Are syntactic processes in language and music domain specific?

Joris
Van de Cavey
  • Robert
    Hartsuiker

 

MUZIEK IN TAAL

In de westerse cultuur wordt muziek voornamelijk gezien als een vorm van ontspanning en zelfexpressie. Vanuit wetenschappelijk perspectief wordt ze dan ook eerder bekeken als een bijproduct van de menselijke samenleving, en gaat er meer aandacht uit naar evolutionair functionele capaciteiten zoals taal en geheugen. Maar is deze positie wel gerechtvaardigd?  Over de hele wereld komen mensen dagelijks in aanraking met muziek.  Op deze manier wordt een uitgebreide ervaring met harmonische klanken verworven, hetgeen ervoor zorgt dat mensen reeds op jonge leeftijd gehoorde tonenreeksen kunnen verwerken tot coherente melodieën. Deze vaardigheden staan los van formele training, en kunnen over de hele wereld teruggevonden worden.  Muziek behelst met andere woorden vele basale verwerkingsprocessen die universeel bestudeerd kunnen worden.  Op wetenschappelijk vlak is het dan ook van belang om muziek verder te ontwikkelen als een theoretisch en  toegepast hulpmiddel in onderzoek.  Een voorbeeld vindt men in het domein van taalonderzoek.  Reeds enkele decennia ontvangt taal veel belangstelling van onderzoekers, en bijgevolg zijn er dan ook veel specifieke taaltheorieën ontwikkeld.  De vraag is echter of bepaalde taalprocessen niet eerder deel uitmaken van algemenere, niet-taalspecifieke mechanismen. Muziekstudies zijn uitermate geschikt om deze vraag te beantwoorden. Het is immers zo dat de verwerking van taal en muziek erg grote gelijkenissen bevat. In beiden ontwikkelen mensen door dagelijkse ervaring verscheidene mechanismen om auditieve klankenreeksen te structureren en te verwerken. Huidig onderzoek heeft door gebruik van muzikale experimenten dan ook duidelijk bewijs gevonden voor overlappende verwerkingsprocessen. Dergelijke bevindingen tonen aan hoe het gebruik van muziekverwerking in onderzoek een bijdrage kan leveren aan  verschillende wetenschappelijke domeinen.

Over de hele wereld luisteren mensen dagelijks naar muziek, vaak zonder erbij stil te staan. Nochtans is luisteren naar muziek niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Om de ervaring van muziek te beleven, dienen de tonen die gehoord worden eerst verder verwerkt te worden: verwachtingen worden gemaakt over de volgende tonen, valse klanken en akkoordveranderingen worden geregistreerd, enzovoort. Pas na verschillende mentale bewerkingen ervaren we de gehoorde klankenreeks als een melodie. Deze vaardigheden komen niet tot stand in formele trainingen, maar ontwikkelen zich al van een erg jonge leeftijd door dagdagelijkse ervaring met muziek. Waar de ontwikkeling en aard van dergelijke verwerkingsprocessen voor verscheidene domeinen zoals taal en motoriek reeds uitvoerig bestudeerd zijn , heeft het domein van muziek relatief weinig wetenschappelijke aandacht gekregen. Dit verandert echter niets aan het feit dat muziek veel basale verwerkingsprocessen omvat, die teruggevonden kunnen worden overheen culturen en generaties. Bijgevolg is er in de laatste jaren meer en meer onderzoek dat zich richt op deze verwerkingsprocessen, en zich de vraag stelt hoe het domein van muziek zich verhoudt binnen de meer bestudeerde domeinen van het menselijk functioneren, en hoe dit domein dan ook verder wetenschappelijk en toegepast nut kan hebben.

Een voorbeeld van de recente ontwikkeling in de studie van muziekverwerking is de theorievorming omtrent de relatie tussen muziek- en taalverwerking. Er zijn namelijk grote gelijkenissen in de manier waarop mensen enerzijds aanleren om woordenreeksen te verwerken tot syntactisch gestructureerde zinnen, en anderzijds tonenreeksen leren verwerken tot harmonisch gestructureerde melodieën. Onderzoek naar dergelijke gelijkenissen heeft geleid tot de SSIRH of Shared Structural Integration Resource Hypothesis. Deze stelt dat de structurele integratie van zowel woordenreeksen(taal) als tonenreeksen (muziek) gebaseerd is op gedeelde mechanismen. Hoewel er gescheiden netwerken van syntactische en harmonische regels zijn, zijn de processen die gebruik maken van deze domeinspecifieke regels wel sterk overlappend. Het bewijzen van dergelijke overlap in verwerkingsprocessen zou belangrijke implicaties kunnen hebben op wetenschappelijk en toegepast vlak, maar hoe kan men dergelijke stellingen aantonen?

Een veelgebruikte methode in taalonderzoek is “priming”. Er is  reeds herhaaldelijk gevonden dat wanneer mensen zinnen met een bepaalde structuur verwerken, zij dergelijke structuren later ook opnieuw neigen toe te passen. Zo is er bijvoorbeeld “aanhechtingspriming”, verwijzend naar de indeling die gemaakt wordt tijdens zinsverwerking. Als deelnemers van een experiment een zin te horen krijgen zoals “ik zie de stoelen van de tafel die vuil is”, zullen zij in de zinsverwerking registreren dat in de opdeling van de zin (ik zie de stoelen / van de tafel / die vuil is), het derde deel syntactisch aanhecht aan het tweede ( “die” verwijst namelijk naar de tafel).  Deze mogelijkheid zal dus geactiveerd worden, met als gevolg dat wanneer hierna dezelfde participanten gevraagd worden om een zin aan te vullen als “ik zie de kinderen van de vrouw die...”, zij geneigd zullen zijn om een aanvulling te maken die verwijst naar “de vrouw” ( en zo dus de zelfde aanhechting opnieuw te maken).  De alternatieve oplossing om naar het eerste deel te verwijzen (“ik zie de kinderen van de vrouw die stout zijn”) wordt dan weer meer verkozen als dergelijke aanhechting eerder voorkwam. Het is belangrijk om op te merken dat deze priming enkel kan voorkomen indien de “prime”-structuur via dezelfde processen verwerkt wordt die later ook de structuur van de aanvulling verwerken.

Op basis van de SSIRH wordt geopperd dat de structurele verwerking van zinnen en melodiëen inderdaad gebaseerd is op overlappende processen. Bijgevolg zou “aanhechtingspriming” ook teruggevonden moeten worden ongeacht of de aanhechting die geprimed wordt tot stand gekomen is door de verwerking van woorden- of tonenreeksen. Indien een melodie op basis van harmonische regels tot een bepaalde aanhechtingsstructuur verwerkt wordt , zou een latere zinsaanvulling dus ook een “priming”-effect moeten ondervinden van deze structuur.  Een studie heeft inderdaad aangetoond dat wanneer men participanten melodieën  liet horen met drie onderscheiden gedeeltes (opnieuw laatste deel aanhechtend op het eerste of het tweede deel), deze participanten ook hierna aanvullingen verkozen met dezelfde aanhechtingsstructuur. Dit is dus overeenstemmend met het idee van de SSIRH dat het eerder de specifieke regels en ervaringen zijn die verschillen tussen de twee domeinen, maar dat muziek en taal wel degelijk structurele verwerkingsprocessen delen. Het vinden van dergelijke overlap biedt verschillende uitgangspunten voor wetenschappelijke en toegepaste ontwikkelingen, en met deze bevindingen wordt dan ook getracht om muziek verder te introduceren als een domein van wetenschappelijk onderzoek.

 

Download scriptie (1.22 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012