Wetenschappelijk onderzoek naar de praktische financiële, maatschappelijke en economische basiskennis van leerlingen uit de derde graad ASO

Stijn
De Schepper
  • Siglin
    Reychler
  • Yannick
    De Blander
  • Fiona
    Uyttersprot

NOOD AAN ECONOMIE?!

“Op welke manier betaal ik mijn kot?”, “Hoe beleg ik het beste mijn spaargeld?”, ”Hoe breng ik een geldige stem uit tijdens de verkiezingen?” Problemen waar elke jongere, gewild of ongewild, mee geconfronteerd wordt. Maar weten ze ook het correcte antwoord op deze vragen? Vanuit dit oogpunt vertrokken vier studenten economie aan de lerarenopleiding van de Arteveldehogeschool voor hun bachelorproef. Via wetenschappelijk onderzoek probeerden zij te weten te komen of leerlingen uit de derde graad algemeen secundair onderwijs over voldoende financiële, maatschappelijke en economische basiskennis beschikken. En heeft het volgen van een economische richting hierbij een invloed? Aan de hand van cijfermateriaal, berekeningen en grafieken werd uiteindelijk geconstateerd dat de resultaten tot nadenken aanzetten.

Een algemeen secundaire school is een plaats waar leerlingen klaargestoomd worden voor verdere studies aan hogescholen en universiteiten. Afhankelijk van het gevolgde pad moet elke leerling instaat zijn om te gaan met problemen die zich voordoen tijdens zijn carrière. Deze problemen zijn echter niet de enige waar leerlingen mee te maken krijgen. Elk van hen zal ook geconfronteerd worden met de problemen van het dagelijkse leven. Kunnen leerlingen werken met de bankkaart die in hun achterzak steekt? Weten zij hoeveel dagen ze mogen werken? Kennen ze hun rechten? Weten jongeren wat te doen bij verlies van belangrijke documenten? De vraag is in welke mate elke richting een leerling hierop voorbereidt. Met andere woorden, beschikt elke leerling die het zesde middelbaar ASO verlaat over de nodige bagage om op een degelijke manier te kunnen functioneren in het dagelijkse leven?

In het schooljaar 2010-2011 werd in het kader van een bachelorproef een eerste onderzoek gevoerd door vier leerlingen van de opleiding bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs aan de Arteveldehogeschool Gent. De titel van dit werkstuk luidde: ”Wetenschappelijk onderzoek naar de economische basiskennis in de tweede graad ASO”. De resultaten van dit onderzoek waren onrustwekkend, wat de media uiteraard niet onopgemerkt voorbij liet gaan. Het onderzoek toonde aan dat jongeren van de tweede graad ASO over onvoldoende basiskennis beschikken. Op zich misschien nog niet zo problematisch, rekening houdende met hun leeftijd. De vraag is echter of leerlingen van dezelfde onderwijsvorm van de derde graad beter scoren op een soortgelijk onderzoek? Wat is de invloed van twee extra jaren in het ASO. En wat met leerlingen die bij het beëindigen van het secundair onderwijs nog nooit een les economie hebben gehad?

De vraag is dus niet alleen of een vak ‘algemene vorming’ nodig is voor leerlingen uit een niet-economische richting, maar of dit ook nodig is voor leerlingen uit een economische richting, of voor leerlingen met enkel een economische achtergrond!? Deze vraag prikkelde vier studenten uit de opleiding bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs sterk. Het leek hen dan ook een hele uitdaging en noodzakelijk om de bachelorproef van 2010-2011 te vervolledigen.

Het onderzoek werd gevoerd in vijftien scholen, verspreid in Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams Brabant. 1193 leerlingen werden ondervraagd aan de hand van een enquête, bestaande uit twintig vragen. Deze zorgvuldig gekozen vragen werden onderverdeeld in drie grote thema’s: financieel, maatschappelijk en economisch. Voor de verwerking van de enquêtes werd gekozen voor de software ‘Excel’, waardoor de onderzoekers zelf de vrijheid hadden hoe de gegevens in te delen en weer te geven. Na lang overleg werd besloten om van de grote groep, de derde graad, te vertrekken en zo verder uit te splitsen naar het vijfde en zesde jaar. Vervolgens werd een verdere opsplitsing gemaakt naar economisch en niet-economisch om uiteindelijk te eindigen bij wel of geen voorkennis economie of socio-economische initiatie.

Na het bekijken van de resultaten kon jammer genoeg worden besloten dat ook de leerlingen uit de derde graad eerder slecht scoren. Over de volledige enquête waren, gemiddeld, slechts 43% van de antwoorden correct. Op het financieel onderdeel waren dat 38% van de antwoorden, bij het maatschappelijk onderdeel 40% en bij het economisch onderdeel 53%. Het economische onderdeel vormde hiermee het enige onderdeel waarop de leerlingen nipt een voldoende haalden!

De meest bedroevende score werd behaald op een vraag uit het maatschappelijke thema in verband met een promotie van USB-sticks, waarbij de voorraad na één dag reeds uitgeput was. Slechts 13% van de leerlingen kende in dit geval zijn rechten. De beste score werd geleverd in het economische gedeelte waar 91% het verschil tussen winst en omzet wel degelijk kende.

Wat wel opviel was dat de economische richtingen op alle onderdelen beter scoorden dan de niet-economische richtingen. Wel moet de bedenking gemaakt worden dat niet-economische richtingen vaker de antwoordmogelijkheid ‘ik weet het niet’ aanduiden. De oorzaak hiervan kan liggen bij het feit dat leerlingen uit economische richtingen ofwel denken het antwoord te weten, ofwel zij gewoon niet eerlijk zijn en niet kunnen toegeven het antwoord niet te weten.

Wat het interesseniveau betreft, werd een vrij neutrale houding vastgesteld, die bij het financiële thema eerder iets negatiever overhelt met 2,75 op 5 en bij het economische thema eerder naar de positieve kant met 3,17 op 5. Het maatschappelijke thema houdt mooi het midden met 3,05 op 5.

Niettegenstaande de enquête gericht is op de financiële, maatschappelijke en economische basiskennis waar iedereen in het dagelijkse leven mee geconfronteerd wordt, is het toch verontrustend dat de leerlingen uit de derde graad een onvoldoende behaalden. De leerlingen weten nauwelijks hoe ze geldig moeten stemmen, wat een doorlopende opdracht is en wanneer men recht heeft op een getrouwheidspremie. Dit is toch noodzakelijke kennis waarover deze jongeren toch moeten beschikken om te kunnen participeren in de hedendaagse maatschappij?

Het onderwijs kan een belangrijke rol spelen in de aanpak van de hedendaagse noden en behoeften van de maatschappij. Bovendien richten de onderzoekers zich niet enkel tot de niet-economische richtingen, ook bij de economische richtingen is er werk aan de winkel. Niettegenstaande er een toch wel merkbaar verschil is tussen beide groepen, hebben de economische richtingen ook nood aan bepaalde kennis. Daarom willen de onderzoekers graag de deuren openen voor een vak algemene vorming, dat zowel aangeboden wordt aan de economische en niet-economische richtingen, waarin er financiële, maatschappelijke en economische thema’s aan bod komen.

Download scriptie (1.99 MB)
Universiteit of Hogeschool
Arteveldehogeschool Gent
Thesis jaar
2012