dag die geveld wordt door een boer of massieve kap voor landbouwland door meer en meer mensen? En wie is ‘de gemeenschap’? Een groep mensen met allemaal dezelfde ideeën, wachtend tot hun levensomstandigheden verbeteren? Wat gebeurt er wanneer ontwikkelingswerkers in een dorp arriveren, gesitueerd in ruimte en tijd, met de boodschap dat vanaf nu iedereen die het bos gebruikt, georganiseerd wordt in een associatie om gezamenlijk het bos te beheren? Zijn nieuwe regels en wetten gebaseerd op ‘participatie’ echt de ‘missing link’ voor duurzaam bosbeheer? Al deze vragen roepen op tot aandacht voor hoe dergelijke projecten werken; voor de dagelijkse praktijken en interacties; voor de samenhang tussen wat mensen denken, zeggen en doen, zowel in de kantoren van NGO werkers en beleidsmakers als in de huizen, bossen, velden en bijeenkomsten van dorpsbewoners.

Gebaseerd op een diepgaande case study[4] van een gemeenschappelijk bosbeheer project in het dorp Agama in zuidwest Ethiopië onderzoekt N. Vandenabeele deze vragen – en confronteert theorie met praktijk. Agama ligt in één van de laatste bosrijke gebieden in Ethiopië, Bonga bos, wereldwijd gekend als plaats van genetische oorsprong van koffiebonen  - Coffea arabica. Voor de mensen in Agama echter betekent het bos niet enkel een plaats van consumptie en inkomen, maar ook van geschiedenis, identiteit, conflicten, relaties, kennis en spiritualiteit. Aangezien ontbossing erkend werd als een probleem in Bonga, kwam een internationale NGO in 1996 naar het gebied om een pioniersproject op te starten[5] dat ontbossing moest tegengaan en een alternatief inkomen bieden aan de mensen die rond en in de bosketen wonen. Daarnaast wilden ze ook het nationale en regionale bosbeleid beïnvloeden om deze principes te incorporeren. Maar het project startte niet op een ‘lege bodem’ en moest afrekenen met een erfenis van feudalisme, militaire regimes en schijnbare democratie gepaard met gedwongen participatie en drastische wijzigingen in grondbezitrechten van boeren en hun organisaties. Het project dringt zo binnen in de levenswereld van mensen in Agama en, zoals we lezen in de thesis, begint een andere betekenis te krijgen voor verschillende mensen. Door lokale praktijken, zowel voor als achter de scene, als start te nemen – van het alledaagse leven als koken, koffie drinken, hout verzamelen, medicinale kruiden zoeken, en honing produceren tot een historische moord, dorpsvergaderingen, bosbranden, rechtszaken, eigendomsrechten, interacties met overheidswerkers en NGO’s – wordt de lezer meegenomen in de ‘micropolitiek’ van Agama zonder de ‘macropolitiek’ en zijn invloed uit het oog te verliezen. Voor de lezer, ongeacht diens achtergrond, die bereid is om in de details van de case te duiken op zoek naar inzicht in de ‘black box’ van beleidsimplementatie en projectinterventie, is begrip in centrale aspecten van hervormingen, sociale veranderingen en hoe wij mens zijn het resultaat. Agama zal niet enkel dat ‘apegebied’ zijn, zoals een deelnemer ooit vermeldde, maar ook een metafoor voor wat er gebeurt wanneer individuen in een dorp geconfronteerd worden met veranderingen, algemene beleidsbeslissingen en ‘democratische’ interventies in een context die bekend is met ‘top-down’ planningsprocessen, maar zwak is in de realisatie van lokale en persoonlijke vrijheden.

 Freedom is a practice, not a result or a state of affairs[6]

 De analyse van het verhaal in Agama toont dat het werkelijk een verschil maakt als  verankerde begrippen als ‘rurale gemeenschap’, ‘arme massa’s’, ‘participatie’ en ‘macht’ ontleed worden met aandacht voor wat er werkelijk gebeurt. Het idee dat interventies democratisch zijn, kan gemakkelijk gesteund worden door te verwijzen naar wat ondernomen wordt (comités opstellen, dorpsvergaderingen bijeenroepen), terwijl tezelfdertijd, hoe het uitgevoerd wordt - door haast rituele praktijken die een lange sociale en historische geschiedenis in zich dragen - dezelfde machtsstructuren kan produceren die het project diende te breken. Wanneer het probleem niet ontbossing, maar sociale conflicten bleek te zijn, koos de interventie eerder voor een instrumentele logica die niet capabel was om antwoord te bieden op de lokale dynamiek of om onderscheid te maken tussen een groep en de individuen die de groep vormen. Finaal zal een reflectie op beleidsmodellen en participatie, gebaseerd op de case Agama, ons brengen tot de uiteindelijke vraag (en mogelijk antwoord) “kan ‘goed’ beleid wel geïmplementeerd worden in Agama (en daarbuiten)?”

 


[1] Noodlottige afloop. Verwijzing naar de Griekse tragedie of treurspel.

[2] ‘Good forest governance’ in the internationale literatuur

[3] Nietzsche. In het Engels vertaald als ‘real history’. 

[4] De auteur leefde vijf maanden in Ethiopië tijdens het onderzoek.

[5] Bonga Participatory Forest Management project.

[6] Vrijheid is een praktijk. Niet een resultaat of staat van zaken. Michel Foucault

 

Download scriptie (3.83 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012