Het helen van historische wonden: slachtofferperspectieven in post-conflict Peru (1980-2012)

Eva
Willems

 

De schaduw van een gewelddadig verleden

Naast adembenemende Incaruïnes verbergt het Peruaanse Andesgebergte ook nog een minder glorieus en meer recent verleden. Amper drie decennia geleden, van 1980 tot 2000, werd Peru verscheurd door een wreed burgerconflict. De oorlog sloeg diepe wonden die het land nog steeds likt in een moeizaam verwerkingsproces. Historica Eva Willems ging op zoek naar deze historische wonden bij slachtoffers in Peru. 

Revolutie

Een sprong in de tijd: Chuschi, Ayacucho (Peru), 17 mei 1980. Een groep onbekende gewapende mannen die zich voordoen als militairen dringen het verkiezingskantoor van het dorp binnen. Ze verbranden de resultaten van de eerste democratische verkiezingen die georganiseerd werden in Peru na twaalf jaar militaire dictatuur. De daders blijken lid te zijn van de communistische partij Sendero Luminoso (Het Lichtend Pad), wiens haast spirituele leider Guzmán zich volledig afkeert van het politieke systeem. Revolutie, zo verkondigt hij, is het enige middel om de Peruaanse samenleving te veranderen.

Een vuile oorlog

Op basis van deze ideologie startte Sendero Luminoso een guerrillaoorlog tegen alle (vaak vermeende) tegenstanders van de Peruaanse revolutie. De gruwelijkste methodes werden gebruikt om terreur te zaaien bij de bevolking. De campagne van Sendero Luminoso begon hoog in de desolate Andes, in het departement Ayacucho, ver buiten het gezichtsveld van de regeringsleiders in de hoofdstad Lima. Sendero Luminoso zocht met beloftes op een betere toekomst steun bij de arme inheemse boerengemeenschappen. Eens de hoge menselijke prijs die ze hiervoor zouden moeten betalen duidelijk werd, verloor de beweging echter met rasse schreden haar steun bij de burgerbevolking.

Wanneer het Peruaanse leger vanaf 1982 een even gewelddadig tegenoffensief startte, mondde het conflict uit in het meest dodelijke interne conflict uit de Peruaanse geschiedenis. Het land werd verdeeld door geweld, angst en wantrouwen. Pas in september 1992, na ruim tien jaar van terreur, slaagde het leger erin de situatie min of meer onder controle te krijgen.

De weg naar waarheid

Naar het voorbeeld van andere Latijns-Amerikaanse landen zoals Argentinië of El Salvador werd in Peru in 2001 een waarheidscommissie opgericht. Deze commissie had als doel om op basis van getuigenissen van zowel daders als slachtoffers alles wat er zich tijdens de burgeroorlog afgespeeld had op te klaren. De eindbalans van 69 280 slachtoffers ging ver boven de eerder geschatte aantallen en ook het grote aandeel van leger en politie in het geweld werd duidelijk. Maar liefst 75% van de slachtoffers was bovendien afkomstig uit de inheemse boerengemeenschappen op het platteland. De meeste van deze gemeenschappen leven al generaties lang in armoede en hun dagelijkse realiteit staat in schril contrast met de steeds snellere modernisering in de Peruaanse steden.

Loze beloftes

De waarheidscommissie deed allerlei aanbevelingen aan de Peruaanse staat om de slachtoffers te vergoeden voor de materiële en psychologische schade die ze leden tijdens het conflict. Deze aanbevelingen blijven tot op vandaag grotendeels dode letter. Geld brengt de doden niet terug maar kan op zijn minst de schrijnende armoede waarin de slachtoffers leven verzachten. De staat stelt het vergoeden van de slachtoffers echter steeds weer uit met nieuwe smoezen. De inheemse gemeenschappen worden voor de zoveelste keer in de geschiedenis de rug toegekeerd.

Bij gebrek aan initiatief van staatswege zijn het de Peruaanse NGO’s die proberen om het gewelddadige verleden samen met de slachtoffers te verwerken. De herinnering aan het conflict wordt levend gehouden door de strijd om waarheid en gerechtigheid en de zoektocht naar lichamen van slachtoffers die in clandestiene graven terecht kwamen.

Herinneren of vergeten?

Het verleden levend houden betekent in vele gevallen dat oude wonden steeds opnieuw opengereten worden. Toen Eva Willems tijdens haar veldwerk de kans kreeg om rechtstreeks met slachtoffers te praten werden deze wonden haast tastbaar in woorden. “Ik voelde hoe mijn vragen pijn deden en herinneringen opriepen die als naalden door hun gedachten priemden. Alsof ik een pleister van een nog vochtige wonde trok”, aldus Willems. Deze ervaring bracht haar tot dan toe rotsvaste basisveronderstellingen – “herinneringen moeten leven en de geschiedenis mag niet vergeten worden” – aan het wankelen.

Het duivelsdilemma tussen herinneren en vergeten beheerst de omgang met een gewelddadig verleden. De tand des tijds was jarenlang hét paardenmiddel tegen historisch onrecht. “Laat er maar wat tijd overgaan, en iedereen zal het vergeten zijn.” In de laatste drie decennia is er echter zowel in academisch onderzoek als bij NGO’s een duidelijke herinneringstendens. Het helende effect dat vroeger werd toegewezen aan vergeten, wordt nu net aan herinnering toegeschreven. Tijd alleen heelt niet langer alle wonden en slachtoffers hebben recht op herinnering, waarheid en gerechtigheid.

Maar wat te doen als slachtoffers zelf aangeven dat ze liever willen vergeten wat er allemaal gebeurd is? “Wat we het meest nodig hebben zijn pillen om te vergeten”, zo verklaarde een slachtoffer aan de Amerikaanse antropologe K. Theidon.

Het verleden als ziekteverwekker

De grote afwezigheid van psychologische bijstand voor de slachtoffers na het conflict zorgt ervoor dat de trauma’s onverwerkt bleven. In de inheemse gemeenschappen worden de herinneringen aan de oorlog dan ook vaak beschouwd als bron van allerlei ziektes en kwalen. Slechte herinneringen kunnen je vastgrijpen en overvallen in je dromen. Het geheugen kan bezit nemen van een persoon tot deze bezwijkt onder het gewicht van zoveel pijnlijke herinneringen. Moeders geloven dat ze hun verdriet via de borstvoeding doorgeven aan hun kind. De volgende generatie deelt in het leed.

Geschiedenis en herinnering in culturele context

Door het lijden van de slachtoffers in hun culturele context te plaatsen, wordt duidelijk dat het transnationale discours omtrent geschiedenis en herinnering niet altijd aansluit bij de lokale realiteit van de slachtoffers. Door deze realiteiten onder de loep te nemen kan ervoor gezorgd worden dat verwerkingsinitiatieven écht aansluiting vinden bij de leefwereld van slachtoffers. Binnen het hele pleit voor herinnering moet er immers ook ruimte gemaakt worden voor positieve vormen van vergeten die slachtoffers van “the burden of history” (H. White) kunnen bevrijden. Een manier zoeken waarop slachtoffers zich kunnen ontdoen van het gewelddadige verleden en kunnen bouwen aan een rechtvaardigere toekomst: dat blijft volgens Willems immers de inzet van het studieveld rond geschiedenis en herinnering.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012