Translation and interpreting needs of Belgian professional cycling teams

Lien
Van Hoorebeke

Laatste ronde? Dernier tour? Last lap? Die letzte Runde?

Het moderne wielrennen wordt gekenmerkt door een toenemende mondialisering. Een van de grootste gevolgen is de veranderende samenstelling van de wielerploegen: de renners en omkaderingsleden komen van steeds meer verschillende landen en spreken bijgevolg andere talen. Maar hoe worden die taal- en culturele verschillen overbrugd? Aangezien daar nooit eerder onderzoek naar werd gevoerd, verdiept deze thesis zich in de vertaal- en tolkbehoeften van de Belgische professionele wielerploegen.

In de jaren zeventig werd de mondialisering ingezet in de wielerwereld. Terwijl Europa steeds het dominante continent was geweest in de wielrennerij, maakten vanaf die periode ook de andere continenten hun intrede in het peloton. De renners en omkaderingsleden kwamen van steeds meer verschillende landen, en ook de wedstrijden werden stilaan wereldwijd georganiseerd. Deze trend bracht uiteraard ook een hele verandering op taalvlak teweeg. Renners uit dezelfde ploeg spraken plots niet langer dezelfde moedertaal en ook bij wedstrijden in het buitenland werd men vaak geconfronteerd met allerhande taalbarrières.

Deze thesis onderzoekt dan ook hoe de moderne wielerploegen omgaan met deze taal- en culturele verschillen. Als populatie voor dit onderzoek werden de veertien Belgische professionele wielerploegen uitgekozen, waarin tal van verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd zijn. Vooral de twee ProTeams, Omega Pharma – Lotto en Quick Step Cycling Team zijn uitgesproken internationaal georiënteerd met respectievelijk acht en zeven vertegenwoordigde nationaliteiten. Om te polsen naar de vertaal- en tolkbehoeften van de Belgische renners en omkaderingsleden, werd een enquête opgesteld in het Nederlands en het Engels. De klemtoon lag daarbij op de eigen ervaringen van de respondenten: hoe schatten ze hun eigen talenkennis in? Hadden zij binnen de ploeg eerder al communicatieproblemen meegemaakt als gevolg van taalverschillen? Deden ze wel eens een beroep op een vertaler of tolk, en waarom? En zouden zij het zelf eigenlijk nuttig vinden om een vertaler of tolk vast in dienst te nemen?

De reactie van exact zeventig respondenten leverde interessante resultaten op. Ten eerste bleek dat de respondenten vrij positief waren over hun eigen talenkennis. De meesten onder hen gaven aan verschillende talen te spreken, al is enige nuance daarbij niet overbodig. Vermoed wordt dat de deelnemers zich bij de beoordeling gebaseerd hebben op hun eigen gevoel en dus ook die talen aanduidden waarin ze zich min of meer kunnen uitdrukken. Een tweede resultaat is dat slechts een kleine minderheid van hen al taalgebonden communicatieproblemen had ondervonden, ondanks de aanwezigheid van verschillende talen binnen het team. Een logisch gevolg was dat de meerderheid van de respondenten getuigde dat ze nooit eerder de hulp van een vertaler of tolk hadden ingeroepen en dat het bijgevolg niet nuttig zou zijn om een vertaler of tolk vast in dienst te nemen bij de ploeg. Aan de hand van de suggesties van de respondenten konden wel drie alternatieven afgeleid worden, namelijk het gebruik van een gemeenschappelijke taal, het organiseren van taalcursussen voor alle ploegleden en de hulp van ploegmaats bij taal- en communicatieproblemen.

De mondialisering van de wielerwereld blijkt dus al bij al een beperkt effect te hebben op de taal en communicatie bij de Belgische wielerploegen. Ondanks de aanwezigheid van verschillende nationaliteiten en talen, ervaren de ploegleden nauwelijks communicatieproblemen en blijken de vertaal- en tolkbehoeften in de Belgische teams tot op vandaag verwaarloosbaar.

Download scriptie (938.6 KB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2011